Voor het eerst geven de universiteiten inzicht in het studiesucces van hun masterstudenten: veertig procent is op tijd klaar, terwijl zo’n vijftien procent de eindstreep zelfs binnen vijf jaar niet haalt. Ook aan de TU Delft is 85 procent na vijf jaar klaar.
De universitaire masteropleidingen waren tot nu toe een black box. De universiteiten maakten niet bekend hoeveel masterstudenten ze jaarlijks verwelkomden. Ook zeiden ze niet hoe snel masterstudenten hun diploma behaalden en hoeveel er afhaakten.
Voor de bacheloropleidingen deden ze dat allemaal al wel. Ze werkten mee aan de komst van een studiebijsluiter, waarin de feiten staan over het studietempo en studiesucces aan de verschillende bacheloropleidingen. Ze sloten ook prestatieafspraken met de minister van Onderwijs over het aantal afhakers in het eerste studiejaar en de snelheid waarmee studenten hun diploma behalen.
Maar in de cijfers over masteropleidingen zou te veel ruis zitten. Die maakte de prestaties van universiteiten moeilijk vergelijkbaar en daarom was het volgens hen beter om alleen een paar landelijke cijfers te noemen en verder geen inzage te geven.
Deze maand kwamen ze daarvan terug. Want het Hoger Onderwijs Persbureau kreeg van het ministerie van Onderwijs de instroomcijfers van Nederlandse masteropleidingen en kon ruwe schattingen maken van het studiesucces per universiteit. Toen heeft universiteitenvereniging VSNU alsnog besloten meer informatie te verstrekken.
Per universiteit
Eerst de eenjarige masteropleidingen. In Groningen, Utrecht en Maastricht slagen de meeste studenten: ongeveer negentig procent behaalt het diploma, al doen sommigen er vier of vijf jaar over. Aan andere universiteiten slaagt ongeveer 85 procent voor de eenjarige masters. Alleen de studenten van Twente blijven daarbij achter, met minder dan tachtig procent geslaagden.
Bij de tweejarige masteropleidingen doet Twente het aanzienlijk beter: na vier jaar is 88 procent klaar van de studenten die in september 2009 instroomden. Alleen Wageningen en Maastricht overtreffen dit: zij leiden negen van de tien masterstudenten naar het diploma. Aan de TU Delft is 80 procent na vier jaar klaar. Een jaar later staat de teller in Delft op 85 procent.
Tempo
Het studietempo is in de loop der jaren omhoog gegaan. Althans, in de eenjarige masteropleidingen. Van elke tien studenten die in september 2007 begonnen, behaalden er drie binnen één jaar hun masterdiploma. Dat steeg naar vier van de tien in 2011. Die uitschieter hing mogelijk samen met de dreiging van de langstudeerboete, want het cohort van september 2012 deed het weer wat kalmer aan.
Studenten van tweejarige opleidingen zijn juist iets langzamer gaan studeren, maar hun tempo lag altijd al hoger: ruim veertig procent is binnen twee jaar klaar en in eerdere jaren was dat zelfs 46 procent.
De instroomcijfers van masteropleidingen worden vertekend door schakelstudenten uit het hbo, die eerst een voorbereidend jaar volgen voordat ze aan hun universitaire master mogen beginnen. Sommige universiteiten telden deze schakelaars mee als masterstudenten, terwijl andere hen als bachelorstudenten registreerden. Zo kwamen ze tot andere optelsommen.
Als deze hbo’ers uitvallen voordat ze aan de echte masteropleiding toekomen, halen zij op papier de prestaties van de een hele lichting studenten omlaag: vooral de TU Delft had daar last van. In deze VSNU-cijfers zijn studenten met een hbo-bachelordiploma daarom buiten beschouwing gelaten.
Harde knip
Een ander probleem is de overgang tussen de bachelor- en masteropleiding. Enkele universiteiten hanteren al jaren een ‘harde knip’: studenten mogen er pas aan hun master beginnen als ze hun bachelordiploma op zak hebben. Andere universiteiten zijn coulanter: daar mogen studenten gerust al wat mastervakken volgen als ze met de laatste loodjes van hun bachelorstudie bezig zijn. Afgelopen jaar zou de harde knip landelijk verplicht worden, maar enkele universiteiten hebben een jaar uitstel gekregen.
Dat maakt het lastig om het studietempo aan de universiteiten te vergelijken: de studenten beginnen immers niet allemaal op nul. Een vergelijking van geslaagden binnen de nominale studieduur heeft voorlopig weinig zin. Maar voor de hoeveelheid uitgereikte diploma’s zou een harde of zachte knip weinig moeten uitmaken. Na één jaar uitloop is het effect al klein. Vier of vijf jaar na aanvang van de masteropleiding is het zo goed als verdwenen.
Comments are closed.