Nieuwe aanwinsten van de bibliotheek die ook interessant zijn voor niet-vakspecialisten. World disasters report 1996 (Oxford, University, 1996) is geen boek om vrolijk van te worden. Deze uitgave van het Rode Kruis geeft een overzicht van de rampgebieden van 1995 en van de activiteiten van de hulporganisaties daar.
Op twee uitzonderingen na (de aardbeving in Kobe en de bom in Oklahoma) zijn het allemaal verhalen over honger, soms door natuurlijke omstandigheden, soms als bewust wapen in een oorlog. Dat laatste gebeurde in 1995 in 31 landen. In nog eens 12 andere landen zorgde oorlog voor voedseltekorten, hoewel het veroorzaken van honger niet tot de strategie van de strijdende partijen hoorde.
Ongeveer tweederde van de 500 miljoen gulden die het Rode Kruis in 1995 te besteden had, ging op aan grootschalige stromen van vluchtelingen, vooral in Afrika (Rwanda en Liberia). Nog eens twintig procent ging naar mensen die niet op de vlucht zijn maar wel alles verloren hebben (Afghanistan, Cambodja). De afgelopen tien jaar is de hulp aan ontheemden bijna vervijfvoudigd – en het einde van de groei is nog niet in zicht.
Het jaarboek is uiteraard in de eerste plaats bedoeld om de feiten en cijfers op een rijtje te krijgen, maar de schrijvers hebben hun best gedaan om er geen abstract verhaal van te maken. Waar mogelijk zijn persoonlijke getuigenissen van slachtoffers en hulpverleners opgenomen om het verhaal zo concreet mogelijk te houden.
Russell Bourne, Invention in America (Flucrum, Golden CO, 1996) is lichter leeswerk. Dit rijk geïllustreerde boek behandelt het Amerikaanse uitvinderdom. Uiteraard ontkomt Bourne er niet aan de meeste aandacht te besteden aan grote namen als Edison, Morse, Bell en Colt. Gelukkig blijft er genoeg ruimte over om ook de minder bekende geesten te noemen – Charles Goodyear, bijvoorbeeld, uitvinder van de vulcanisatie van rubber. De uitvinder van de universele gehaktmolen blijft jammer genoeg anoniem.
Ook is er aandacht voor de marketing van vondsten, een kunst die onder meer door zeepfabrikant William Colgate goed verstaan werd. Prachtig zijn ook de advertenties voor wonderoliën, die beloven dankzij exotische ingrediënten de gebruiker van alle mogelijke kwalen te genezen. Het belangrijkste werkzame ingrediënt was vaak alcohol, hoewel er ook een drankje gebaseerd was op cocaïne en cola-noten – maar dat meldt Bourne helaas niet.
Ten slotte, in de sector ‘ja, dat is ook een vakgebied’: Pipeline crossings (New York, ASCE, 1996) . De 25 auteurs geven een overzicht van technieken om pijplijnen aan te leggen onder snelwegen, sporen en waterwegen door (of eroverheen). Aan alles is gedacht en voor alles bestaan aparte standaards. Zo bestaan er normen voor pijplijnen onder vliegvelden waarBoeing 747’s landen, om maar eens wat te noemen.
(C.J.)
World disasters report 1996 (Oxford, University, 1996) is geen boek om vrolijk van te worden. Deze uitgave van het Rode Kruis geeft een overzicht van de rampgebieden van 1995 en van de activiteiten van de hulporganisaties daar. Op twee uitzonderingen na (de aardbeving in Kobe en de bom in Oklahoma) zijn het allemaal verhalen over honger, soms door natuurlijke omstandigheden, soms als bewust wapen in een oorlog. Dat laatste gebeurde in 1995 in 31 landen. In nog eens 12 andere landen zorgde oorlog voor voedseltekorten, hoewel het veroorzaken van honger niet tot de strategie van de strijdende partijen hoorde.
Ongeveer tweederde van de 500 miljoen gulden die het Rode Kruis in 1995 te besteden had, ging op aan grootschalige stromen van vluchtelingen, vooral in Afrika (Rwanda en Liberia). Nog eens twintig procent ging naar mensen die niet op de vlucht zijn maar wel alles verloren hebben (Afghanistan, Cambodja). De afgelopen tien jaar is de hulp aan ontheemden bijna vervijfvoudigd – en het einde van de groei is nog niet in zicht.
Het jaarboek is uiteraard in de eerste plaats bedoeld om de feiten en cijfers op een rijtje te krijgen, maar de schrijvers hebben hun best gedaan om er geen abstract verhaal van te maken. Waar mogelijk zijn persoonlijke getuigenissen van slachtoffers en hulpverleners opgenomen om het verhaal zo concreet mogelijk te houden.
Russell Bourne, Invention in America (Flucrum, Golden CO, 1996) is lichter leeswerk. Dit rijk geïllustreerde boek behandelt het Amerikaanse uitvinderdom. Uiteraard ontkomt Bourne er niet aan de meeste aandacht te besteden aan grote namen als Edison, Morse, Bell en Colt. Gelukkig blijft er genoeg ruimte over om ook de minder bekende geesten te noemen – Charles Goodyear, bijvoorbeeld, uitvinder van de vulcanisatie van rubber. De uitvinder van de universele gehaktmolen blijft jammer genoeg anoniem.
Ook is er aandacht voor de marketing van vondsten, een kunst die onder meer door zeepfabrikant William Colgate goed verstaan werd. Prachtig zijn ook de advertenties voor wonderoliën, die beloven dankzij exotische ingrediënten de gebruiker van alle mogelijke kwalen te genezen. Het belangrijkste werkzame ingrediënt was vaak alcohol, hoewel er ook een drankje gebaseerd was op cocaïne en cola-noten – maar dat meldt Bourne helaas niet.
Ten slotte, in de sector ‘ja, dat is ook een vakgebied’: Pipeline crossings (New York, ASCE, 1996) . De 25 auteurs geven een overzicht van technieken om pijplijnen aan te leggen onder snelwegen, sporen en waterwegen door (of eroverheen). Aan alles is gedacht en voor alles bestaan aparte standaards. Zo bestaan er normen voor pijplijnen onder vliegvelden waarBoeing 747’s landen, om maar eens wat te noemen.
(C.J.)
Comments are closed.