Cees Dekker, universiteitshoogleraar en hoogleraar moleculaire biofysica bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen, krijgt maandag 3 september de Leermeesterprijs 2018 van het Universiteitsfonds Delft. “Het is fascinerend hoe de werkelijkheid in elkaar zit.”
Naast synthetische cellen bouwen en DNA lusjes onderzoeken, schreef hij een kinderboek, helpt bij een asielzoekerscentrum, speelt hij een paar muziekinstrumenten en schildert hij met zijn onderzoeksgroep. Waar haalt prof.dr.ir. Cees Dekker al die tijd vandaan?
De Leermeesterprijs wordt sinds 1994 uitgereikt aan een hoogleraar die uitblinkt in onderzoek en onderwijs. Geen punten of jury, maar aanbevelingen van studenten en promovendi zijn het criterium voor de prijs. “Ik vind het bijzonder om deze prijs te winnen”, aldus Cees Dekker. “Ik ben blij dat er erkenning is voor wat ik doe en dat ik blijkbaar een voorbeeldfunctie heb.”
Cees Dekker is geen onbekende op de TU Delft. Zijn koolstofnanobuisjes werden wereldberoemd en de door hem opgezette richting nanobiologie is inmiddels een complete afdeling. Hij hielp onder andere met onderzoek naar het uitlezen van DNA, waardoor we nu personalised medicine ontwikkelen en kunnen achterhalen wie een misdadiger is.
Hoe hoorde u dat u de Leermeesterprijs kreeg?
“Ik had in mijn agenda een afspraak met de decaan staan, maar dat was natuurlijk onzin. Er kwam tijdens ons gesprek een nanobiology student binnen om te vertellen dat er een probleem was en toen ik eenmaal meegelopen was, stond er een fles champagne en werd ik gefeliciteerd.”
De Leermeesterprijs laat de menselijke kant zien van een hoogleraar. Hoe komt u zo populair onder uw studenten en promovendi?
“Studenten en promovendi zijn individueel heel verschillend. Ze komen met verschillende motivaties naar de TU. Sommigen willen uitzoeken hoe de wereld in elkaar zit. Een soort amateurfilosofen. Maar anderen zitten veel praktischer in elkaar, zij willen graag technieken leren en toepassen in de industrie. Die verschillende types studenten wil ik verschillend bedienen. In mijn groep studenten en promovendi heb ik de structuur overdacht, ik maak teams van mensen die voor elkaar een klankbord vormen. Ik zoek mensen die wetenschappelijk top zijn, maar ook communicatief en invoelend. Dat is heel subjectief. Ik heb leren vertrouwen op een soort intuïtie om kandidaten ook op die menselijke kanten te selecteren.”
“Wat ik studenten wil meegeven, is verwondering. Verwondering is voor mij de drijfveer in onderzoek. Ik kan mij blijvend verwonderen en ik wil uitzoeken wat de samenhang is van het al. Dat komt ook naar voren in het schilderij ‘Curiosity’ dat in mijn kantoor hangt en dat ik samen met een groep bij mij thuis heb gemaakt – losse onderdelen die samen toch één geheel vormen.”
Wie was uw eigen leermeester?
“Hans Mooij. Ik promoveerde in Utrecht en kwam in 1993 naar Delft. Hij leerde mij om niet te kijken naar wat er op dit moment funding oplevert, maar wat de grote wetenschappelijke uitdagingen in de toekomst zijn. Je kunt richting geven aan het fundinglandschap, in plaats van het fundinglandschap te volgen.”
De Leermeesterprijs bestaat 25 jaar, toevallig net zo lang als u aan de TU werkzaam bent. Wat hebt u in die tijd allemaal gedaan?
“Ik vond vooral de fundamentele wetenschap aantrekkelijk. In Delft kwam een positie vrij bij vastestoffysica. Ik startte een nieuwe onderzoekslijn. We bedachten dat het mogelijk moest zijn om de elektrische geleiding door een enkel molecuul te meten. We kregen keurig een veelbelovend molecuul, van een zogenaamd geleidend polymeer, tussen twee elektroden. Maar wat bleek? Het geleidde helemaal niet.”
“Het was bepaald een domper op de zaak, want dat was de nieuwe richting die ik was ingeslagen. Er was nieuw materiaal, koolstofnanobuisjes, kleine buisjes van grafeen op een bepaalde manier opgerold. Ik regelde dat we materiaal uit Houston kregen om te testen. Dat dat geleidde fantastisch goed! Daarmee hebben we voor het eerst laten zien dat je elektrische geleiding kunt meten door een enkel molecuul en er een transistor mee kunt bouwen.”
“Het was een doorslaand succes. Ik was veertig, werd hoogleraar, en kon nog jaren doorgaan met die koolstofnanobuisjes. Toch kriebelde het. Ik had steeds meer interesse in de biologie. Het feit dat je moleculaire motortjes in je lichaam hebt vond ik fascinerend. Hoe dat mechanisch werkte was nog niet erg bekend. Ik startte een nieuwe onderzoeksgroep in de biofysica, met als onderwerp de ‘nanobiologie’, een term die nog niet eens bestond. Dat is uitgegroeid tot deze hele afdeling bionanoscience.”
