De overheidsuitgaven per student zijn enigszins achteruit gegaan. Nederland behoorde in 2006 nog wel tot de internationale kopgroep. Alleen Denemarken, Zwitserland, Noorwegen, Zweden en de Verenigde Staten besteden per student meer geld dan Nederland.
Alleen Denemarken, Zwitserland, Noorwegen, Zweden en de Verenigde Staten besteden per student meer geld dan Nederland. Dat blijkt uit het jaarlijkse OESO-rapport ‘Education at a glance’, waarin de dertig aangesloten landen in tientallen tabellen hun onderwijs vergelijken. Het gaat om cijfers van voor de economische crisis.
Eerste plaats
In Nederland blijven studenten relatief iets langer in het hoger onderwijs dan in andere landen. Over de jaren uitgesmeerd besteedt Nederland dus nog meer aan studenten. Zo bezien staan we op de gedeelde eerste plaats met Zwitserland, Oostenrijk en Zweden. De rekenmeesters hebben de uitkomsten gecorrigeerd voor de koopkracht.
Economische crisis
De cijfers lopen tot het jaar 2007, toen de economische crisis nog niet in beeld was. Daarom kunnen de getallen niet zomaar naar het heden vertaald worden. Neem de uitgaven aan hoger onderwijs als percentage van het bruto binnenlands product. In 2006 was dat in Nederland 1,5 procent. Dat was meer dan het gemiddelde van de OESO-landen: 1,4 procent.
Koplopers
Canada (2,7 procent), Korea (2,5 procent) en de Verenigde Staten (2,9 procent) staken toen ver boven de rest uit. Helemaal onderaan stonden Turkije (0,8 procent) en Italië (0,9 procent). Maar de nationale welvaart is ernstig verstoord door de economische crisis, waardoor die cijfers er inmiddels waarschijnlijk totaal anders uitzien.
Private middelen
In zes jaar tijd hebben de landen van de OESO het budget voor universiteiten en hogescholen met een kwart verhoogd. De Nederlandse uitgaven stegen ook, maar slechts met elf procent. De private middelen blijken in Nederland sinds de eeuwwisseling harder toegenomen, namelijk met 31 procent. Maar internationaal ging het bijna drie keer zo snel: 87 procent.
Even veel geld
Samenvattend: anders dan de Nederlandse universiteiten zeggen de internationale rekenmeesters dat de overheidsbijdrage per student nauwelijks achteruit is gegaan. Er kwamen meer studenten, maar daar trok de overheid ook extra geld voor uit. Nederland behoort nog altijd tot de kopgroep. Wel klopt het dat het buitenland het budget voor hoger onderwijs sneller verhoogt.
BNP en investeringen
Volgens de OESO bestaat er een duidelijk verband tussen het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking en investeringen in lager en middelbaar onderwijs. Investeringen in hoger onderwijs betalen zich echter niet zo duidelijk terug.
Internationale studenten
Uit de cijfers blijkt ook dat er sinds de eeuwwisseling wereldwijd meer dan één miljoen studenten extra buiten de eigen landsgrenzen zijn gaan studeren. In het jaar 2000 waren er nog geen twee miljoen ‘internationale studenten’, terwijl het er nu meer dan drie miljoen zijn.
Dertig landen vormen samen de OESO. Veel EU-landen horen erbij, maar bijvoorbeeld ook Turkije, de Verenigde Staten, Korea en Japan.
,
Kees Daleboudt (1944) studeerde vijf jaar theologie in Kampen toen hij, ‘om geen rare capriolen te hoeven uithalen’, trouwde. “Samenwonen was toen nog net niet aan de orde.” Zijn kinderen en zijn zieke schoonmoeder kostten vervolgens zo veel tijd dat alles anders liep dan gepland. Daleboudt werd bij scheepswerf Wilton-Fijenoord assistent van iemand ‘die daar volstrekt overbodig was’. “Als mijn baas er was, had ik één uur per dag werk en als hij met vakantie was wel drie uur.” Zijn vaste vakantiebaantje bracht hem bij de abonnementenadministratie van de Dagbladunie. Hij rolde in de automatisering, werd teamchef en belandde bij Elsevier Opleidingen. Toen dit bedrijf na tien jaar geen fulltime informatieanalist meer nodig had, werd hij ‘de man van de onderwijsadministratie’ bij Bouwkunde. In 2002 begon hij als voorzitter van de ondernemingsraad. Die taak combineerde hij tot deze week met het secretariaat van de examencommissie van Bouwkunde.
Dat blijkt uit het jaarlijkse OESO-rapport ‘Education at a glance’, waarin de dertig aangesloten landen in tientallen tabellen hun onderwijs vergelijken. Het gaat om cijfers van voor de economische crisis.
Eerste plaats
In Nederland blijven studenten iets langer in het hoger onderwijs dan in andere landen. Over de jaren uitgesmeerd besteedt Nederland dus nog meer aan studenten. Zo bezien staan we op de gedeelde eerste plaats met Zwitserland, Oostenrijk en Zweden. De rekenmeesters hebben de uitkomsten gecorrigeerd voor de koopkracht.
Economische crisis
De cijfers lopen tot het jaar 2007, toen de economische crisis nog niet in beeld was. Daarom kunnen de getallen niet zomaar naar het heden worden vertaald. Neem de uitgaven aan hoger onderwijs als percentage van het bruto binnenlands product. In 2006 was dat in Nederland 1,5 procent. Dat was meer dan het gemiddelde van de OESO-landen: 1,4 procent.
Koplopers
Canada (2,7 procent), Korea (2,5 procent) en de Verenigde Staten (2,9 procent) staken toen ver boven de rest uit. Helemaal onderaan stonden Turkije (0,8 procent) en Italië (0,9 procent). Maar de nationale welvaart is ernstig verstoord door de economische crisis, waardoor die cijfers er inmiddels waarschijnlijk totaal anders uitzien.
Private middelen
In zes jaar tijd hebben de landen van de OESO het budget voor universiteiten en hogescholen met een kwart verhoogd. De Nederlandse uitgaven stegen ook, maar slechts met elf procent. De private middelen blijken in Nederland sinds de eeuwwisseling harder toegenomen, namelijk met 31 procent. Maar internationaal ging het bijna drie keer zo snel: 87 procent.
Evenveel geld
Samenvattend: anders dan de Nederlandse universiteiten zeggen de internationale rekenmeesters dat de overheidsbijdrage per student nauwelijks achteruit is gegaan. Er kwamen meer studenten, maar daar trok de overheid ook extra geld voor uit. Nederland behoort nog altijd tot de kopgroep. Wel klopt het dat het buitenland het budget voor hoger onderwijs sneller verhoogt.
BNP en investeringen
Volgens de OESO bestaat er een duidelijk verband tussen het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking en investeringen in lager en middelbaar onderwijs. Investeringen in hoger onderwijs betalen zich echter niet zo duidelijk terug.
Internationale studenten
Uit de cijfers blijkt ook dat er sinds de eeuwwisseling wereldwijd meer dan één miljoen studenten extra buiten de eigen landsgrenzen zijn gaan studeren. In het jaar 2000 waren er nog geen twee miljoen ‘internationale studenten’, terwijl het er nu meer dan drie miljoen zijn.
Dertig landen vormen samen de OESO. Veel EU-landen horen erbij, maar bijvoorbeeld ook Turkije, de Verenigde Staten, Korea en Japan.
Comments are closed.