Het toneelstuk ‘1905: Einstein/Picasso, een droom van een ontmoeting’ gaat morgen in de aula in premiÈre. Medewerker bij technische natuurwetenschappen Egbert Balsma schreef en regisseert het stuk, dat het World Year of Physics luister bij moet zetten.
Hoe kom je erbij een toneelstuk te schrijven over Einstein?
“Vorig jaar hoorde ik dat 2005 het World Year of Physics zou zijn: honderd jaar na het productiefste jaar van Albert Einstein. Ook in Nederland werd er vergaderd over hoe dat jaar invulling moest krijgen. Men wilde het jaar aangrijpen om het vak techniek breder onder de aandacht van het publiek te krijgen, om techniek te populariseren. Ik zat daarbij en had daar niet zoveel zin in.”
Slechte ervaringen?
“Precies. Daardoor wist ik dat het effect marginaal zou zijn. Ik raakte er niet door geïnspireerd.”
Wat gebeurde er vervolgens?
“In een gesprek met de opleidingsdirecteur van technische natuurwetenschappen, Eric Lagendijk, die net als ik een theaterliefhebber is, kwam het er zomaar uit: laten we iets doen met Einstein en theater. In het najaar van 2004 was er weer een landelijke vergadering over het World Year of Physics en daar heb ik het idee geopperd, zonder dat ik overigens nog iets op papier had. Iedereen was enthousiast.”
Je had nog geen idee van wat je ging schrijven?
“Ik wist wel welk beeld van Einstein ik wilde gebruiken. Niet dat overbekende beeld van die oude man met dat enorme grijze haar en met die tong uit zijn mond, die vooral bekend was maar niet meer zoveel produceerde. Dit stuk gaat over de jonge, creatieve Einstein. In 1905, toen hij op de top van zijn kunnen was, was hij 26 jaar oud. Kijk naar de studenten van nu. Zo was Einstein ook toen hij jong was. Hij was aantrekkelijk voor vrouwen, zijn leven bruiste, net als de levens van studenten van nu bruisen. Ik heb heel veel literatuur bekeken over Einstein in die jaren en daaruit kwam veel bruikbaar materiaal.”
Geef eens een voorbeeld.
“Historici vragen zich over Einstein, maar ook over andere grote geesten, af hoe ze komen tot zulke grote ideeën en hoe het komt dat zij zo productief zijn. Ik stuitte op een boek van een Britse historicus die Einstein vergelijkt met zijn tijdgenoot Picasso, die in 1905 23 was. Hij ziet een aantal overeenkomsten tussen die twee, zoals hun turbulente levens en de veelheid van dingen waar ze allebei mee bezig waren. Na nog meer zoeken, vond ik een Amerikaans toneelstuk, waarin Einstein en Picasso elkaar ontmoeten in een café in Montmartre.”
In jouw toneelstuk ontmoeten Einstein en Picasso elkaar ook.
“Ik heb dat idee overgenomen. Maar niet het stuk. Dat was typisch Amerikaans. Om elke twee minuten moest daarin een wise crack komen om het publiek te laten lachen. Het is bijna gedwongen lachen en dat vind ik niks. Maar ik heb uit dat stuk wel de setting gebruikt: dat café.”
Dit is het Einsteinjaar. Is het niet raar om daarin ook Picasso centraal te stellen?
“Het accent in mijn stuk, waaraan overigens ook Annelies Gietelink heeft bijgedragen, ligt op Einstein. Maar je hebt wel iets van confrontatie nodig om dingen zichtbaar te krijgen. Picasso en Einstein zijn twee haantjes. Ze vinden zichzelf geweldig, zijn behoorlijk eigengereid. Einstein is daarom zelfs van de universiteit weggestuurd.”
Wat gebeurt er in jouw stuk tussen Einstein en Picasso?
“Het verschil tussen voelen en denken komt naar voren. Picasso roept tegen Einstein: ‘Ik creëer, jij denkt alleen maar, je bent een hoofd met beentjes, ik beroer het hart.’ Einstein roept terug: ‘Maar ik beroer het hoofd.’ Ik laat ze als in hun klassieke western allebei hun potloden trekken.”
Hoofd en hart. Wie ben jij zelf?
“Als ik tussen Einstein en Picasso moet kiezen, dan kies ik Picasso. Zijn worsteling herken ik beter dan die van Einstein. Die laatste straalt een pedante zekerheid uit, terwijl Picasso heel veel twijfel en een moeite om dingen onder woorden te brengen laat zien. Picasso is grillig, dat zie je ook in zijn schilderijen: steeds weer een andere stijl.”