Hoe blijft u enthousiast?
“Dat gaat vanzelf! Omdat de materie hartstikke interessant is! Het is fascinerend hoe de werkelijkheid in elkaar zit. We hebben nu technieken om op een miljoenste van een millimeter naar enkele moleculen te kijken en te zien wat daarin gebeurt. Ik wil niet alleen onderzoeken hoe de mechanismen werken, maar ook uitzoeken hoe de moleculen samenwerken om levende systemen te bouwen. Kunnen we synthetische cellen bouwen? Hoe zit de natuur in elkaar op dit niveau? Dat soort vragen boeien mij wezenloos.”
U bent een gelovig christen. U gaat een discussie over geloof en wetenschap niet uit de weg. Is uw mening over het geloof en wetenschap de afgelopen 25 jaar veranderd?
“Enerzijds niet, want 25 jaar terug was ik ook een gelovige die gedreven werd door verwondering en met wetenschap meer wilde ontdekken van deze wereld. Ik voel een verantwoordelijkheid om als wetenschapper geloof en wetenschap te verbinden en aan het grote publiek uit te leggen dat die twee juist harmonieus samenhangen.”
“Anderzijds heeft mijn denken over geloof en wetenschap zich verdiept. Vijftien jaar geleden woedde er een debat over Intelligent Design (een stroming die stelt dat je objectief kunt bewijzen dat de natuur een ontwerp kent, red.), een idee waar ik interesse in had maar waar ik inmiddels afstand van heb genomen. De diepere discussie gaat over welk wereldbeeld de werkelijkheid het beste beschrijft, een seculier of religieus wereldbeeld. Ik denk dat laatste, omdat het recht doet aan de betekenis van het al. Naast de discussie met atheïstische collega’s over het bestaan van God, ga ik ook de discussie aan met gelovigen, vooral over schepping en evolutie. In orthodox-christelijke kring staan mensen soms huiverig tegenover de wetenschap van oerknal en evolutie. Ik leg beide groepen graag uit dat geloof en wetenschap goed samengaan.”
“Ik redigeerde meerdere boeken over geloof en wetenschap, ‘Geleerd en gelovig’ bijvoorbeeld. Recent schreef ik met kinderboekenschijfster Corien Oranje een kinderboek ‘Topnerd Tycho’ voor christelijke kinderen tussen de acht en twaalf jaar. Ook kinderen van die leeftijd hebben vragen over geloof en wetenschap. In ons boek beleeft een schoolklas een heel avontuur waar ze gaandeweg discussiëren over God, Darwin, evolutie en schepping. We laten zien dat geloof en wetenschap prima samengaan.”
“Naast deze discussie en de wetenschap ben ik ook met andere dingen bezig. Ik help in de kerk met de intellectuele vorming en ik leid daar ook kerkdiensten. Ik speel in de kerk muziek op gitaar en sopraansax en een paar keer per jaar leef ik me uit op contrabas, mandoline, dobro en banjo in jamsessies op bluegrassfestivals. Ik runde lange tijd met twee gezinnen opvangplekken voor jongeren die een steuntje in de rug nodig hadden. En ik help nu in een asielzoekerscentrum.”
Dat u daar tijd voor hebt!
“Tijd is prioriteit. Je moet tijd maken voor dingen die je belangrijk vindt. Ik heb een hoop energie, een hele dag op het strand zitten trek ik niet. Na twee uurtjes wil ik weer wat doen. Ik wil God dienen, nuttig zijn voor mijn naasten en fundamentele wetenschap bedrijven. Ik droom ervan, soms zelfs letterlijk, om dingen uit te zoeken. Bijvoorbeeld hoe DNA-structuur zijn rol speelt in cellen. Ik wil die synthetische cellen kunnen maken zodat we basisprincipes leren kennen over hoe cellen werken.”
U bent nu 59. Denkt u wel eens aan uw pensioen?
“Nee, totaal niet. Ik wil graag nog een hele tijd door, maar de universiteit maakt dat niet makkelijk. Op een gegeven moment krijg je geen toestemming meer om promovendi aan te nemen en word je er langzaam uitgewerkt. Dat is in de Verenigde Staten wel anders, daar heb je professoren van boven de negentig. Sommige leeftijdsgenoten vragen me, hoe lang ‘moet je nog’ tot je pensioen? Hahaha! Zo zit ik echt niet in elkaar, ik wil nog cellen bouwen, de DNA structurering van onze cellen uitpuzzelen! Op dit moment wil ik nog in volle vaart door en heb ik geen enkele neiging om te stoppen.”
Lees ook het gesprek dat Jonge Geesten, een samenwerkingsverband met Delta Lab, in november 2017 had met Cees Dekker.
Meer weten over Cees Dekker en zijn werk?
Cees Dekker Lab
Curriculum Vitae Cees Dekker (pdf)
Roos van Tongeren / Redacteur
Comments are closed.