Science

Koloniale heren der wateren

In 1832, toen Nederlanders in Indonesië begonnen met het bouwen van dammen en andere irrigatiewerken, bestond de Delftse ingenieur nog niet. Na de onafhankelijkheid van Indonesië is het werk van de pioniers vergeten, maar niet verdwenen.

Dr. Wim Ravesteijn, universitair docent bij WTM, promoveerde op de tropenjaren van civiel ingenieurs van 1832 tot 1942.


1 Een stuw van ingenieur Lamminga

Ravesteijns onderzoek past in een landelijk programma waarin de geschiedenis van de techniek in Nederland onderzocht wordt. De koloniale ervaringen van de Nederlanders ontbraken nog in het beeld. Ravesteijn werd al snel overdonderd door de grootte van het object van onderzoek: ,,Neem bijvoorbeeld de suikerindustrie in de particuliere sector, de spoorwegen, mijnbouw en waterbouw in overheidsverband.” Uiteindelijk concentreerde Ravesteijn zich op de studie van vier grote irrigatieprojecten in Indonesië, die een beeld geven van de ontwikkeling van grote waterwerken in de kolonies van Nederland.

Irrigatiewerken in (toen nog) Indië waren van groot politiek gewicht. In Nederland was geconcludeerd dat Indië sinds het failliet van de VOC in 1798 nog steeds een verliesgevende kolonie was. De Nederlandse regering besloot dat Indië een wingewest, een winstgevende streek, moest worden. Ravesteijn: ,,Daarom werd het cultuurstelsel ingevoerd, zeg maar een uitbuitingsstelsel. Het verplicht verbouwen van koffie en suiker door de lokale bevolking was er een onderdeel van. Suikerriet heeft water nodig, vandaar de vraag naar irrigatiewerken.”

De eerste bouwers waren van militaire komaf, van de KMA in Breda. Tien jaar na de bouw van de eerste dam in 1832 werd de koninklijke academie voor ‘burgerlijke ingenieurs’ in Delft opgericht. Zij vonden in Indonesië een traditioneel irrigatiestelsel, met tijdelijke dammen van hout en stenen ter ondersteuning van de rijstbouw, dat al zolang functioneert als de geschiedenis oud is. ,,Die dammen dateren van minstens het begin van onze jaartelling”, aldus Ravesteijn.


2 Inlaatsluis bij de Padi-dam, Oost-Java met het hoofd van Siwa in de gedaante van de vernietiger (1910)

Ieder jaar in het regenseizoen spoelden de dammen (gemaakt van onder andere bamboe) weg. Ravesteijn: ,,Niet dat de eerste dammen van de Nederlanders het langer volhielden, maar het was wel de bedoeling dat er permanente dammen gebouwd zouden worden.” Het bouwmateriaal voor ingenieurs bleek in ruime mate aanwezig. De schepen vol handelswaar keerden uit Nederland terug met bakstenen als ballast.

Regen, regen, regen

Buiten het regenseizoen zijn de rivieren van Java relatief rustige stromen. Dat verandert als de westmoesson aanbreekt en aanleiding geeft tot bandjirs. De hoeveelheid water die een rivier dan moet afvoeren is het veelvoudige van normaal. Nederlandse ingenieurs hadden geen flauw idee hoe hard zo’n rivier dan kan stromen.

Met trial en error leerden de ingenieurs hoe ze een dam moesten bouwen. ,,Het eerste voorbeeld uit mijn proefschrift, de bouw van de stuw in de Sampean, heeft 55 jaar geduurd. Dat had nogal wat gevolgen. Eerst volstond een simpele houten dam. Die is op een gegeven moment in het watergeweld ten onder gegaan en liet een diep gat achter. Daar moest bij de volgende dammen weer rekening mee worden gehouden, de waterwerken werden zo steeds groter. Het bos dat in de buurt lag is voor een groot deel gekapt voor hout. Uiteindelijk heeft men om het gebied een bandjirkanaal heen gegraven en een natuurlijke rotsdrempel in de rivier als nieuwe stuw gebruikt. De breedte van de oude dam was inmiddels ruim een kilometer.”

