Campus

Een sociaal-democratische kunsttempel

Na een grondige restauratie werd vorige week Berlage’s Gemeentemuseum in Den Haag heropend. Ter gelegenheid daarvan zijn er interieurontwerpen van de bouwmeester tentoongesteld.


1 Het Gemeentemuseum, dat genoeg heeft aan daglicht

Nog nooit werd er in Nederland zoveel energie en geld gestoken in het restaureren van een twintigste eeuws monument. Bijna twee jaar is men bezig geweest om het museum, dat in 1935, een jaar na Berlage’s dood, werd opgeleverd, weer een fris aanzien te geven. Het werk, uitgevoerd door architect Job Roos, kostte 52 miljoen gulden. Een gigantisch bedrag, maar vergeleken met het prijskaartje van zijn jongste aanwinst, de Victor Boogie Woogie, dat 80 miljoen gulden kostte, is alles relatief.

Van buiten ziet het museum, dat door velen als het mooiste van Nederland wordt beschouwd, eruit alsof het pas gebouwd is. De gele bakstenen werden niet alleen gereinigd, maar er werden ook meer dan honderdduizend nieuwe aangebracht. De ‘sociaal-democratische kunsttempel’ ligt weer op zijn zondags, met zijn prachtige overdekte toegangsgalerij tussen twee vijvers, in de stedelijke schoot van Den Haag, op een plek die wat allure betreft andere Nederlandse steden ver achter zich laat.


2 Drinkservies, uitgevoerd door Glasfabriek Leerdam

Het Haagse Gemeentemuseum was het laatste gebouw dat Berlage (1856-1934) heeft ontworpen. In eerste aanleg had hij een veel groter gebouw voor ogen, maar het ontwerp, dat hij in 1920 presenteerde, stuitte op weerstand van een gemeentelijke commissie. De zaak sleepte zich voort, totdat hij in 1927 een nieuw plan mocht maken. Binnen twee maanden kwam de 72-jarige Berlage met een schets. Hij tekende erbij aan dat hij de klus vanwege zijn hoge leeftijd wellicht niet alleen kon klaren. Uiteindelijk zou zijn rechterhand en schoonzoon, de Zwitserse architect Emil E. Strasser, de voltooiing leiden.
Ritmiek

Tussen de Amsterdamse Koopmansbeurs (1898-1903), de huidige Beurs van Berlage, en het Haags Gemeentemuseum lijkt een wereld van verschil te liggen. Terwijl het beursgebouw eruit ziet als een robuust fort, valt het Gemeentemuseum op door de harmonische, strakke ritmiek van de verspringende daken en gevelpartijen. Beide gebouwen tonen de ontwikkelingsgang van de moderne architectuur in Nederland tijdens de eerste drie decennia van deze eeuw. Toch dragen ze alletwee het Berlagiaanse adagium uit van ‘eenheid in de veelheid’.

Navenante verschillen tussen beide hoogtepunten in het oeuvre van Berlage zijn ook aanwezig in het interieur. Het beursgebouw is van binnen indrukwekkend groot met zijn bakstenen wanden en gietijzeren constructie, het Gemeentemuseum is ook monumentaal, maar veel intiemer en lichter, met wit geschilderde wanden die her en der zijn gedecoreerd met gekleurde tegelbanen. Het is nog altijd éénvan de weinige musea ter wereld dat genoeg heeft aan daglicht. Wel zijn tijdens de restauratie lamellen onder de glazen kappen aangebracht om het felste zonlicht te temperen.


3 Egyptische stoel, met ingelegd ivoor, circa 1895

En dat is niet de enige ingreep die de schepping van Berlage anders maakt dan toen deze werd opgeleverd. Restauratiewerk behelst het maken van keuzen en vertoont altijd de eigentijdse opvattingen van de restaurator of de opdrachtgever. Zo zijn de authentieke lambrizeringen in het gebouw gesneuveld, omdat deze niet zouden passen bij de hedendaagse opvatting over hoe men een tentoonstelling inricht. Verder is er een Modegalerij aan toegevoegd. Daarvoor is onder de binnentuin van het museum een kelder gegraven. Aan de ander kant zijn veel latere toevoegingen weggehaald.
Lichtkronen

Ter gelegenheid van de opening lopen er in het Gemeentemuseum drie speciale tentoonstellingen. In samenwerking met twee Russische musea zijn twaalf schilderijen van Kandinsky naar Den Haag gehaald, die hij heeft gemaakt rond 1913, plus een aantal bekende werken uit Nederlandse collecties. Er is een overzicht te zien van de grootste particuliere verzameling zilver uit de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie. En er loopt een nog nooit eerder vertoonde expositie van interieurontwerpen van Berlage.


