De vorming van een Studenten Service Centrum is in grote lijnen positief ontvangen. Dat blijkt uit het ‘raamwerk veranderingsvoorstellen’ voor de modernisering van de ondersteunende diensten, dat maandag door bonden en college besproken wordt.
br />
Het raamwerk maakt onder meer duidelijk hoe het Studenten Service Centrum en het Bedrijven Service Centrum eruit komen te zien. Naast deze twee centra komt er nog een derde centrum: het Universitair Diensten Centrum. Daarin komen taken terecht waarvan het niet handig is om ze decentraal onder te brengen, zoals deskundigheid op het gebied van arbeidsvoorwaarden, de salarisadministratie en het Mobiliteitscentrum.
Voor het Studenten Service Centrum zijn enkele knopen doorgehakt. Zo is bepaald dat studieadvies in de eerste plaats een zaak blijft van de faculteiten zelf. De eigen psychologische tests verdwijnen; daarvoor moeten studenten voortaan uitwijken naar externe bureaus. Verder stelt het plan dat er één lokatie moet komen voor het studentenadviesbureau, de studentenadministratie en de VSSD. Waar de werving van nieuwe studenten wordt ondergebracht is nog onduidelijk.
Het Bedrijven Service Centrum, met als hoofdmoot het contractbureau, krijgt de Wetenschapswinkel erbij. Het begint ook een service unit voor ‘technostarters’. Onderzoek moet uitwijzen of het zinvol is om samen te werken met Toptech-studies, het bureau dat postdoctorale cursussen verzorgt.
Dienstencluster
De veranderingsvoorstellen delen daarnaast de centrale diensten op in drie grote eenheden. Er komt een Dienst Technische Ondersteuning, die naast de Centraal Elektronische Dienst, het Rekencentrum en de Dienst Informatieontwikkeling van het Bureau (die momenteel worden samengevoegd onder de noemer DIT – dienst informatietechnologie) ook de Centrale Werkplaats omvat. De secretaris-beheerder van Civiele Techniek, ir. F. Higler, gaat deze fusie aansturen.
Aan de bibliotheek worden enkele kleinere eenheden toegevoegd, zoals huisdrukkerij DUP, het Techniek Museum, Studium Generale en het Beeld en Grafisch Centrum. Onder leiding van bibliothecaris dr. L. Waaijers ontstaat dan een Dienst Informatie en Cultuur.
Het derde cluster, de Facilitaire Dienst, bestaat uit het Facilitair Bedrijf aangevuld met CMC/DAAS (beheer en verwerking chemische stoffen) en de Dienst Arbeidsomstandigheden en Milieu.
De fusies van centrale diensten worden beschouwd als aparte deelprojecten binnen de grote reorganisatie. Dat geldt ook voor de vorming van ondersteunende diensten voor clusters, de zogenaamde clusterdiensten, die elk een eigen projectleider krijgen. Het blauwdruk in het veranderplan stelt de norm: een gemiddeld cluster met vijfhonderd voltijdsbanen krijgtbijvoorbeeld bijna zes arbeidsplaatsen voor personeels- en organisatieaangelegenheden en zeven voor financiële zaken.
Volgens het plan, dat nog uitgaat van de oude clusterindeling, waren al enkele projectleiders aangewezen. Maar omdat de clusterindeling is veranderd, ligt deze invulling weer open. De projectleiders zijn afkomstig van ‘onpartijdige’ eenheden (het Bureau van de universiteit of een andere faculteit) en zullen zo’n vier dagen per week aan hun nieuwe taak besteden. Hun eigen werkplek wordt niet opgevuld. Volgens prof.dr.ir. M. de Bruin, projectleider van de modernisering ondersteunende diensten, moeten collega’s de gaten opvullen. ,,Je kunt in een reorganisatie niet alles compenseren. In zo’n proces moet iedereen elkaar een beetje helpen.” (A.d.J.)