Toen uiteindelijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw de waterwerken standhielden, diende het volgende probleem zich alweer aan. Over de dam was wel nagedacht, maar over de verdeling van het water achter de dam nog niet. ,,Men vertrouwde nog op het traditionele systeem van waterverdeling. Dat was niet bevorderlijk voor de productie. Dammen alleen konden zelfs hongersnoden niet voorkomen.”

Het water kan met twee systemen verdeeld worden. In het proportionele stelsel varieert de breedte van de kanalen met de hoeveelheid water die elk stuk land moet krijgen. Een groter stuk land krijgt meer. In het absolute stelsel wordt van tevoren berekend welke hoeveelheid water het gewas moet krijgen. Alle kanalen zijn even breed, maar de waterstroom kan worden gevarieerd door middel van grote en kleine verdeel- en aftapsluizen.

Ravesteijn: ,,Eerst regelde de bevolking zelf de verdeling, maar later deden bestuursambtenaren dat.” Uiteindelijk kwam de doorbraak toen de ingenieur Lamminga een compleet irrigatiesysteem wist te bouwen, van de hoofdwerken, via het kanalenstelsel tot het technische beheer van alle waterstromen op de sawa’s.


3 Traditionele dammen bestaan bijvoorbeeld uit srinjings, taps toelopende korven, gevuld met rivierstenen
Catastrofale gevolgen

Inmiddels had in de irrigatie-technologie de wetenschappelijke methode opgang gemaakt. ,,Meten, leren uit ervaringen. Uit de pionierstijd werd ongelofelijk veel kennis geput. Het werk van Lamminga kun je in het dictaat op Civiele Techniek nog terugvinden.”

Ravesteijn vertelt dat de heerschappij van de ingenieurs was aangebroken: ,,De techniek stond voor niets. De ingenieurs in Indië waren durfals, die de bush-bush ingingen. Vaak ontworpen ze niet alleen de werken maar hielpen letterlijk mee met de bouw. Naarmate de ingenieurs professioneler werden, streefden ze ook meer naar erkenning en respect.”

Daarbij pasten natuurlijk indrukwekkende werken. En die kwamen er: ingenieur Pierson maakte een plan voor de Solo-vallei. ,,Het was een zeer ambitieus project: veel groter dan alles wat tot dan toe geprobeerd was. Er waren ook andere werken dan irrigatiewerken voorzien. De rivier zou afgebogen worden naar de Javazee, zodat zijn loop vijftig kilometer korter werd. Daarvoor moest wel een kanaal door een heuvelrug gegraven worden. Bovendien waren er werken nodig voor de drinkwatervoorziening en de scheepvaart.”

Het ging niet goed, en dat was zacht uitgedrukt. ,,Zoals wel meer voorkomt bij dergelijke projecten was de begroting veel te laag. Ook was er een rentabiliteitsdiscussie: levert het wel voldoende op? De technische risico’s waren bovendien enorm. De gevolgen van een dijkdoorbraak zouden immens geweest zijn.” Kilometers kanaal werden gegraven voordat het project werd afgeblazen.

Ravesteijn: ,,Het Nederlandse plan voor de Solo-vallei is nog altijd in discussie. Toen ik er in 1995 was, werd het kanaal naar zee verder afgegraven. Voor de rest van de irrigatiewerken was nog geen plan gemaakt, maar het Nederlandse plan – inmiddels een eeuw oud – deed nog altijd mee.”

Vanaf 1900 zijn er in Indië enige tijd geen nieuwe grote waterwerken meer in uitvoering genomen. ,,Pas rond 1920 begon men weer met grote projecten, maar toen steeds in kleine stapjes, zodat elk onderdeel van een project meteen gebruikt kon worden.” Met bevredigende resultaten overigens. ,,Toen ik op bezoek was bij de Tangerang-werken, verzuchtte de plaatselijke ingenieur bij één van de dammen dat deze erg goed was – als de stenen bekleding ooit stuk zou gaan zou het heel moeilijk zijn deze in de oorspronkelijke staat te herstellen.”