4 Archiefkastje met ijzeren beslag, ook uit 1895

Berlage heeft naast gebouwen en stedebouwkundige plannen ook de meest uiteenlopende meubelstukken en gebruiksvoorwerpen ontworpen. Deze maakte hij niet alleen voor zijn eigen gebouwen, maar hij leverde deze ook voor de Amsterdamse interieurzaak ‘t Binnenhuis en de Leerdamse glasfabriek. De opvattingen die hij als architect huldigde, komen ook terug in zijn interieurstukken. Hij schuwt overbodige decoratie en streeft ‘eerlijke’ constructies en materiaalgebruik na.

De meeste meubelstukken die in het museum staan opgesteld heeft Berlage rond de eeuwwisseling gemaakt. Ze zijn allemaal even bijzonder. Dat geldt voor de vorm en de constructie, zoals een ronde stoel met zes poten, en soms ook voor het formaat, want enkele meubels, waaronder een bank en een tekeningenkast, zijn reusachtig groot. Het merendeel van de meubels is gemaakt van eikenhout en voorzien van ijzeren beslag. Verder hangen er ook een aantal roodkoperen lichtkronen met peertjes, die niet zouden misstaan in een middeleeuwse burcht. Ook deze contrasteren scherp met de frisse klaarheid van het opgeknapte Gemeentemuseum. Het is de wereld van de jonge Berlage, de Berlage van het beursgebouw.

,,,


1 Het Gemeentemuseum, dat genoeg heeft aan daglicht

Nog nooit werd er in Nederland zoveel energie en geld gestoken in het restaureren van een twintigste eeuws monument. Bijna twee jaar is men bezig geweest om het museum, dat in 1935, een jaar na Berlage’s dood, werd opgeleverd, weer een fris aanzien te geven. Het werk, uitgevoerd door architect Job Roos, kostte 52 miljoen gulden. Een gigantisch bedrag, maar vergeleken met het prijskaartje van zijn jongste aanwinst, de Victor Boogie Woogie, dat 80 miljoen gulden kostte, is alles relatief.

Van buiten ziet het museum, dat door velen als het mooiste van Nederland wordt beschouwd, eruit alsof het pas gebouwd is. De gele bakstenen werden niet alleen gereinigd, maar er werden ook meer dan honderdduizend nieuwe aangebracht. De ‘sociaal-democratische kunsttempel’ ligt weer op zijn zondags, met zijn prachtige overdekte toegangsgalerij tussen twee vijvers, in de stedelijke schoot van Den Haag, op een plek die wat allure betreft andere Nederlandse steden ver achter zich laat.


2 Drinkservies, uitgevoerd door Glasfabriek Leerdam

Het Haagse Gemeentemuseum was het laatste gebouw dat Berlage (1856-1934) heeft ontworpen. In eerste aanleg had hij een veel groter gebouw voor ogen, maar het ontwerp, dat hij in 1920 presenteerde, stuitte op weerstand van een gemeentelijke commissie. De zaak sleepte zich voort, totdat hij in 1927 een nieuw plan mocht maken. Binnen twee maanden kwam de 72-jarige Berlage met een schets. Hij tekende erbij aan dat hij de klus vanwege zijn hoge leeftijd wellicht niet alleen kon klaren. Uiteindelijk zou zijn rechterhand en schoonzoon, de Zwitserse architect Emil E. Strasser, de voltooiing leiden.
Ritmiek

Tussen de Amsterdamse Koopmansbeurs (1898-1903), de huidige Beurs van Berlage, en het Haags Gemeentemuseum lijkt een wereld van verschil te liggen. Terwijl het beursgebouw eruit ziet als een robuust fort, valt het Gemeentemuseum op door de harmonische, strakke ritmiek van de verspringende daken en gevelpartijen. Beide gebouwen tonen de ontwikkelingsgang van de moderne architectuur in Nederland tijdens de eerste drie decennia van deze eeuw. Toch dragen ze alletwee het Berlagiaanse adagium uit van ‘eenheid in de veelheid’.

