,,Er is geen land ter wereld waar het zo’n rotzooi is. Of lijkt, want de docenten weten het met z’n allen meestal wel redelijk overeind te houden.” Maandag ontving prof.d
r.ir. A. Verruijt de Leermeesterprijs van het Universiteitsfonds Delft, voor zijn prestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek. Hier becommentarieert hij ‘de paarse universiteit’.
De plannen van het paarse kabinet zijn wat betreft het hoger onderwijs en de studenten zo draconisch en absurd dat hun betekenis pas langzamerhand doordringt. In het kader van het stimuleren van de werkgelegenheid (‘werk, werk, werk’ is het thema van het kabinet) dreigen er duizenden arbeidsplaatsen in het hoger onderwijs en onderzoek te worden opgeheven, en worden studenten ontmoedigd te gaan studeren, of op zijn best afgescheept met een kandidaatsdiploma.
Niet langer staat voorop dat de overheid het land en zijn bewoners op de lange termijn het best kan dienen door ze de beste scholing aan te bieden, maar is het de hoogste prioriteit geworden voldoende politieagenten aan te trekken om te kunnen nagaan of de coffeeshops hun illegale waren wel alleen aan volwassenen en ingezetenen verkopen. En uiteraard is er veel geld nodig om al die agenten een toeslag op hun salaris te geven.
Op één aspect van de plannen wil ik hier ingaan, en dat is de driejarige cursus, en eventueel de veranderde verhouding met het hbo. In de eerste plaats is het toch wel vreemd dat wij nu al zo’n vijfentwintig jaar in allerlei organen en commissies met zijn allen discussiëren over de cursusduur. Eerst vijf jaar, toen vier jaar, toen vier of vijf, daarna vier plus een (wat vier plus nul bleek te zijn), toen weer vijf, en nu dan drie plus variabel.
Er is geen land ter wereld waar het zo’n rotzooi is. Of lijkt, want de docenten weten het met z’n allen meestal wel redelijk overeind te houden. Het meest absurde is dat de discussie over de studiebeurs na een paar dagen crisisberaad opgelost werd via een nieuw systeem voor het hele Nederlandse hoger onderwijs. In de praktijk zullen we wel kans zien om de schade voor Delft te beperken, door iedereen, of praktisch iedereen, door te laten stromen naar de nieuwe tweede fase.
Maar er zijn grote risico’s verbonden aan het nieuwe systeem. Ik meen dat het nieuwe stelsel in 1998 zal starten. De eerste diploma’s van de driejarige eerste fase (het woord bachelor wil me maar niet uit de vingers komen) zullen dus in 2001 worden uitgereikt, en dan moet beslist worden wie er door mag. Tegen die tijd is er een nieuw kabinet, en zijn er weer nieuwe prioriteiten. De zorg voor de ouderen bijvoorbeeld, omdat de ouderenpartij dan in het kabinet zit. En dan kan er best wat bezuinigd worden op het hoger onderwijs. Er is ook vast wel een land in de wereld waar alleen maar een driejarige opleiding bestaat: dat nemen we dan als voorbeeld.
Verloren generatie
Er zijn ook inhoudelijke argumenten om een driejarige opleiding voor universitaire ingenieurs af te wijzen. Een daarvan is dat in drie jaar niet aan de eis kan worden voldaan dat de opgeleide persoon goed bruikbaar is als ingenieur en bovendien een voldoende wetenschappelijke achtergrond heeft. Bruikbare ingenieurs zijn in drie jaar wel op te leiden, dat bewijst het hbo wel, met zijn drie jaar studie en een praktisch jaar. Maar dan is er geen mogelijkheid om het onderwijs te doordrenken met de wetenschappelijke achtergronden van de techniek.
De buigingstheorie van balken is prima te vertellen zonder over inwendige spanningen en vervormingen te praten, maar dan wordt het wel lastig om voor andere gevallen iets vergelijkbaars op te stellen. Het besef dat een universitaire studie van het begin af aan anders is dan een hbo-opleiding leeft zo langzamerhand vrij algemeen. En ook is inmiddels duidelijk dat het zelfs in vier jaar niet lukt om te voldoen aan alle eisen die aan universitaire ingenieur worden gesteld.