Na het koloniale tijdperk zijn veel irrigatiewerken in gebruik gebleven. ,,In het begin was het politiek onrustig en werd er niet gebouwd. Toen men weer begon, maakte men dezelfde fouten als de Nederlanders een eeuw geleden: eerst de belangrijkste werken bouwen, zonder te denken aan verdeelsystemen.”

Overigens is dat ook niet zo’n uitgemaakte zaak. ,,Er bestaat in Nederland een soort stammenstrijd. Delft is voorstander van het absolute stelsel, waarin alles gemeten wordt en het water met een relatief ingewikkeld sluizenstelsel wordt verdeeld. Wageningen is voor een proportioneel stelsel, tenslotte is dat makkelijker voor de lokale bevolking. Het is interessant dat die discussie een eeuw geleden ook speelde. Bovendien waren er zelfs experimenten: de ene landstreek werd proportioneel, de andere absoluut geïrrigeerd. Dat was een echte eye-opener.”


4 De stuw in de Cisadane in de Tangerang-streek

,,,

In 1832, toen Nederlanders in Indonesië begonnen met het bouwen van dammen en andere irrigatiewerken, bestond de Delftse ingenieur nog niet. Na de onafhankelijkheid van Indonesië is het werk van de pioniers vergeten, maar niet verdwenen. Dr. Wim Ravesteijn, universitair docent bij WTM, promoveerde op de tropenjaren van civiel ingenieurs van 1832 tot 1942.


1 Een stuw van ingenieur Lamminga

Ravesteijns onderzoek past in een landelijk programma waarin de geschiedenis van de techniek in Nederland onderzocht wordt. De koloniale ervaringen van de Nederlanders ontbraken nog in het beeld. Ravesteijn werd al snel overdonderd door de grootte van het object van onderzoek: ,,Neem bijvoorbeeld de suikerindustrie in de particuliere sector, de spoorwegen, mijnbouw en waterbouw in overheidsverband.” Uiteindelijk concentreerde Ravesteijn zich op de studie van vier grote irrigatieprojecten in Indonesië, die een beeld geven van de ontwikkeling van grote waterwerken in de kolonies van Nederland.

Irrigatiewerken in (toen nog) Indië waren van groot politiek gewicht. In Nederland was geconcludeerd dat Indië sinds het failliet van de VOC in 1798 nog steeds een verliesgevende kolonie was. De Nederlandse regering besloot dat Indië een wingewest, een winstgevende streek, moest worden. Ravesteijn: ,,Daarom werd het cultuurstelsel ingevoerd, zeg maar een uitbuitingsstelsel. Het verplicht verbouwen van koffie en suiker door de lokale bevolking was er een onderdeel van. Suikerriet heeft water nodig, vandaar de vraag naar irrigatiewerken.”

De eerste bouwers waren van militaire komaf, van de KMA in Breda. Tien jaar na de bouw van de eerste dam in 1832 werd de koninklijke academie voor ‘burgerlijke ingenieurs’ in Delft opgericht. Zij vonden in Indonesië een traditioneel irrigatiestelsel, met tijdelijke dammen van hout en stenen ter ondersteuning van de rijstbouw, dat al zolang functioneert als de geschiedenis oud is. ,,Die dammen dateren van minstens het begin van onze jaartelling”, aldus Ravesteijn.


2 Inlaatsluis bij de Padi-dam, Oost-Java met het hoofd van Siwa in de gedaante van de vernietiger (1910)

Ieder jaar in het regenseizoen spoelden de dammen (gemaakt van onder andere bamboe) weg. Ravesteijn: ,,Niet dat de eerste dammen van de Nederlanders het langer volhielden, maar het was wel de bedoeling dat er permanente dammen gebouwd zouden worden.” Het bouwmateriaal voor ingenieurs bleek in ruime mate aanwezig. De schepen vol handelswaar keerden uit Nederland terug met bakstenen als ballast.