Navenante verschillen tussen beide hoogtepunten in het oeuvre van Berlage zijn ook aanwezig in het interieur. Het beursgebouw is van binnen indrukwekkend groot met zijn bakstenen wanden en gietijzeren constructie, het Gemeentemuseum is ook monumentaal, maar veel intiemer en lichter, met wit geschilderde wanden die her en der zijn gedecoreerd met gekleurde tegelbanen. Het is nog altijd éénvan de weinige musea ter wereld dat genoeg heeft aan daglicht. Wel zijn tijdens de restauratie lamellen onder de glazen kappen aangebracht om het felste zonlicht te temperen.


3 Egyptische stoel, met ingelegd ivoor, circa 1895

En dat is niet de enige ingreep die de schepping van Berlage anders maakt dan toen deze werd opgeleverd. Restauratiewerk behelst het maken van keuzen en vertoont altijd de eigentijdse opvattingen van de restaurator of de opdrachtgever. Zo zijn de authentieke lambrizeringen in het gebouw gesneuveld, omdat deze niet zouden passen bij de hedendaagse opvatting over hoe men een tentoonstelling inricht. Verder is er een Modegalerij aan toegevoegd. Daarvoor is onder de binnentuin van het museum een kelder gegraven. Aan de ander kant zijn veel latere toevoegingen weggehaald.
Lichtkronen

Ter gelegenheid van de opening lopen er in het Gemeentemuseum drie speciale tentoonstellingen. In samenwerking met twee Russische musea zijn twaalf schilderijen van Kandinsky naar Den Haag gehaald, die hij heeft gemaakt rond 1913, plus een aantal bekende werken uit Nederlandse collecties. Er is een overzicht te zien van de grootste particuliere verzameling zilver uit de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie. En er loopt een nog nooit eerder vertoonde expositie van interieurontwerpen van Berlage.


4 Archiefkastje met ijzeren beslag, ook uit 1895

Berlage heeft naast gebouwen en stedebouwkundige plannen ook de meest uiteenlopende meubelstukken en gebruiksvoorwerpen ontworpen. Deze maakte hij niet alleen voor zijn eigen gebouwen, maar hij leverde deze ook voor de Amsterdamse interieurzaak ‘t Binnenhuis en de Leerdamse glasfabriek. De opvattingen die hij als architect huldigde, komen ook terug in zijn interieurstukken. Hij schuwt overbodige decoratie en streeft ‘eerlijke’ constructies en materiaalgebruik na.

De meeste meubelstukken die in het museum staan opgesteld heeft Berlage rond de eeuwwisseling gemaakt. Ze zijn allemaal even bijzonder. Dat geldt voor de vorm en de constructie, zoals een ronde stoel met zes poten, en soms ook voor het formaat, want enkele meubels, waaronder een bank en een tekeningenkast, zijn reusachtig groot. Het merendeel van de meubels is gemaakt van eikenhout en voorzien van ijzeren beslag. Verder hangen er ook een aantal roodkoperen lichtkronen met peertjes, die niet zouden misstaan in een middeleeuwse burcht. Ook deze contrasteren scherp met de frisse klaarheid van het opgeknapte Gemeentemuseum. Het is de wereld van de jonge Berlage, de Berlage van het beursgebouw.


1 Het Gemeentemuseum, dat genoeg heeft aan daglicht

Nog nooit werd er in Nederland zoveel energie en geld gestoken in het restaureren van een twintigste eeuws monument. Bijna twee jaar is men bezig geweest om het museum, dat in 1935, een jaar na Berlage’s dood, werd opgeleverd, weer een fris aanzien te geven. Het werk, uitgevoerd door architect Job Roos, kostte 52 miljoen gulden. Een gigantisch bedrag, maar vergeleken met het prijskaartje van zijn jongste aanwinst, de Victor Boogie Woogie, dat 80 miljoen gulden kostte, is alles relatief.

Van buiten ziet het museum, dat door velen als het mooiste van Nederland wordt beschouwd, eruit alsof het pas gebouwd is. De gele bakstenen werden niet alleen gereinigd, maar er werden ook meer dan honderdduizend nieuwe aangebracht. De ‘sociaal-democratische kunsttempel’ ligt weer op zijn zondags, met zijn prachtige overdekte toegangsgalerij tussen twee vijvers, in de stedelijke schoot van Den Haag, op een plek die wat allure betreft andere Nederlandse steden ver achter zich laat.