Je zegt: historici vragen zich af hoe grote geesten tot hun ideeën komen, hoe het mogelijk is dat ze zo productief zijn. Hoe zit dat met Einstein?
“Zowel bij hem als bij Picasso komen hun grote ideeën naar buiten als hun levens ontzettend turbulent zijn. Einstein was niet met oogkleppen op met één klein dingetje bezig. Dat kan ook niet als je vriendin zwanger is en je geen werk kunt vinden. Blijkbaar komen juist in zulke hectiek grote dingen tot stand. Al krijgen we niet echt te pakken hoe dat precies zit.”
Wil je met je stuk zeggen: Einstein was ook maar een mens?
“Als je het in één zin wil zeggen, ja.”
Maar leren we in jouw stuk de echte jonge Einstein wel kennen?
“Niks wat er in het stuk wordt gezegd, is bedacht. Het is gebaseerd op historisch materiaal. Zoals de brieven die Einstein aan zijn vrouw heeft geschreven. Hun brievenwisseling is een jaar of tien geleden gepubliceerd. Daaruit komt een beeld naar voren van hoe hij dacht en sprak.”
Als een echt genie?
“Nee, heel normaal. Hij scheldt zijn moeder grof uit, gebruikt allerlei koosnaampjes voor zijn lief. ‘Wilde straatkat’, bijvoorbeeld. De taal die we in het stuk gebruiken, hebben we uit die brieven geplukt. Hij wordt daar menselijker door.”
Een stuk schrijven en regisseren en dat in korte tijd. Houd je nog wel tijd over voor je andere werk?
“Dat is nu minimaal, mijn werk lijdt hieronder. Normaal gesproken houd ik me bij technische natuurwetenschappen bezig met alles wat met collegedemonstraties te maken heeft. Ik doe, zeg maar, gastoptredens met opstellingen. Nu heb ik daar maar weinig tijd voor, maar dat was al van tevoren bekend. Een productie maken is heel intensief. Met het schrijven ben je 24 uur per dag bezig, tot je er gek van wordt. Je zit voortdurend met de tekst in je hoofd. Dat is voor de omgeving niet altijd prettig, maar die roes is ook best aangenaam.”
Hoe komt een natuurkundige bij toneel terecht?
“Toen ik vijftig was, heb ik een opleiding voor regisseur/acteur gevolgd. Daarvoor speelde ik al toneel op de school van mijn kinderen. Sinds de opleiding schrijf ik stukken. Dit is de eerste keer dat ik dat doe in opdracht van de TU.”
Wat verwacht je van morgen?
“Ik ben heel erg benieuwd. Wat belangrijk is, is dat mensen niet hun best gaan doen om alles te begrijpen. Door de speelstijl proberen we ze daar ook geen tijd voor te geven. Het is de bedoeling dat deze productie de toeschouwers overkomt. Dat is in het theater een manier van werken. Het achterliggende idee is, dat als er in confrontatie met kunst iets wil gebeuren, dat een toeschouwer dan onbevangen moet zijn. Daar zijn verschillende methoden voor, zoals humor en chaos. De bedoeling is dat het publiek fenomenen waarneemt, zonder reflectie. Want als je erover gaat nadenken, onderga je het minder. Als mensen gaan nadenken, is het stuk mislukt.”
Daar zal Einstein de denker niet blij mee zijn.
“Dat weet ik niet. Hij heeft het ook over vrij spel en verwondering. Hij was wel met denken bezig, maar daarbinnen had hij, vermoed ik, zoveel vrijheid dat hij dingen kon zien, die anderen niet zien.”
WIE IS EGBERT BALSMA?
‘Een jaar of acht, negen’ werkt Egbert Balsma (59) aan de TU. Daarvoor was hij docent natuurkunde en techniek aan de lerarenopleiding in Rotterdam. Toen Balsma bij technische natuurwetenschappen begon, was zijn opdracht oud leermateriaal te vervangen door nieuw. Inmiddels zet hij vooral proefopstellingen op, waarmee hij vervolgens tijdens colleges demonstraties geeft. Zijn liefde voor toneel was voor Balsma één van de redenen om te verkassen naar de TU. “Hier werk ik alleen overdag, dat geeft me ‘s avonds alle tijd voor toneel.” Balsma’s theatergezelschap gaat na de premiÈre morgen het hele land door met ‘1905: Einstein/Picasso: een droom van een ontmoeting’.