Regen, regen, regen

Buiten het regenseizoen zijn de rivieren van Java relatief rustige stromen. Dat verandert als de westmoesson aanbreekt en aanleiding geeft tot bandjirs. De hoeveelheid water die een rivier dan moet afvoeren is het veelvoudige van normaal. Nederlandse ingenieurs hadden geen flauw idee hoe hard zo’n rivier dan kan stromen.

Met trial en error leerden de ingenieurs hoe ze een dam moesten bouwen. ,,Het eerste voorbeeld uit mijn proefschrift, de bouw van de stuw in de Sampean, heeft 55 jaar geduurd. Dat had nogal wat gevolgen. Eerst volstond een simpele houten dam. Die is op een gegeven moment in het watergeweld ten onder gegaan en liet een diep gat achter. Daar moest bij de volgende dammen weer rekening mee worden gehouden, de waterwerken werden zo steeds groter. Het bos dat in de buurt lag is voor een groot deel gekapt voor hout. Uiteindelijk heeft men om het gebied een bandjirkanaal heen gegraven en een natuurlijke rotsdrempel in de rivier als nieuwe stuw gebruikt. De breedte van de oude dam was inmiddels ruim een kilometer.”

Toen uiteindelijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw de waterwerken standhielden, diende het volgende probleem zich alweer aan. Over de dam was wel nagedacht, maar over de verdeling van het water achter de dam nog niet. ,,Men vertrouwde nog op het traditionele systeem van waterverdeling. Dat was niet bevorderlijk voor de productie. Dammen alleen konden zelfs hongersnoden niet voorkomen.”

Het water kan met twee systemen verdeeld worden. In het proportionele stelsel varieert de breedte van de kanalen met de hoeveelheid water die elk stuk land moet krijgen. Een groter stuk land krijgt meer. In het absolute stelsel wordt van tevoren berekend welke hoeveelheid water het gewas moet krijgen. Alle kanalen zijn even breed, maar de waterstroom kan worden gevarieerd door middel van grote en kleine verdeel- en aftapsluizen.

Ravesteijn: ,,Eerst regelde de bevolking zelf de verdeling, maar later deden bestuursambtenaren dat.” Uiteindelijk kwam de doorbraak toen de ingenieur Lamminga een compleet irrigatiesysteem wist te bouwen, van de hoofdwerken, via het kanalenstelsel tot het technische beheer van alle waterstromen op de sawa’s.


3 Traditionele dammen bestaan bijvoorbeeld uit srinjings, taps toelopende korven, gevuld met rivierstenen
Catastrofale gevolgen

Inmiddels had in de irrigatie-technologie de wetenschappelijke methode opgang gemaakt. ,,Meten, leren uit ervaringen. Uit de pionierstijd werd ongelofelijk veel kennis geput. Het werk van Lamminga kun je in het dictaat op Civiele Techniek nog terugvinden.”

Ravesteijn vertelt dat de heerschappij van de ingenieurs was aangebroken: ,,De techniek stond voor niets. De ingenieurs in Indië waren durfals, die de bush-bush ingingen. Vaak ontworpen ze niet alleen de werken maar hielpen letterlijk mee met de bouw. Naarmate de ingenieurs professioneler werden, streefden ze ook meer naar erkenning en respect.”

Daarbij pasten natuurlijk indrukwekkende werken. En die kwamen er: ingenieur Pierson maakte een plan voor de Solo-vallei. ,,Het was een zeer ambitieus project: veel groter dan alles wat tot dan toe geprobeerd was. Er waren ook andere werken dan irrigatiewerken voorzien. De rivier zou afgebogen worden naar de Javazee, zodat zijn loop vijftig kilometer korter werd. Daarvoor moest wel een kanaal door een heuvelrug gegraven worden. Bovendien waren er werken nodig voor de drinkwatervoorziening en de scheepvaart.”