De vorming van een Studenten Service Centrum is in grote lijnen positief ontvangen. Dat blijkt uit het ‘raamwerk veranderingsvoorstellen’ voor de modernisering van de ondersteunende diensten, dat maandag door bonden en college besproken wordt.
Het raamwerk maakt onder meer duidelijk hoe het Studenten Service Centrum en het Bedrijven Service Centrum eruit komen te zien. Naast deze twee centra komt er nog een derde centrum: het Universitair Diensten Centrum. Daarin komen taken terecht waarvan het niet handig is om ze decentraal onder te brengen, zoals deskundigheid op het gebied van arbeidsvoorwaarden, de salarisadministratie en het Mobiliteitscentrum.
Voor het Studenten Service Centrum zijn enkele knopen doorgehakt. Zo is bepaald dat studieadvies in de eerste plaats een zaak blijft van de faculteiten zelf. De eigen psychologische tests verdwijnen; daarvoor moeten studenten voortaan uitwijken naar externe bureaus. Verder stelt het plan dat er één lokatie moet komen voor het studentenadviesbureau, de studentenadministratie en de VSSD. Waar de werving van nieuwe studenten wordt ondergebracht is nog onduidelijk.
Het Bedrijven Service Centrum, met als hoofdmoot het contractbureau, krijgt de Wetenschapswinkel erbij. Het begint ook een service unit voor ‘technostarters’. Onderzoek moet uitwijzen of het zinvol is om samen te werken met Toptech-studies, het bureau dat postdoctorale cursussen verzorgt.
Dienstencluster
De veranderingsvoorstellen delen daarnaast de centrale diensten op in drie grote eenheden. Er komt een Dienst Technische Ondersteuning, die naast de Centraal Elektronische Dienst, het Rekencentrum en de Dienst Informatieontwikkeling van het Bureau (die momenteel worden samengevoegd onder de noemer DIT – dienst informatietechnologie) ook de Centrale Werkplaats omvat. De secretaris-beheerder van Civiele Techniek, ir. F. Higler, gaat deze fusie aansturen.
Aan de bibliotheek worden enkele kleinere eenheden toegevoegd, zoals huisdrukkerij DUP, het Techniek Museum, Studium Generale en het Beeld en Grafisch Centrum. Onder leiding van bibliothecaris dr. L. Waaijers ontstaat dan een Dienst Informatie en Cultuur.
Het derde cluster, de Facilitaire Dienst, bestaat uit het Facilitair Bedrijf aangevuld met CMC/DAAS (beheer en verwerking chemische stoffen) en de Dienst Arbeidsomstandigheden en Milieu.
De fusies van centrale diensten worden beschouwd als aparte deelprojecten binnen de grote reorganisatie. Dat geldt ook voor de vorming van ondersteunende diensten voor clusters, de zogenaamde clusterdiensten, die elk een eigen projectleider krijgen. Het blauwdruk in het veranderplan stelt de norm: een gemiddeld cluster met vijfhonderd voltijdsbanen krijgtbijvoorbeeld bijna zes arbeidsplaatsen voor personeels- en organisatieaangelegenheden en zeven voor financiële zaken.
Volgens het plan, dat nog uitgaat van de oude clusterindeling, waren al enkele projectleiders aangewezen. Maar omdat de clusterindeling is veranderd, ligt deze invulling weer open. De projectleiders zijn afkomstig van ‘onpartijdige’ eenheden (het Bureau van de universiteit of een andere faculteit) en zullen zo’n vier dagen per week aan hun nieuwe taak besteden. Hun eigen werkplek wordt niet opgevuld. Volgens prof.dr.ir. M. de Bruin, projectleider van de modernisering ondersteunende diensten, moeten collega’s de gaten opvullen. ,,Je kunt in een reorganisatie niet alles compenseren. In zo’n proces moet iedereen elkaar een beetje helpen.” (A.d.J.)
Comments are closed.