Het is niet onmogelijk dat er in bepaalde studierichtingen meer studenten worden opgeleid dan er behoefte is. Voor de techniek geldt dat in elk geval niet, zie de cijfers uit NRC/Handelsblad (waar de civielen er natuurlijk met 0,9 procent werklozen wel mooi van af komen). Uiteraard is het mogelijk om na drie jaar een eerste diploma uit te reiken, maar aan dat diploma is maatschappelijk gesproken geen behoefte. En het risico van een verloren generatie mogen we toch niet accepteren.
Een andere zaak is wat er terecht komt van degenen die in Delft hun propaedeuse niet weten te halen. Men kan verwachten dat deze studenten, die immers het vwo-diploma hebben, in een andere studierichting wel succes kunnen hebben. Daarom zou de universiteit niet moeten volstaan met een studieadvies over het al dan niet verder studeren, maar ook advies moeten geven over andere mogelijke studierichtingen, inclusief het hbo.
Ik begrijp dat dat door de studie-adviseurs ook op ruime schaal gebeurt, en met behoorlijk succes. De TU zou daar afspraken over kunnen maken met de universiteiten en de TH’s in de regio, maar ook zonder formele afspraken loopt het al goed. Wellicht dat daarbij helpt dat je tegenwoordig lid van het Corps of Virgiel kunt blijven en dat je met je OV-jaarkaart in Delft kunt blijven wonen. Het lijkt me dan ook niet nodig, en erg onaardig tegenover de TH’s, als wij in Delft zelf een hbo-opleiding gaan verzorgen, aannemende dat wij dat zouden kunnen. Wat zouden wij zeggen als de algemene universiteiten naast scheikunde ook scheikundige technologie zouden willen doen. ,,Schoenmaker blijf bij je leest”, zou ik zeggen, ,,en verwijs voor een pond suiker naar de buurman.”
(De auteur is hoogleraar grond- en grondwatermechanica aan de faculteit der Civiele Techniek.)
,,Er is geen land ter wereld waar het zo’n rotzooi is. Of lijkt, want de docenten weten het met z’n allen meestal wel redelijk overeind te houden.” Maandag ontving prof.dr.ir. A. Verruijt de Leermeesterprijs van het Universiteitsfonds Delft, voor zijn prestaties op het gebied van onderwijs en onderzoek. Hier becommentarieert hij ‘de paarse universiteit’.
De plannen van het paarse kabinet zijn wat betreft het hoger onderwijs en de studenten zo draconisch en absurd dat hun betekenis pas langzamerhand doordringt. In het kader van het stimuleren van de werkgelegenheid (‘werk, werk, werk’ is het thema van het kabinet) dreigen er duizenden arbeidsplaatsen in het hoger onderwijs en onderzoek te worden opgeheven, en worden studenten ontmoedigd te gaan studeren, of op zijn best afgescheept met een kandidaatsdiploma.
Niet langer staat voorop dat de overheid het land en zijn bewoners op de lange termijn het best kan dienen door ze de beste scholing aan te bieden, maar is het de hoogste prioriteit geworden voldoende politieagenten aan te trekken om te kunnen nagaan of de coffeeshops hun illegale waren wel alleen aan volwassenen en ingezetenen verkopen. En uiteraard is er veel geld nodig om al die agenten een toeslag op hun salaris te geven.
Op één aspect van de plannen wil ik hier ingaan, en dat is de driejarige cursus, en eventueel de veranderde verhouding met het hbo. In de eerste plaats is het toch wel vreemd dat wij nu al zo’n vijfentwintig jaar in allerlei organen en commissies met zijn allen discussiëren over de cursusduur. Eerst vijf jaar, toen vier jaar, toen vier of vijf, daarna vier plus een (wat vier plus nul bleek te zijn), toen weer vijf, en nu dan drie plus variabel.