Het ging niet goed, en dat was zacht uitgedrukt. ,,Zoals wel meer voorkomt bij dergelijke projecten was de begroting veel te laag. Ook was er een rentabiliteitsdiscussie: levert het wel voldoende op? De technische risico’s waren bovendien enorm. De gevolgen van een dijkdoorbraak zouden immens geweest zijn.” Kilometers kanaal werden gegraven voordat het project werd afgeblazen.

Ravesteijn: ,,Het Nederlandse plan voor de Solo-vallei is nog altijd in discussie. Toen ik er in 1995 was, werd het kanaal naar zee verder afgegraven. Voor de rest van de irrigatiewerken was nog geen plan gemaakt, maar het Nederlandse plan – inmiddels een eeuw oud – deed nog altijd mee.”

Vanaf 1900 zijn er in Indië enige tijd geen nieuwe grote waterwerken meer in uitvoering genomen. ,,Pas rond 1920 begon men weer met grote projecten, maar toen steeds in kleine stapjes, zodat elk onderdeel van een project meteen gebruikt kon worden.” Met bevredigende resultaten overigens. ,,Toen ik op bezoek was bij de Tangerang-werken, verzuchtte de plaatselijke ingenieur bij één van de dammen dat deze erg goed was – als de stenen bekleding ooit stuk zou gaan zou het heel moeilijk zijn deze in de oorspronkelijke staat te herstellen.”

Na het koloniale tijdperk zijn veel irrigatiewerken in gebruik gebleven. ,,In het begin was het politiek onrustig en werd er niet gebouwd. Toen men weer begon, maakte men dezelfde fouten als de Nederlanders een eeuw geleden: eerst de belangrijkste werken bouwen, zonder te denken aan verdeelsystemen.”

Overigens is dat ook niet zo’n uitgemaakte zaak. ,,Er bestaat in Nederland een soort stammenstrijd. Delft is voorstander van het absolute stelsel, waarin alles gemeten wordt en het water met een relatief ingewikkeld sluizenstelsel wordt verdeeld. Wageningen is voor een proportioneel stelsel, tenslotte is dat makkelijker voor de lokale bevolking. Het is interessant dat die discussie een eeuw geleden ook speelde. Bovendien waren er zelfs experimenten: de ene landstreek werd proportioneel, de andere absoluut geïrrigeerd. Dat was een echte eye-opener.”


4 De stuw in de Cisadane in de Tangerang-streek

In 1832, toen Nederlanders in Indonesië begonnen met het bouwen van dammen en andere irrigatiewerken, bestond de Delftse ingenieur nog niet. Na de onafhankelijkheid van Indonesië is het werk van de pioniers vergeten, maar niet verdwenen. Dr. Wim Ravesteijn, universitair docent bij WTM, promoveerde op de tropenjaren van civiel ingenieurs van 1832 tot 1942.


1 Een stuw van ingenieur Lamminga

Ravesteijns onderzoek past in een landelijk programma waarin de geschiedenis van de techniek in Nederland onderzocht wordt. De koloniale ervaringen van de Nederlanders ontbraken nog in het beeld. Ravesteijn werd al snel overdonderd door de grootte van het object van onderzoek: ,,Neem bijvoorbeeld de suikerindustrie in de particuliere sector, de spoorwegen, mijnbouw en waterbouw in overheidsverband.” Uiteindelijk concentreerde Ravesteijn zich op de studie van vier grote irrigatieprojecten in Indonesië, die een beeld geven van de ontwikkeling van grote waterwerken in de kolonies van Nederland.

