De gemiddelde mens voelt zich door de bank genomen middelmatig. Daar kun je lang over praten, maar het blijft een feit. Er zijn ook bijzonder veel gemiddelde mensen.
Vraag maar aan Gauss, die was zelf buitengewoon, maar wiskundig gaf hij middelmaat een centrale plek. Er loopt één persoon op deze aarde, één uniek mens tussen zeven miljard anderen, die is het állergemiddelst. Een IQ van 100,000000001. Hij verdient het aller-modaalst en heeft exact 2,37024 kinderen. Wie hij of zij is, dat weet niemand want dat interesseert geen hond.
Wat ons interesseert zijn de uiterste uitlopers van de Gauss-curve: de hyperintelligenten, de wonderkinderen en de topsporters. Bijzondere mensen met uitzonderlijke prestaties. Daarvoor staan we in de rij van de theaters, organiseren we wereldkampioenschappen en hangen we ze in onze musea. We worden opgewonden en kortademig van al dat talent. Vooral kleine kinderen raken ons in het diepst van ons wezen. Een driejarige die ‘The flight of the bumblebee’ achterstevoren kan spelen op een tuba. Of een foetus die in Garmisch-Partenkirchen van de hoge een wereldrecord springt. Viraal succes op Youtube gegarandeerd!
Zelfs het andere uiterste scoort hoge kijkcijfers bij het gemiddelde publiek: de allerdomsten en onhandigsten van de planeet. De audities van X-factor staan nog in ons netvlies gebrand. De oneindige parade van nietskunners zonder zelfkennis. Of programma’s waarin mensen met een aangeboren verkeersafwijking in een auto stappen met een bak water op het dak (want dan worden ze nat, snap je. Is dat niet geestig?). En in de categorie van ultieme prefrontale kotex-televisie: het in sangria gedrenkte sprookje van ‘Barbie, Jokertje en de zeven IQ-punten’.
Nog fascinerender dan heel slimme mensen zijn heel slimme machines. Slimme mensen in witte jassen werken aan kunstmatige intelligentie. Terwijl andere geleerden nog bakkeleien over wát intelligentie eigenlijk is, proberen zij het alvast na te maken. Slim! Bouw de machine en laat hem zelf uitrekenen wat intelligentie is.
Tegelijkertijd waarschuwen andere slimme mensen voor kunstmatige superintelligentie: computers die menselijke prestaties in redeneren, problemen oplossen en creativiteit doen verbleken. Wat als computers ons over vijf jaar ver achter zich laten op creatief gebied? Muziek, boeken, cocktails, televisieformats, wapensystemen, zandsculpturen: wat het ook is, computers doen het beter. Wat zou dat voor impact hebben op ons mensen?
Durft Lady Gaga nog iets te bedenken, als de Crea-Bot 3000 al een maand lang in een stijf uitverkocht Ahoy speelt? Welke dichter zet zijn pen nog op papier, als er op MIT een laser-poëzie-printer twenty-four-seven de sterren van de hemel dicht? Is dat een wenselijke toekomst? En tóch kunnen we het niet laten om die machine te bouwen. Want ons creatieve brein kan niet anders. De nieuwsgierige onderzoekers zullen en moeten dit proberen te maken. Want stel je toch voor dat dat kan. Dat zou het ultieme bewijs zijn van onze genialiteit. Dat we ons eigen evenbeeld hebben geschapen, én nog beter dan dat!
En dus gaan we door. Zo lang, totdat een machine ons met zijn glimmende saffierglazen oog zal aankijken en met een vriendelijke, synthetische vrouwenstem zegt: “O slimme mens… hoe heb je ooit zo dóm kunnen zijn mij te bedenken?”
Comments are closed.