Campus

Vijf modellen voor nieuwe prestatiebeurs

Het ministerie van onderwijs heeft vijf modellen voor de prestatiebeurs bedacht en deze voor commentaar voorgelegd aan de studentenorganisaties. Volgens één van de varianten moeten studenten die aan het einde van hun studie een paar punten tekort komen, het complete bedrag dat zij tijdens hun studie hebben ontvangen met rente terugbetalen.

br />
De vijf modellen zijn varianten voor het nieuwe stelsel van studiefinanciering, dat het kabinet in september 1995 wil laten ingaan. In het nieuwe stelsel worden beurzen jaarlijks uitgekeerd als een voorwaardelijke lening. Als studenten voldoen aan een nader vast te stellen norm voor te leveren prestaties, wordt een deel van de lening (met als maximale hoogte de huidige basisbeurs) omgezet in een gift. Als zij niet aan de norm voldoen, moeten ze het hele bedrag met rente terugbetalen.

* Volgens het ‘jaarpunten-model’ wordt na ieder studiejaar gekeken of een student een bepaald aantal studiepunten heeft gehaald. Voorlopig wordt daarbij uitgegaan van de helft van de studiepunten in het eerste jaar en zeventig procent in de volgende jaren.

* In het ‘periodepunten-model’ wordt alleen na het eerste en het laatste studiejaar gekeken of een student een bepaald aantal studiepunten heeft gehaald. Daarbij is de norm voorlopig gezet op de helft van de studiepunten in het eerste jaar en tachtig procent voor de resterende officiële studieperiode. Die is nu drie jaar, in de toekomst wellicht twee jaar.

* Bij het ‘diploma-model’ wordt na een bepaalde periode gekeken of de propaedeuse is gehaald. Na een aansluitende periode wordt gekeken of het doctoraal is gehaald. Hier wordt uitgegaan van kwijtschelding van de lening over het eerste jaar als de propaedeuse in twee jaar wordt gehaald en kwijtschelding van de lening over de resterende officiële studieperiode als het doctoraal in zes jaar wordt behaald.

* In het ‘relatief-model’ wordt aan het einde van de officiële cursusduur gekeken hoeveel studiepunten een student heeft gehaald. Dat cijfer bepaald de omvang van de kwijtschelding. Als bijvoorbeeld tachtig procent van de punten is gehaald, wordt tachtig procent van de lening kwijt gescholden.

* Volgens het ‘normatief-model’ wordt alleen aan het eind van de officiële cursusduur gekeken of het doctoraal is gehaald. Als dat niet het geval is, wordt niets kwijtgescholden. Voor uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld in het geval van ziekte, overmacht of het vervullen van bestuursfuncties, wordt gecompenseerd uit een speciaal universitair fonds.

Het ministerie geeft zelf een aantal nadelen van de varianten aan. Zo biedt het ‘jaarpunten-model’ weinig vrijheid als het gaat om de programmering van het onderwijs, omdat er telkens op korte periodes wordt afgerekend. Bij het ‘periodepunten-model’, het ‘diploma-model’ en het ‘normatief model’ kan een kleine uitglijder aan het einde van de studie de hele kwijtschelding op lossen schroeven zetten. Bij het normatiefmodel gaat het daarbij zelfs om het complete bedrag dat tijdens de studie is ontvangen. Het ‘relatief-model’, ten slotte, levert de instellingen erg veel extra administratief werk op. (HOP/M.W.)

Marcel Wiegman

Het ministerie van onderwijs heeft vijf modellen voor de prestatiebeurs bedacht en deze voor commentaar voorgelegd aan de studentenorganisaties. Volgens één van de varianten moeten studenten die aan het einde van hun studie een paar punten tekort komen, het complete bedrag dat zij tijdens hun studie hebben ontvangen met rente terugbetalen.

De vijf modellen zijn varianten voor het nieuwe stelsel van studiefinanciering, dat het kabinet in september 1995 wil laten ingaan. In het nieuwe stelsel worden beurzen jaarlijks uitgekeerd als een voorwaardelijke lening. Als studenten voldoen aan een nader vast te stellen norm voor te leveren prestaties, wordt een deel van de lening (met als maximale hoogte de huidige basisbeurs) omgezet in een gift. Als zij niet aan de norm voldoen, moeten ze het hele bedrag met rente terugbetalen.

* Volgens het ‘jaarpunten-model’ wordt na ieder studiejaar gekeken of een student een bepaald aantal studiepunten heeft gehaald. Voorlopig wordt daarbij uitgegaan van de helft van de studiepunten in het eerste jaar en zeventig procent in de volgende jaren.

* In het ‘periodepunten-model’ wordt alleen na het eerste en het laatste studiejaar gekeken of een student een bepaald aantal studiepunten heeft gehaald. Daarbij is de norm voorlopig gezet op de helft van de studiepunten in het eerste jaar en tachtig procent voor de resterende officiële studieperiode. Die is nu drie jaar, in de toekomst wellicht twee jaar.

* Bij het ‘diploma-model’ wordt na een bepaalde periode gekeken of de propaedeuse is gehaald. Na een aansluitende periode wordt gekeken of het doctoraal is gehaald. Hier wordt uitgegaan van kwijtschelding van de lening over het eerste jaar als de propaedeuse in twee jaar wordt gehaald en kwijtschelding van de lening over de resterende officiële studieperiode als het doctoraal in zes jaar wordt behaald.

* In het ‘relatief-model’ wordt aan het einde van de officiële cursusduur gekeken hoeveel studiepunten een student heeft gehaald. Dat cijfer bepaald de omvang van de kwijtschelding. Als bijvoorbeeld tachtig procent van de punten is gehaald, wordt tachtig procent van de lening kwijt gescholden.

* Volgens het ‘normatief-model’ wordt alleen aan het eind van de officiële cursusduur gekeken of het doctoraal is gehaald. Als dat niet het geval is, wordt niets kwijtgescholden. Voor uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld in het geval van ziekte, overmacht of het vervullen van bestuursfuncties, wordt gecompenseerd uit een speciaal universitair fonds.

Het ministerie geeft zelf een aantal nadelen van de varianten aan. Zo biedt het ‘jaarpunten-model’ weinig vrijheid als het gaat om de programmering van het onderwijs, omdat er telkens op korte periodes wordt afgerekend. Bij het ‘periodepunten-model’, het ‘diploma-model’ en het ‘normatief model’ kan een kleine uitglijder aan het einde van de studie de hele kwijtschelding op lossen schroeven zetten. Bij het normatiefmodel gaat het daarbij zelfs om het complete bedrag dat tijdens de studie is ontvangen. Het ‘relatief-model’, ten slotte, levert de instellingen erg veel extra administratief werk op. (HOP/M.W.)

Marcel Wiegman

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.