Het allocatiemodel ligt weer op de operatietafel. Dat betekent commotie, want het gevolg is dat de centen voortaan anders verdeeld gaan worden. Het nut van dit soort exercities is echter betrekkelijk.
Een van de meest relativerende opmerkingen van de afgelopen tijd viel op te tekenen uit de mond van prof.dr.ir. D. Reinhoudt van de vakgroep supramoleculaire chemie en technologie van de Universiteit van Amsterdam. Reinhoudt had net een topscore gehaald in de Journal of the American Chemical Society en sprak: ,,Hoewel je ook hoog in de citatie index komt als je ergens iets heel doms hebt beweerd, zegt het natuurlijk wel wat.”
Laten we er voor het gemak vanuitgaan dat wetenschappers zichzelf niet moedwillig te kijk zetten. Dan zijn kwantitatieve gegevens dus inderdaad een manier om kwaliteit een beetje te meten. Het is daarom logisch dat er een commissie Begeleiding Toepassing Allocatiemodel (BTA) bestaat die kwantiteit en kwaliteit op een zo eerlijk mogelijke manier aan elkaar probeert te koppelen. Ook is het logisch dat dat allocatiemodel zo af en toe eens aangepast moet worden aan de veranderende omstandigheden. Merkwaardig daarentegen is de gedachte dat veranderingen in het model van invloed zouden zijn op de kwaliteit van het geleverde.
Dit laatste is grotendeels een illusie die berust op het uit de quantummechanica bekende verschijnsel dat het meetinstrument van invloed is op het gemetene. Om het maar even simpel te zeggen: wetenschappers verdringen zich met hun onderzoekjes bij de kassa met de mooiste juffrouw. Als de directie besluit middels plastische chirurgie de schoonheidsprijzen anders te verdelen, dan heeft dat wel invloed op de verdeling van de rijen, maar niet op de inhoud van het onderzoek.
Dit is zeker geen verwijt van fraude in de richting van de onderzoekers. Zij behalen resultaten op grond van onderzoeksvoorstellen die al eindeloos door de ambtelijke molen zijn gedraaid. Het valt hun niet kwalijk te nemen dat zij bij de vormgeving van hun resultaten kiezen voor de wijze die voor hen het voordeligst is. Als zij een aansprekend resultaat behaald hebben, kunnen ze misschien kiezen tussen twee papers op conferenties of één artikel in een gerenommeerd tijdschrift. Dan ligt het voor de hand dat de waardering van beide alternatieven in het allocatiemodel een belangrijke rol gaat spelen.
Vorm
Het allocatiemodel beïnvloedt daarmee niet zozeer de kwaliteit van het onderzoek als wel de vorm waarin het eindresultaat gegoten wordt. Veranderingen in het allocatiemodel beïnvloedendan logischerwij ook in de eerste plaats die vorm.
Stel, bijvoorbeeld, dat het cvb, onder de indruk van de kwaliteit van de Delftse octrooien, zou besluiten de beloning daarvoor te verdubbelen. In het voorlichtingskatern bij deze Delta valt te lezen dat zich op de faculteiten nog een enorm potentieel aan octrooien bevindt. Die bron zou dan onmiddellijk aangeboord worden. Omdat nu alleen de supervondsten geoctrooieerd worden, zou het gevolg wel zijn dat de gemiddelde kwaliteit van de octrooien afneemt. Een nieuwe commissie BTA komt daar op den duur uiteraard achter, zodat de waardering van octrooien weer verminderd wordt, totdat het gemiddelde niveau weer gestegen is. Enzovoort.
Natuurlijk kan het geen kwaad het bed zo af en toe eens op te schudden, maar al teveel heil daarvan verwachten is onverstandig. Kwantiteit blijft een afgeleide eenheid. Kwaliteit valt op maar één manier echt te meten: laten lezen door een deskundige.
Het allocatiemodel ligt weer op de operatietafel. Dat betekent commotie, want het gevolg is dat de centen voortaan anders verdeeld gaan worden. Het nut van dit soort exercities is echter betrekkelijk.
Een van de meest relativerende opmerkingen van de afgelopen tijd viel op te tekenen uit de mond van prof.dr.ir. D. Reinhoudt van de vakgroep supramoleculaire chemie en technologie van de Universiteit van Amsterdam. Reinhoudt had net een topscore gehaald in de Journal of the American Chemical Society en sprak: ,,Hoewel je ook hoog in de citatie index komt als je ergens iets heel doms hebt beweerd, zegt het natuurlijk wel wat.”
Laten we er voor het gemak vanuitgaan dat wetenschappers zichzelf niet moedwillig te kijk zetten. Dan zijn kwantitatieve gegevens dus inderdaad een manier om kwaliteit een beetje te meten. Het is daarom logisch dat er een commissie Begeleiding Toepassing Allocatiemodel (BTA) bestaat die kwantiteit en kwaliteit op een zo eerlijk mogelijke manier aan elkaar probeert te koppelen. Ook is het logisch dat dat allocatiemodel zo af en toe eens aangepast moet worden aan de veranderende omstandigheden. Merkwaardig daarentegen is de gedachte dat veranderingen in het model van invloed zouden zijn op de kwaliteit van het geleverde.
Dit laatste is grotendeels een illusie die berust op het uit de quantummechanica bekende verschijnsel dat het meetinstrument van invloed is op het gemetene. Om het maar even simpel te zeggen: wetenschappers verdringen zich met hun onderzoekjes bij de kassa met de mooiste juffrouw. Als de directie besluit middels plastische chirurgie de schoonheidsprijzen anders te verdelen, dan heeft dat wel invloed op de verdeling van de rijen, maar niet op de inhoud van het onderzoek.
Dit is zeker geen verwijt van fraude in de richting van de onderzoekers. Zij behalen resultaten op grond van onderzoeksvoorstellen die al eindeloos door de ambtelijke molen zijn gedraaid. Het valt hun niet kwalijk te nemen dat zij bij de vormgeving van hun resultaten kiezen voor de wijze die voor hen het voordeligst is. Als zij een aansprekend resultaat behaald hebben, kunnen ze misschien kiezen tussen twee papers op conferenties of één artikel in een gerenommeerd tijdschrift. Dan ligt het voor de hand dat de waardering van beide alternatieven in het allocatiemodel een belangrijke rol gaat spelen.
Vorm
Het allocatiemodel beïnvloedt daarmee niet zozeer de kwaliteit van het onderzoek als wel de vorm waarin het eindresultaat gegoten wordt. Veranderingen in het allocatiemodel beïnvloedendan logischerwij ook in de eerste plaats die vorm.
Stel, bijvoorbeeld, dat het cvb, onder de indruk van de kwaliteit van de Delftse octrooien, zou besluiten de beloning daarvoor te verdubbelen. In het voorlichtingskatern bij deze Delta valt te lezen dat zich op de faculteiten nog een enorm potentieel aan octrooien bevindt. Die bron zou dan onmiddellijk aangeboord worden. Omdat nu alleen de supervondsten geoctrooieerd worden, zou het gevolg wel zijn dat de gemiddelde kwaliteit van de octrooien afneemt. Een nieuwe commissie BTA komt daar op den duur uiteraard achter, zodat de waardering van octrooien weer verminderd wordt, totdat het gemiddelde niveau weer gestegen is. Enzovoort.
Natuurlijk kan het geen kwaad het bed zo af en toe eens op te schudden, maar al teveel heil daarvan verwachten is onverstandig. Kwantiteit blijft een afgeleide eenheid. Kwaliteit valt op maar één manier echt te meten: laten lezen door een deskundige.
Comments are closed.