Science

‘Aanvraagregels NWO nu terugdraaien is zwabberbeleid’

Ondanks kritiek ziet wetenschapsfinancier NWO geen reden om de ‘inbeddingsgarantie’ voor Vidi-beurzen af te schaffen. Vijf vragen aan NWO-voorzitter Stan Gielen.

Stan Gielen: “Ik vind het heel goed dat de Jonge Akademie ons scherp houdt, maar haar kritiek richt zich eigenlijk niet op ons maar op de universiteiten.”(Foto: Ivar Pel)

Onderzoekers kunnen sinds vorig jaar alleen een Vidi-beurs van wetenschapsfinancier NWO aanvragen als ze een zogenoemde ‘inbeddingsgarantie’ op zak hebben van een onderzoeksinstelling, dat wil zeggen: de belofte dat ze daar aan de slag mogen als ze de beurs binnenhalen. Bij goed functioneren moet hun tijdelijke baan worden omgezet in een vast contract.


De maatregel – bedoeld om de hoge aanvraagdruk op NWO-beurzen terug te dringen – lijkt effect te hebben. Na de invoering van de inbeddingsgarantie is er in 2018 ruim een kwart minder aanvragen ingediend dan in 2017, blijkt uit de evaluatie.


Onaanvaardbaar

NWO-voorzitter Gielen ziet meer voordelen. “Onder de oude regels kwam het soms voor dat een winnaar van een Vidi-beurs na vijf jaar hard werken van de universiteit te horen kreeg: sorry, de beurs is op en we hebben geen baan voor je. Dat overkomt ervaren wetenschappers die dan vaak al 40 jaar oud zijn en een gezin moeten onderhouden. Ik vind dat onaanvaardbaar en hoop dat de inbeddingsgarantie zo’n scenario in de toekomst voorkomt. Dat waarborgt bovendien de continuïteit van het onderzoek, dat ook na het aflopen van de beurs wordt voortgezet.”


‘De Radboud Universiteit laat zien hoe het anders kan’


Met de nieuwe aanpak legt Gielen de bal bij de universiteiten. “We kregen vaak het verwijt dat NWO hun personeelsbeleid te veel bepaalt. Ik ervaar dat anders. Zij lieten het van onze besluiten afhangen of ze iemand wel of geen vaste aanstelling gaven.” Nu kunnen de instellingen aan de voorkant zelf kiezen welke onderzoekers zij het meest kansrijk vinden. “Ze kunnen op die manier kandidaten aandragen die passen bij het profiel van de universiteit.” Hij hoopt dat de kwaliteit van de voorstellen toeneemt nu de instellingen moeten kiezen aan wie ze een inbeddingsgarantie beloven.


  • 1. Volgens de Jonge Akademie (DJA) kijken veel universiteiten niet naar de inhoud van voorstellen. Alleen wie al een vast contract heeft, zou een aanvraag kunnen doen. Wat vindt u van deze kritiek?


“We hebben als NWO nooit bijgehouden welke aanvragers een vaste aanstelling hadden. Voor de evaluatie hebben we deze gegevens voor de jaren 2017-2018 met veel moeite weten te achterhalen. Daaruit blijkt dat het aandeel onderzoekers met een vaste aanstelling 12 procentpunt groter is dan vorig jaar. Of dat eenmalig of structureel is, kunnen we nog niet zeggen, omdat je ieder jaar natuurlijke fluctuaties hebt.


“Ik vind het heel goed dat de Jonge Akademie ons scherp houdt, maar haar kritiek richt zich eigenlijk niet op ons maar op de universiteiten. Eigenlijk zegt zij dat het HRM-beleid van universiteiten veel te conservatief en voorzichtig is. Ook ik vind dat ze best wat minder terughoudend mogen zijn in de toekenning van de inbeddingsgarantie, want ze hebben voldoende vacatures.


“De Radboud Universiteit laat zien hoe het anders kan. Iedereen die een Vidi aanvraagt, krijgt daar een inbeddingsgarantie, ongeacht of de Vidi wordt toegewezen of niet. Ze houden daar goed in de gaten waar de vacatures vrijkomen en gaan actief op zoek naar interessante kandidaten, ook buiten de eigen instelling. Daarbij selecteren ze dus heel duidelijk op kwaliteit.”


  • 2. De Jonge Akademie stelde ook dat wetenschappers die in het buitenland hebben gewerkt geen kans meer maken op een Vidi-beurs. Terecht?


“Deze groep was altijd al klein, gemiddeld zo’n 3 procent van de aanvragers. We zien nu geen afname ten opzichte van 2017. Maar dit is pas een eerste meetmoment; we moeten kijken wat het resultaat op de langere termijn is.”


  • 3. Klopt de kritiek dat onderzoekers met heel innovatieve ideeën minder kans maken omdat ze geen aansluiting hebben bij een universiteit?


“De beurzen zijn primair bedoeld om iemand de mogelijkheid te geven om een onderzoekslijn uit te zetten en een wetenschappelijke carrière op te bouwen. Het idee van de wetenschapper die op zijn zolderkamer aan iets briljants zit te werken is niet meer van deze tijd. We werken nu in teams.”


  • 4. Zo’n onderzoekslijn moet dan wel binnen het profiel van een universiteit vallen. Wat als dat niet zo is?


 “Universiteiten in Nederland hebben allemaal hun zwaartepunten. Als je een waanzinnig plan hebt, maar het past niet in het onderzoek van je eigen instelling, dan ligt het voor de hand dat je naar een universiteit op zoek gaat waar ze dat zwaartepunt wel hebben. Het zal je aanvraag versterken als je in een team van collega’s komt waarmee je kan samenwerken. Als je een goede onderzoeker bent, dan zal dat best lukken.”


  • 5. Wat vindt u van het alternatief dat iedereen een beurs kan aanvragen, maar dat onderzoekers het geld pas krijgen als ze een inbeddingsgarantie hebben?


“Daar ben ik op dit moment niet voor. Het lost namelijk niets op. De aanvraagdruk gaat niet omlaag en bovendien blijft het waarschijnlijk een pré bij de beoordeling van de aanvraag als iemand vooraf al een deal heeft gesloten met een universiteit. Ik zie nu geen reden om de nieuwe regels weer af te schaffen. Dat zou zwabberbeleid zijn.”


HOP, Melanie Zierse en Hein Cuppen

HOP Hoger Onderwijs Persbureau

Do you have a question or comment about this article?

redactie@hogeronderwijspersbureau.nl

Comments are closed.