2 Drinkservies, uitgevoerd door Glasfabriek Leerdam

Het Haagse Gemeentemuseum was het laatste gebouw dat Berlage (1856-1934) heeft ontworpen. In eerste aanleg had hij een veel groter gebouw voor ogen, maar het ontwerp, dat hij in 1920 presenteerde, stuitte op weerstand van een gemeentelijke commissie. De zaak sleepte zich voort, totdat hij in 1927 een nieuw plan mocht maken. Binnen twee maanden kwam de 72-jarige Berlage met een schets. Hij tekende erbij aan dat hij de klus vanwege zijn hoge leeftijd wellicht niet alleen kon klaren. Uiteindelijk zou zijn rechterhand en schoonzoon, de Zwitserse architect Emil E. Strasser, de voltooiing leiden.
Ritmiek

Tussen de Amsterdamse Koopmansbeurs (1898-1903), de huidige Beurs van Berlage, en het Haags Gemeentemuseum lijkt een wereld van verschil te liggen. Terwijl het beursgebouw eruit ziet als een robuust fort, valt het Gemeentemuseum op door de harmonische, strakke ritmiek van de verspringende daken en gevelpartijen. Beide gebouwen tonen de ontwikkelingsgang van de moderne architectuur in Nederland tijdens de eerste drie decennia van deze eeuw. Toch dragen ze alletwee het Berlagiaanse adagium uit van ‘eenheid in de veelheid’.

Navenante verschillen tussen beide hoogtepunten in het oeuvre van Berlage zijn ook aanwezig in het interieur. Het beursgebouw is van binnen indrukwekkend groot met zijn bakstenen wanden en gietijzeren constructie, het Gemeentemuseum is ook monumentaal, maar veel intiemer en lichter, met wit geschilderde wanden die her en der zijn gedecoreerd met gekleurde tegelbanen. Het is nog altijd éénvan de weinige musea ter wereld dat genoeg heeft aan daglicht. Wel zijn tijdens de restauratie lamellen onder de glazen kappen aangebracht om het felste zonlicht te temperen.


3 Egyptische stoel, met ingelegd ivoor, circa 1895

En dat is niet de enige ingreep die de schepping van Berlage anders maakt dan toen deze werd opgeleverd. Restauratiewerk behelst het maken van keuzen en vertoont altijd de eigentijdse opvattingen van de restaurator of de opdrachtgever. Zo zijn de authentieke lambrizeringen in het gebouw gesneuveld, omdat deze niet zouden passen bij de hedendaagse opvatting over hoe men een tentoonstelling inricht. Verder is er een Modegalerij aan toegevoegd. Daarvoor is onder de binnentuin van het museum een kelder gegraven. Aan de ander kant zijn veel latere toevoegingen weggehaald.
Lichtkronen

Ter gelegenheid van de opening lopen er in het Gemeentemuseum drie speciale tentoonstellingen. In samenwerking met twee Russische musea zijn twaalf schilderijen van Kandinsky naar Den Haag gehaald, die hij heeft gemaakt rond 1913, plus een aantal bekende werken uit Nederlandse collecties. Er is een overzicht te zien van de grootste particuliere verzameling zilver uit de tijd van de Verenigde Oostindische Compagnie. En er loopt een nog nooit eerder vertoonde expositie van interieurontwerpen van Berlage.


4 Archiefkastje met ijzeren beslag, ook uit 1895

Berlage heeft naast gebouwen en stedebouwkundige plannen ook de meest uiteenlopende meubelstukken en gebruiksvoorwerpen ontworpen. Deze maakte hij niet alleen voor zijn eigen gebouwen, maar hij leverde deze ook voor de Amsterdamse interieurzaak ‘t Binnenhuis en de Leerdamse glasfabriek. De opvattingen die hij als architect huldigde, komen ook terug in zijn interieurstukken. Hij schuwt overbodige decoratie en streeft ‘eerlijke’ constructies en materiaalgebruik na.

De meeste meubelstukken die in het museum staan opgesteld heeft Berlage rond de eeuwwisseling gemaakt. Ze zijn allemaal even bijzonder. Dat geldt voor de vorm en de constructie, zoals een ronde stoel met zes poten, en soms ook voor het formaat, want enkele meubels, waaronder een bank en een tekeningenkast, zijn reusachtig groot. Het merendeel van de meubels is gemaakt van eikenhout en voorzien van ijzeren beslag. Verder hangen er ook een aantal roodkoperen lichtkronen met peertjes, die niet zouden misstaan in een middeleeuwse burcht. Ook deze contrasteren scherp met de frisse klaarheid van het opgeknapte Gemeentemuseum. Het is de wereld van de jonge Berlage, de Berlage van het beursgebouw.