IO-er Christiaan Hoogerwerf loopt nog steeds stage in Estland. En hij bericht over een onderwerp waar niemand omheen kan.Natuurlijk is het onmogelijk te schrijven vanuit Tallinn zonder iets te melden over de ramp met de Estonia.
Ik heb een vermoeden dat er in Nederland kort na de ramp meer bekend was dan hier, want er werd de eerste dagen in de kranten niet zoveel over geschreven. Waarschijnlijk om mensen niet te veel schrik aan te jagen, maar met het gevolg dat er allerlei geruchten werden verspreid. Nu is het bijna het enige waarover geschreven en gesproken wordt, vergelijkbaar met de Bijlmerramp. Maar mijn kennis van de Estse taal is nog niet zo groot dat ik de kranten helemaal begrijp.
Op de ochtend van het ongeluk zag ik al dat op alle gebouwen de vlaggen halfstok hingen; pas op mijn werk hoorde ik wat er aan de hand was. Op een bevolking van slechts 1,5 miljoen is het verlies van driehonderd mensen natuurlijk enorm groot. Vooral onder de kleine groep van mensen die regelmatig reizen.
In de universiteits- en zakenwereld kent bijna iedereen wel iemand die op die boot zat. Of, zoals de professor die mijn stageplek heeft geregeld zei: ,,Vrijwel iedere keer als ik op een boot vanuit Tallinn stap is er wel iemand die ik ken. Ook op dit schip moet dus iemand gezeten hebben die ik ken, maar ik weet nog niet wie”. Van het bestuur van een studenten- uitwisselingsorganisatie heeft maar één het overleefd.
De dag na de ramp moest ik zelf met de boot naar Helsinki. ‘s Morgens om zeven uur kwam ik aan bij de terminal, waar het opvallend rustig was, hoewel er een grote boot binnen het uur zou vertrekken. In de vertrekhal stond een cameraploeg van de BBC die iedereen vroeg of ze Engels spraken. Ik was een van de weinigen, dus ik was de klos. Natuurlijk wat standaard vraagjes en of ik niet bang was. Een poosje later, toen ik op de boot stond, zag ik dat er nog meer cameraploegen rondliepen en bij aankomst in Helsinki hetzelfde tafereel.
De reden voor mijn reis naar Helsinki is typerend voor een jong land. Het maximale verblijf met een normaal visum is dertig dagen, maar ik had twee entries voor Estland, dus na een reisje naar Riga (Letland), vier weken geleden, moest ik nu een nieuw visum hebben. In Tallinn zelf zou het heel veel tijd, moeite en geld kosten om een nieuw visum van het Ministerie te krijgen. Daar zeiden ze me dat het eenvoudiger was om naar de ambassade in Helsinki te gaan. In Finland keken ze me verbaasd aan, zeiden dat het wel mogelijk zou moeten zijn om het in Tallinn te regelen, maar gaven ze me toch een nieuw visum.
Na vijf weken Estland raak je gewend aan de omstandigheden en lijkt een stad als Helsinki onwaarschijnlijk welvarend, luxueus en duur. Zoveel winkels, goed geklede mensen, gladde wegen en nieuwe bussen. Vanochtend kwam ik weer terug in Tallinn en het was weer als vanouds: diepe gaten in de wegen vol met plassen, rammelende bussen en trams en geen gebouw waar de verwarming al aan is. Heerlijk!
Twee weken geleden ontmoette ik hier toevallig iemand van eeningenieursbureau uit Amersfoort, die onderzoek deed naar het openbaar vervoer in Tallinn. Want de Wereldbank wil misschien investeren in een metrotunnel. Dat moet natuurlijk eerst door acht deskundigen uit Nederland en Engeland worden onderzocht. Wat een onzin. Verbeter een paar tramlijntjes, koop een paar nieuwe bussen en gebruik de rest van het geld voor iets zinnigers.