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Hoe kom je erbij een toneelstuk te schrijven over Einstein?
“Vorig jaar hoorde ik dat 2005 het World Year of Physics zou zijn: honderd jaar na het productiefste jaar van Albert Einstein. Ook in Nederland werd er vergaderd over hoe dat jaar invulling moest krijgen. Men wilde het jaar aangrijpen om het vak techniek breder onder de aandacht van het publiek te krijgen, om techniek te populariseren. Ik zat daarbij en had daar niet zoveel zin in.”
Slechte ervaringen?
“Precies. Daardoor wist ik dat het effect marginaal zou zijn. Ik raakte er niet door geïnspireerd.”
Wat gebeurde er vervolgens?
“In een gesprek met de opleidingsdirecteur van technische natuurwetenschappen, Eric Lagendijk, die net als ik een theaterliefhebber is, kwam het er zomaar uit: laten we iets doen met Einstein en theater. In het najaar van 2004 was er weer een landelijke vergadering over het World Year of Physics en daar heb ik het idee geopperd, zonder dat ik overigens nog iets op papier had. Iedereen was enthousiast.”
Je had nog geen idee van wat je ging schrijven?
“Ik wist wel welk beeld van Einstein ik wilde gebruiken. Niet dat overbekende beeld van die oude man met dat enorme grijze haar en met die tong uit zijn mond, die vooral bekend was maar niet meer zoveel produceerde. Dit stuk gaat over de jonge, creatieve Einstein. In 1905, toen hij op de top van zijn kunnen was, was hij 26 jaar oud. Kijk naar de studenten van nu. Zo was Einstein ook toen hij jong was. Hij was aantrekkelijk voor vrouwen, zijn leven bruiste, net als de levens van studenten van nu bruisen. Ik heb heel veel literatuur bekeken over Einstein in die jaren en daaruit kwam veel bruikbaar materiaal.”
Geef eens een voorbeeld.
“Historici vragen zich over Einstein, maar ook over andere grote geesten, af hoe ze komen tot zulke grote ideeën en hoe het komt dat zij zo productief zijn. Ik stuitte op een boek van een Britse historicus die Einstein vergelijkt met zijn tijdgenoot Picasso, die in 1905 23 was. Hij ziet een aantal overeenkomsten tussen die twee, zoals hun turbulente levens en de veelheid van dingen waar ze allebei mee bezig waren. Na nog meer zoeken, vond ik een Amerikaans toneelstuk, waarin Einstein en Picasso elkaar ontmoeten in een café in Montmartre.”
In jouw toneelstuk ontmoeten Einstein en Picasso elkaar ook.
“Ik heb dat idee overgenomen. Maar niet het stuk. Dat was typisch Amerikaans. Om elke twee minuten moest daarin een wise crack komen om het publiek te laten lachen. Het is bijna gedwongen lachen en dat vind ik niks. Maar ik heb uit dat stuk wel de setting gebruikt: dat café.”
Dit is het Einsteinjaar. Is het niet raar om daarin ook Picasso centraal te stellen?
“Het accent in mijn stuk, waaraan overigens ook Annelies Gietelink heeft bijgedragen, ligt op Einstein. Maar je hebt wel iets van confrontatie nodig om dingen zichtbaar te krijgen. Picasso en Einstein zijn twee haantjes. Ze vinden zichzelf geweldig, zijn behoorlijk eigengereid. Einstein is daarom zelfs van de universiteit weggestuurd.”
Wat gebeurt er in jouw stuk tussen Einstein en Picasso?
“Het verschil tussen voelen en denken komt naar voren. Picasso roept tegen Einstein: ‘Ik creëer, jij denkt alleen maar, je bent een hoofd met beentjes, ik beroer het hart.’ Einstein roept terug: ‘Maar ik beroer het hoofd.’ Ik laat ze als in hun klassieke western allebei hun potloden trekken.”
Hoofd en hart. Wie ben jij zelf?
“Als ik tussen Einstein en Picasso moet kiezen, dan kies ik Picasso. Zijn worsteling herken ik beter dan die van Einstein. Die laatste straalt een pedante zekerheid uit, terwijl Picasso heel veel twijfel en een moeite om dingen onder woorden te brengen laat zien. Picasso is grillig, dat zie je ook in zijn schilderijen: steeds weer een andere stijl.”
