Het heelal dijt uit. Voor Woody Allen was die constatering in een van zijn vroege films al aanleiding om heel erg depressief te worden. In ‘De laatste drie minuten’ legt Paul Davies in compacte bewoordingen uit waarom Allen groot gelijk had om zich zorgen te maken.
br />
Paul Davies, morgen samen met Roger Penrose, Frits Staal en Freek de Jonge in de Aula te bewonderen tijdens het congres ‘Bruggen slaan’, is handig in het bedenken van boektitels die op andermans werk inhaken. Het vorige boek van de Australische fysicus, ‘The mind of God’, was een verwijzing naar de laatste zin van Stephen Hawking’s ‘Het heelal’, waarin deze zegt dat een geünificeerde theorie over het heelal ons inzicht zal geven in de geest van God. Davies’ nieuwste boek heet ‘De laatste drie minuten’, een zinspeling op Steven Weinberg’s beroemde ‘The first three minutes’.
Wat er gedurende die eerste drie minuten van ons heelal na de big bang gebeurde, is een onderwerp van nogal wat speculaties. Momenteel is het inflatiescenario erg in zwang. Volgens die theorie zorgde de antizwaartekracht er kort na de klap (we hebben het over een getal met meer dan dertig nullen achter de komma) voor dat het heelal gigantisch in omvang toenam. Daarna volgde nog de vorming van deeltjes en atomen, maar in drie minuten was het bekeken en lag de toekomst van de kosmos vast.
Sindsdien dijt het heelal uit, zij het steeds langzamer door de invloed van de zwaartekracht die ervoor zorgt dat de massa in het heelal bij elkaar wil blijven. Wat Davies in ‘De laatste drie minuten’ doet, is filosoferen over wie er gaat winnen: de uitdijing of de zwaartekracht. Dat hangt af van de totale massa in het heelal en die is onbekend. De sterren en planeten zijn samen goed voor maar een fractie ervan. Het grootste deel zit in de vorm van energie uitgesmeerd over het vacuüm of bevindt zich in neutrino’s, kleine oerdeeltjes waarvan er per seconde zo’n honderd miljard door ons lichaam schieten.
Nacht
Welk van beide scenario’s ook waar is, het einde nadert onherroepelijk, schildert Davies ons voor. Een hoofdrol daarbij speelt de tweede hoofdwet van de thermodynamica, die stelt dat de hoeveelheid nuttig bruikbare energie in het heelal voortdurend afneemt. Op een gegeven moment zullen we nergens meer de energie vandaan kunnen halen om van te leven, tenzij we erin slagen onze energiebehoefte te halveren telkens wanneer de beschikbare hoeveelheid halveert. Dan hebben we theoretisch het eeuwige leven.
Althans, wanneer het heelal eeuwig blijft uitdijen. Als de zwaartekracht wint, gaan we de big crunch tegemoet. Het heelal wordt dan niet eeuwig groter en kouder, maar op een gegeven moment weer kleiner en warmer en verdwijnt tenslotte met medeneming van ruimte en tijd in het niets. Daar is geenontsnappen aan, tenzij we erin zouden slagen zelf een nieuw heelal te maken en daarnaar te ontsnappen (theoretisch schijnt dat mogelijk te zijn).
Voor degenen die zichzelf geruststellen met de gedachte dat dit alles pas over tientallen miljarden jaren gaat spelen, merkt Davies nog op dat we er misschien wel in slagen in een deeltjesversneller een vacuümverval te ontketenen, in welk geval de aarde binnen een seconde in het grote niets kan verdwijnen. Ook hier geldt: niet erg waarschijnlijk, maar het kan.
‘De laatste drie minuten’ is dus geen boek voor mensen die toch al depressief worden zodra ze zich afvragen wat de zin van het bestaan is. Elk zijn blijkt tot niet-zijn geschapen. Maar de doemscenario’s worden wel deskundig opgediend (laten we aannemen dat de beginnersfout ‘graden Kelvin’ in plaats van gewoon ‘Kelvin’ voor de temperatuur van het heelal niet uit Davies’ eigen pen komt), hoewel een iets gestructureerder aanpak op zijn plaats was geweest. Al met al een aanrader voor mensen met kosmologische belangstelling of om weg te geven aan van die vervelende optimisten die zich nergens zorgen om maken.