Irrigatiewerken in (toen nog) Indië waren van groot politiek gewicht. In Nederland was geconcludeerd dat Indië sinds het failliet van de VOC in 1798 nog steeds een verliesgevende kolonie was. De Nederlandse regering besloot dat Indië een wingewest, een winstgevende streek, moest worden. Ravesteijn: ,,Daarom werd het cultuurstelsel ingevoerd, zeg maar een uitbuitingsstelsel. Het verplicht verbouwen van koffie en suiker door de lokale bevolking was er een onderdeel van. Suikerriet heeft water nodig, vandaar de vraag naar irrigatiewerken.”

De eerste bouwers waren van militaire komaf, van de KMA in Breda. Tien jaar na de bouw van de eerste dam in 1832 werd de koninklijke academie voor ‘burgerlijke ingenieurs’ in Delft opgericht. Zij vonden in Indonesië een traditioneel irrigatiestelsel, met tijdelijke dammen van hout en stenen ter ondersteuning van de rijstbouw, dat al zolang functioneert als de geschiedenis oud is. ,,Die dammen dateren van minstens het begin van onze jaartelling”, aldus Ravesteijn.


2 Inlaatsluis bij de Padi-dam, Oost-Java met het hoofd van Siwa in de gedaante van de vernietiger (1910)

Ieder jaar in het regenseizoen spoelden de dammen (gemaakt van onder andere bamboe) weg. Ravesteijn: ,,Niet dat de eerste dammen van de Nederlanders het langer volhielden, maar het was wel de bedoeling dat er permanente dammen gebouwd zouden worden.” Het bouwmateriaal voor ingenieurs bleek in ruime mate aanwezig. De schepen vol handelswaar keerden uit Nederland terug met bakstenen als ballast.

Regen, regen, regen

Buiten het regenseizoen zijn de rivieren van Java relatief rustige stromen. Dat verandert als de westmoesson aanbreekt en aanleiding geeft tot bandjirs. De hoeveelheid water die een rivier dan moet afvoeren is het veelvoudige van normaal. Nederlandse ingenieurs hadden geen flauw idee hoe hard zo’n rivier dan kan stromen.

Met trial en error leerden de ingenieurs hoe ze een dam moesten bouwen. ,,Het eerste voorbeeld uit mijn proefschrift, de bouw van de stuw in de Sampean, heeft 55 jaar geduurd. Dat had nogal wat gevolgen. Eerst volstond een simpele houten dam. Die is op een gegeven moment in het watergeweld ten onder gegaan en liet een diep gat achter. Daar moest bij de volgende dammen weer rekening mee worden gehouden, de waterwerken werden zo steeds groter. Het bos dat in de buurt lag is voor een groot deel gekapt voor hout. Uiteindelijk heeft men om het gebied een bandjirkanaal heen gegraven en een natuurlijke rotsdrempel in de rivier als nieuwe stuw gebruikt. De breedte van de oude dam was inmiddels ruim een kilometer.”

Toen uiteindelijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw de waterwerken standhielden, diende het volgende probleem zich alweer aan. Over de dam was wel nagedacht, maar over de verdeling van het water achter de dam nog niet. ,,Men vertrouwde nog op het traditionele systeem van waterverdeling. Dat was niet bevorderlijk voor de productie. Dammen alleen konden zelfs hongersnoden niet voorkomen.”

Het water kan met twee systemen verdeeld worden. In het proportionele stelsel varieert de breedte van de kanalen met de hoeveelheid water die elk stuk land moet krijgen. Een groter stuk land krijgt meer. In het absolute stelsel wordt van tevoren berekend welke hoeveelheid water het gewas moet krijgen. Alle kanalen zijn even breed, maar de waterstroom kan worden gevarieerd door middel van grote en kleine verdeel- en aftapsluizen.

Ravesteijn: ,,Eerst regelde de bevolking zelf de verdeling, maar later deden bestuursambtenaren dat.” Uiteindelijk kwam de doorbraak toen de ingenieur Lamminga een compleet irrigatiesysteem wist te bouwen, van de hoofdwerken, via het kanalenstelsel tot het technische beheer van alle waterstromen op de sawa’s.


