Education

Gebrek aan toponderzoekers kan faculteiten geld kosten

Faculteiten die geen topwetenschappers in onderzoekscholen hebben, kunnen vijf procent van hun totale budget verliezen. Dat is de keerzijde van de stimulering van ‘goed’ en ‘uitstekend’ onderzoek waarover op dit moment landelijk afspraken worden gemaakt.

br />
De universiteiten gaan voor erkende toponderzoekers tweehonderd miljoen gulden per jaar vrijmaken. De helft van dat geld dient voor een landelijke ‘eredivisie’ van absolute toppers; met de andere honderd miljoen wordt per universiteit een kweekvijver van subtoppers gevormd.

Deze beloning is het gevolg van een akkoord dat de universiteiten (VSNU) en de onderzoekorganisatie NWO afgelopen zomer, onder druk van minister Ritzen, hebben gesloten. De praktische uitwerking van dat akkoord is vrijwel afgerond. Daardoor is nu in grote lijnen duidelijk aan welke eisen kandidaat-toppers of -subtoppers moeten voldoen.

Kandidaten voor de ‘eredivisie’ moeten een erkende onderzoekschool (of een deel daarvan) zijn en ze moeten zeer hoog gescoord hebben in landelijke onderzoeksbeoordelingen. In totaal zal het gaan om tien tot twintig toppers.

Opvallend is dat de universiteiten voor deelname aan de kweekvijver of ‘eerste divisie’ ook vooral willen kijken naar bestaande onderzoekscholen. Alleen in vakgebieden die nog nauwelijks zulke scholen kennen wordt daarop een uitzondering gemaakt – mits daar goed beoordeeld onderzoek te vinden is.

Het budget van tweehonderd miljoen gulden per jaar wordt opgebracht door de universiteiten zelf. Volgens een berekening van de VSNU gaat het om 8,5 procent van hun onderzoeksgeld – of ruim 5 procent van het totale budget dat de universiteiten van Ritzen krijgen. Delft draagt 29,5 miljoen gulden bij aan dat bedrag, ruim zes procent van haar overheidsinkomsten. De helft van het toppersbudget wordt per universiteit herverdeeld, de andere helft komt in de landelijke pot.

Een universiteit die geen enkele plaats in de eredivisie weet te verwerven, zal dus 2 tot 3 procent van zijn reguliere budget verliezen. Voor zwakke faculteiten kan de schade dubbel zo groot worden: wie volledig buiten alle prijzen valt, verliest gemiddeld vijf procent van zijn budget – of een op de twintig arbeidsplaatsen. Bij een bètafaculteit die zwaar op onderzoekstaken leunt, kan de schade nog hoger uitvallen.

De klappen worden wel door de tijd verzacht, omdat de prijzenpotten in vijf jaar geleidelijk worden gevormd. Door de traagheid van de selectieprocedure zal het niet eerder starten dan in 1999. (HOP/F.S.)

Faculteiten die geen topwetenschappers in onderzoekscholen hebben, kunnen vijf procent van hun totale budget verliezen. Dat is de keerzijde van de stimulering van ‘goed’ en ‘uitstekend’ onderzoek waarover op dit moment landelijk afspraken worden gemaakt.

De universiteiten gaan voor erkende toponderzoekers tweehonderd miljoen gulden per jaar vrijmaken. De helft van dat geld dient voor een landelijke ‘eredivisie’ van absolute toppers; met de andere honderd miljoen wordt per universiteit een kweekvijver van subtoppers gevormd.

Deze beloning is het gevolg van een akkoord dat de universiteiten (VSNU) en de onderzoekorganisatie NWO afgelopen zomer, onder druk van minister Ritzen, hebben gesloten. De praktische uitwerking van dat akkoord is vrijwel afgerond. Daardoor is nu in grote lijnen duidelijk aan welke eisen kandidaat-toppers of -subtoppers moeten voldoen.

Kandidaten voor de ‘eredivisie’ moeten een erkende onderzoekschool (of een deel daarvan) zijn en ze moeten zeer hoog gescoord hebben in landelijke onderzoeksbeoordelingen. In totaal zal het gaan om tien tot twintig toppers.

Opvallend is dat de universiteiten voor deelname aan de kweekvijver of ‘eerste divisie’ ook vooral willen kijken naar bestaande onderzoekscholen. Alleen in vakgebieden die nog nauwelijks zulke scholen kennen wordt daarop een uitzondering gemaakt – mits daar goed beoordeeld onderzoek te vinden is.

Het budget van tweehonderd miljoen gulden per jaar wordt opgebracht door de universiteiten zelf. Volgens een berekening van de VSNU gaat het om 8,5 procent van hun onderzoeksgeld – of ruim 5 procent van het totale budget dat de universiteiten van Ritzen krijgen. Delft draagt 29,5 miljoen gulden bij aan dat bedrag, ruim zes procent van haar overheidsinkomsten. De helft van het toppersbudget wordt per universiteit herverdeeld, de andere helft komt in de landelijke pot.

Een universiteit die geen enkele plaats in de eredivisie weet te verwerven, zal dus 2 tot 3 procent van zijn reguliere budget verliezen. Voor zwakke faculteiten kan de schade dubbel zo groot worden: wie volledig buiten alle prijzen valt, verliest gemiddeld vijf procent van zijn budget – of een op de twintig arbeidsplaatsen. Bij een bètafaculteit die zwaar op onderzoekstaken leunt, kan de schade nog hoger uitvallen.

De klappen worden wel door de tijd verzacht, omdat de prijzenpotten in vijf jaar geleidelijk worden gevormd. Door de traagheid van de selectieprocedure zal het niet eerder starten dan in 1999. (HOP/F.S.)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.