Je zegt: historici vragen zich af hoe grote geesten tot hun ideeën komen, hoe het mogelijk is dat ze zo productief zijn. Hoe zit dat met Einstein?
“Zowel bij hem als bij Picasso komen hun grote ideeën naar buiten als hun levens ontzettend turbulent zijn. Einstein was niet met oogkleppen op met één klein dingetje bezig. Dat kan ook niet als je vriendin zwanger is en je geen werk kunt vinden. Blijkbaar komen juist in zulke hectiek grote dingen tot stand. Al krijgen we niet echt te pakken hoe dat precies zit.”
Wil je met je stuk zeggen: Einstein was ook maar een mens?
“Als je het in één zin wil zeggen, ja.”
Maar leren we in jouw stuk de echte jonge Einstein wel kennen?
“Niks wat er in het stuk wordt gezegd, is bedacht. Het is gebaseerd op historisch materiaal. Zoals de brieven die Einstein aan zijn vrouw heeft geschreven. Hun brievenwisseling is een jaar of tien geleden gepubliceerd. Daaruit komt een beeld naar voren van hoe hij dacht en sprak.”
Als een echt genie?
“Nee, heel normaal. Hij scheldt zijn moeder grof uit, gebruikt allerlei koosnaampjes voor zijn lief. ‘Wilde straatkat’, bijvoorbeeld. De taal die we in het stuk gebruiken, hebben we uit die brieven geplukt. Hij wordt daar menselijker door.”
Een stuk schrijven en regisseren en dat in korte tijd. Houd je nog wel tijd over voor je andere werk?
“Dat is nu minimaal, mijn werk lijdt hieronder. Normaal gesproken houd ik me bij technische natuurwetenschappen bezig met alles wat met collegedemonstraties te maken heeft. Ik doe, zeg maar, gastoptredens met opstellingen. Nu heb ik daar maar weinig tijd voor, maar dat was al van tevoren bekend. Een productie maken is heel intensief. Met het schrijven ben je 24 uur per dag bezig, tot je er gek van wordt. Je zit voortdurend met de tekst in je hoofd. Dat is voor de omgeving niet altijd prettig, maar die roes is ook best aangenaam.”
Hoe komt een natuurkundige bij toneel terecht?
“Toen ik vijftig was, heb ik een opleiding voor regisseur/acteur gevolgd. Daarvoor speelde ik al toneel op de school van mijn kinderen. Sinds de opleiding schrijf ik stukken. Dit is de eerste keer dat ik dat doe in opdracht van de TU.”
Wat verwacht je van morgen?
“Ik ben heel erg benieuwd. Wat belangrijk is, is dat mensen niet hun best gaan doen om alles te begrijpen. Door de speelstijl proberen we ze daar ook geen tijd voor te geven. Het is de bedoeling dat deze productie de toeschouwers overkomt. Dat is in het theater een manier van werken. Het achterliggende idee is, dat als er in confrontatie met kunst iets wil gebeuren, dat een toeschouwer dan onbevangen moet zijn. Daar zijn verschillende methoden voor, zoals humor en chaos. De bedoeling is dat het publiek fenomenen waarneemt, zonder reflectie. Want als je erover gaat nadenken, onderga je het minder. Als mensen gaan nadenken, is het stuk mislukt.”
Daar zal Einstein de denker niet blij mee zijn.
“Dat weet ik niet. Hij heeft het ook over vrij spel en verwondering. Hij was wel met denken bezig, maar daarbinnen had hij, vermoed ik, zoveel vrijheid dat hij dingen kon zien, die anderen niet zien.”
WIE IS EGBERT BALSMA?
‘Een jaar of acht, negen’ werkt Egbert Balsma (59) aan de TU. Daarvoor was hij docent natuurkunde en techniek aan de lerarenopleiding in Rotterdam. Toen Balsma bij technische natuurwetenschappen begon, was zijn opdracht oud leermateriaal te vervangen door nieuw. Inmiddels zet hij vooral proefopstellingen op, waarmee hij vervolgens tijdens colleges demonstraties geeft. Zijn liefde voor toneel was voor Balsma één van de redenen om te verkassen naar de TU. “Hier werk ik alleen overdag, dat geeft me ‘s avonds alle tijd voor toneel.” Balsma’s theatergezelschap gaat na de premiÈre morgen het hele land door met ‘1905: Einstein/Picasso: een droom van een ontmoeting’.
(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Comments are closed.