IO-er Christiaan Hoogerwerf loopt nog steeds stage in Estland. En hij bericht over een onderwerp waar niemand omheen kan.
Natuurlijk is het onmogelijk te schrijven vanuit Tallinn zonder iets te melden over de ramp met de Estonia. Ik heb een vermoeden dat er in Nederland kort na de ramp meer bekend was dan hier, want er werd de eerste dagen in de kranten niet zoveel over geschreven. Waarschijnlijk om mensen niet te veel schrik aan te jagen, maar met het gevolg dat er allerlei geruchten werden verspreid. Nu is het bijna het enige waarover geschreven en gesproken wordt, vergelijkbaar met de Bijlmerramp. Maar mijn kennis van de Estse taal is nog niet zo groot dat ik de kranten helemaal begrijp.
Op de ochtend van het ongeluk zag ik al dat op alle gebouwen de vlaggen halfstok hingen; pas op mijn werk hoorde ik wat er aan de hand was. Op een bevolking van slechts 1,5 miljoen is het verlies van driehonderd mensen natuurlijk enorm groot. Vooral onder de kleine groep van mensen die regelmatig reizen.
In de universiteits- en zakenwereld kent bijna iedereen wel iemand die op die boot zat. Of, zoals de professor die mijn stageplek heeft geregeld zei: ,,Vrijwel iedere keer als ik op een boot vanuit Tallinn stap is er wel iemand die ik ken. Ook op dit schip moet dus iemand gezeten hebben die ik ken, maar ik weet nog niet wie”. Van het bestuur van een studenten- uitwisselingsorganisatie heeft maar één het overleefd.
De dag na de ramp moest ik zelf met de boot naar Helsinki. ‘s Morgens om zeven uur kwam ik aan bij de terminal, waar het opvallend rustig was, hoewel er een grote boot binnen het uur zou vertrekken. In de vertrekhal stond een cameraploeg van de BBC die iedereen vroeg of ze Engels spraken. Ik was een van de weinigen, dus ik was de klos. Natuurlijk wat standaard vraagjes en of ik niet bang was. Een poosje later, toen ik op de boot stond, zag ik dat er nog meer cameraploegen rondliepen en bij aankomst in Helsinki hetzelfde tafereel.
De reden voor mijn reis naar Helsinki is typerend voor een jong land. Het maximale verblijf met een normaal visum is dertig dagen, maar ik had twee entries voor Estland, dus na een reisje naar Riga (Letland), vier weken geleden, moest ik nu een nieuw visum hebben. In Tallinn zelf zou het heel veel tijd, moeite en geld kosten om een nieuw visum van het Ministerie te krijgen. Daar zeiden ze me dat het eenvoudiger was om naar de ambassade in Helsinki te gaan. In Finland keken ze me verbaasd aan, zeiden dat het wel mogelijk zou moeten zijn om het in Tallinn te regelen, maar gaven ze me toch een nieuw visum.
Na vijf weken Estland raak je gewend aan de omstandigheden en lijkt een stad als Helsinki onwaarschijnlijk welvarend, luxueus en duur. Zoveel winkels, goed geklede mensen, gladde wegen en nieuwe bussen. Vanochtend kwam ik weer terug in Tallinn en het was weer als vanouds: diepe gaten in de wegen vol met plassen, rammelende bussen en trams en geen gebouw waar de verwarming al aan is. Heerlijk!
Twee weken geleden ontmoette ik hier toevallig iemand van eeningenieursbureau uit Amersfoort, die onderzoek deed naar het openbaar vervoer in Tallinn. Want de Wereldbank wil misschien investeren in een metrotunnel. Dat moet natuurlijk eerst door acht deskundigen uit Nederland en Engeland worden onderzocht. Wat een onzin. Verbeter een paar tramlijntjes, koop een paar nieuwe bussen en gebruik de rest van het geld voor iets zinnigers.
Comments are closed.