Er is geen land ter wereld waar het zo’n rotzooi is. Of lijkt, want de docenten weten het met z’n allen meestal wel redelijk overeind te houden. Het meest absurde is dat de discussie over de studiebeurs na een paar dagen crisisberaad opgelost werd via een nieuw systeem voor het hele Nederlandse hoger onderwijs. In de praktijk zullen we wel kans zien om de schade voor Delft te beperken, door iedereen, of praktisch iedereen, door te laten stromen naar de nieuwe tweede fase.
Maar er zijn grote risico’s verbonden aan het nieuwe systeem. Ik meen dat het nieuwe stelsel in 1998 zal starten. De eerste diploma’s van de driejarige eerste fase (het woord bachelor wil me maar niet uit de vingers komen) zullen dus in 2001 worden uitgereikt, en dan moet beslist worden wie er door mag. Tegen die tijd is er een nieuw kabinet, en zijn er weer nieuwe prioriteiten. De zorg voor de ouderen bijvoorbeeld, omdat de ouderenpartij dan in het kabinet zit. En dan kan er best wat bezuinigd worden op het hoger onderwijs. Er is ook vast wel een land in de wereld waar alleen maar een driejarige opleiding bestaat: dat nemen we dan als voorbeeld.
Verloren generatie
Er zijn ook inhoudelijke argumenten om een driejarige opleiding voor universitaire ingenieurs af te wijzen. Een daarvan is dat in drie jaar niet aan de eis kan worden voldaan dat de opgeleide persoon goed bruikbaar is als ingenieur en bovendien een voldoende wetenschappelijke achtergrond heeft. Bruikbare ingenieurs zijn in drie jaar wel op te leiden, dat bewijst het hbo wel, met zijn drie jaar studie en een praktisch jaar. Maar dan is er geen mogelijkheid om het onderwijs te doordrenken met de wetenschappelijke achtergronden van de techniek.
De buigingstheorie van balken is prima te vertellen zonder over inwendige spanningen en vervormingen te praten, maar dan wordt het wel lastig om voor andere gevallen iets vergelijkbaars op te stellen. Het besef dat een universitaire studie van het begin af aan anders is dan een hbo-opleiding leeft zo langzamerhand vrij algemeen. En ook is inmiddels duidelijk dat het zelfs in vier jaar niet lukt om te voldoen aan alle eisen die aan universitaire ingenieur worden gesteld.
Het is niet onmogelijk dat er in bepaalde studierichtingen meer studenten worden opgeleid dan er behoefte is. Voor de techniek geldt dat in elk geval niet, zie de cijfers uit NRC/Handelsblad (waar de civielen er natuurlijk met 0,9 procent werklozen wel mooi van af komen). Uiteraard is het mogelijk om na drie jaar een eerste diploma uit te reiken, maar aan dat diploma is maatschappelijk gesproken geen behoefte. En het risico van een verloren generatie mogen we toch niet accepteren.
Een andere zaak is wat er terecht komt van degenen die in Delft hun propaedeuse niet weten te halen. Men kan verwachten dat deze studenten, die immers het vwo-diploma hebben, in een andere studierichting wel succes kunnen hebben. Daarom zou de universiteit niet moeten volstaan met een studieadvies over het al dan niet verder studeren, maar ook advies moeten geven over andere mogelijke studierichtingen, inclusief het hbo.
Ik begrijp dat dat door de studie-adviseurs ook op ruime schaal gebeurt, en met behoorlijk succes. De TU zou daar afspraken over kunnen maken met de universiteiten en de TH’s in de regio, maar ook zonder formele afspraken loopt het al goed. Wellicht dat daarbij helpt dat je tegenwoordig lid van het Corps of Virgiel kunt blijven en dat je met je OV-jaarkaart in Delft kunt blijven wonen. Het lijkt me dan ook niet nodig, en erg onaardig tegenover de TH’s, als wij in Delft zelf een hbo-opleiding gaan verzorgen, aannemende dat wij dat zouden kunnen. Wat zouden wij zeggen als de algemene universiteiten naast scheikunde ook scheikundige technologie zouden willen doen. ,,Schoenmaker blijf bij je leest”, zou ik zeggen, ,,en verwijs voor een pond suiker naar de buurman.”
(De auteur is hoogleraar grond- en grondwatermechanica aan de faculteit der Civiele Techniek.)
Comments are closed.