3 Traditionele dammen bestaan bijvoorbeeld uit srinjings, taps toelopende korven, gevuld met rivierstenen
Catastrofale gevolgen

Inmiddels had in de irrigatie-technologie de wetenschappelijke methode opgang gemaakt. ,,Meten, leren uit ervaringen. Uit de pionierstijd werd ongelofelijk veel kennis geput. Het werk van Lamminga kun je in het dictaat op Civiele Techniek nog terugvinden.”

Ravesteijn vertelt dat de heerschappij van de ingenieurs was aangebroken: ,,De techniek stond voor niets. De ingenieurs in Indië waren durfals, die de bush-bush ingingen. Vaak ontworpen ze niet alleen de werken maar hielpen letterlijk mee met de bouw. Naarmate de ingenieurs professioneler werden, streefden ze ook meer naar erkenning en respect.”

Daarbij pasten natuurlijk indrukwekkende werken. En die kwamen er: ingenieur Pierson maakte een plan voor de Solo-vallei. ,,Het was een zeer ambitieus project: veel groter dan alles wat tot dan toe geprobeerd was. Er waren ook andere werken dan irrigatiewerken voorzien. De rivier zou afgebogen worden naar de Javazee, zodat zijn loop vijftig kilometer korter werd. Daarvoor moest wel een kanaal door een heuvelrug gegraven worden. Bovendien waren er werken nodig voor de drinkwatervoorziening en de scheepvaart.”

Het ging niet goed, en dat was zacht uitgedrukt. ,,Zoals wel meer voorkomt bij dergelijke projecten was de begroting veel te laag. Ook was er een rentabiliteitsdiscussie: levert het wel voldoende op? De technische risico’s waren bovendien enorm. De gevolgen van een dijkdoorbraak zouden immens geweest zijn.” Kilometers kanaal werden gegraven voordat het project werd afgeblazen.

Ravesteijn: ,,Het Nederlandse plan voor de Solo-vallei is nog altijd in discussie. Toen ik er in 1995 was, werd het kanaal naar zee verder afgegraven. Voor de rest van de irrigatiewerken was nog geen plan gemaakt, maar het Nederlandse plan – inmiddels een eeuw oud – deed nog altijd mee.”

Vanaf 1900 zijn er in Indië enige tijd geen nieuwe grote waterwerken meer in uitvoering genomen. ,,Pas rond 1920 begon men weer met grote projecten, maar toen steeds in kleine stapjes, zodat elk onderdeel van een project meteen gebruikt kon worden.” Met bevredigende resultaten overigens. ,,Toen ik op bezoek was bij de Tangerang-werken, verzuchtte de plaatselijke ingenieur bij één van de dammen dat deze erg goed was – als de stenen bekleding ooit stuk zou gaan zou het heel moeilijk zijn deze in de oorspronkelijke staat te herstellen.”

Na het koloniale tijdperk zijn veel irrigatiewerken in gebruik gebleven. ,,In het begin was het politiek onrustig en werd er niet gebouwd. Toen men weer begon, maakte men dezelfde fouten als de Nederlanders een eeuw geleden: eerst de belangrijkste werken bouwen, zonder te denken aan verdeelsystemen.”

Overigens is dat ook niet zo’n uitgemaakte zaak. ,,Er bestaat in Nederland een soort stammenstrijd. Delft is voorstander van het absolute stelsel, waarin alles gemeten wordt en het water met een relatief ingewikkeld sluizenstelsel wordt verdeeld. Wageningen is voor een proportioneel stelsel, tenslotte is dat makkelijker voor de lokale bevolking. Het is interessant dat die discussie een eeuw geleden ook speelde. Bovendien waren er zelfs experimenten: de ene landstreek werd proportioneel, de andere absoluut geïrrigeerd. Dat was een echte eye-opener.”


4 De stuw in de Cisadane in de Tangerang-streek