Paul Davies, De laatste drie minuten, Uitgeverij Contact, ISBN 90-254-0635-1, f. 29,90.
Het heelal dijt uit. Voor Woody Allen was die constatering in een van zijn vroege films al aanleiding om heel erg depressief te worden. In ‘De laatste drie minuten’ legt Paul Davies in compacte bewoordingen uit waarom Allen groot gelijk had om zich zorgen te maken.
Paul Davies, morgen samen met Roger Penrose, Frits Staal en Freek de Jonge in de Aula te bewonderen tijdens het congres ‘Bruggen slaan’, is handig in het bedenken van boektitels die op andermans werk inhaken. Het vorige boek van de Australische fysicus, ‘The mind of God’, was een verwijzing naar de laatste zin van Stephen Hawking’s ‘Het heelal’, waarin deze zegt dat een geünificeerde theorie over het heelal ons inzicht zal geven in de geest van God. Davies’ nieuwste boek heet ‘De laatste drie minuten’, een zinspeling op Steven Weinberg’s beroemde ‘The first three minutes’.
Wat er gedurende die eerste drie minuten van ons heelal na de big bang gebeurde, is een onderwerp van nogal wat speculaties. Momenteel is het inflatiescenario erg in zwang. Volgens die theorie zorgde de antizwaartekracht er kort na de klap (we hebben het over een getal met meer dan dertig nullen achter de komma) voor dat het heelal gigantisch in omvang toenam. Daarna volgde nog de vorming van deeltjes en atomen, maar in drie minuten was het bekeken en lag de toekomst van de kosmos vast.
Sindsdien dijt het heelal uit, zij het steeds langzamer door de invloed van de zwaartekracht die ervoor zorgt dat de massa in het heelal bij elkaar wil blijven. Wat Davies in ‘De laatste drie minuten’ doet, is filosoferen over wie er gaat winnen: de uitdijing of de zwaartekracht. Dat hangt af van de totale massa in het heelal en die is onbekend. De sterren en planeten zijn samen goed voor maar een fractie ervan. Het grootste deel zit in de vorm van energie uitgesmeerd over het vacuüm of bevindt zich in neutrino’s, kleine oerdeeltjes waarvan er per seconde zo’n honderd miljard door ons lichaam schieten.
Nacht
Welk van beide scenario’s ook waar is, het einde nadert onherroepelijk, schildert Davies ons voor. Een hoofdrol daarbij speelt de tweede hoofdwet van de thermodynamica, die stelt dat de hoeveelheid nuttig bruikbare energie in het heelal voortdurend afneemt. Op een gegeven moment zullen we nergens meer de energie vandaan kunnen halen om van te leven, tenzij we erin slagen onze energiebehoefte te halveren telkens wanneer de beschikbare hoeveelheid halveert. Dan hebben we theoretisch het eeuwige leven.
Althans, wanneer het heelal eeuwig blijft uitdijen. Als de zwaartekracht wint, gaan we de big crunch tegemoet. Het heelal wordt dan niet eeuwig groter en kouder, maar op een gegeven moment weer kleiner en warmer en verdwijnt tenslotte met medeneming van ruimte en tijd in het niets. Daar is geenontsnappen aan, tenzij we erin zouden slagen zelf een nieuw heelal te maken en daarnaar te ontsnappen (theoretisch schijnt dat mogelijk te zijn).
Voor degenen die zichzelf geruststellen met de gedachte dat dit alles pas over tientallen miljarden jaren gaat spelen, merkt Davies nog op dat we er misschien wel in slagen in een deeltjesversneller een vacuümverval te ontketenen, in welk geval de aarde binnen een seconde in het grote niets kan verdwijnen. Ook hier geldt: niet erg waarschijnlijk, maar het kan.
‘De laatste drie minuten’ is dus geen boek voor mensen die toch al depressief worden zodra ze zich afvragen wat de zin van het bestaan is. Elk zijn blijkt tot niet-zijn geschapen. Maar de doemscenario’s worden wel deskundig opgediend (laten we aannemen dat de beginnersfout ‘graden Kelvin’ in plaats van gewoon ‘Kelvin’ voor de temperatuur van het heelal niet uit Davies’ eigen pen komt), hoewel een iets gestructureerder aanpak op zijn plaats was geweest. Al met al een aanrader voor mensen met kosmologische belangstelling of om weg te geven aan van die vervelende optimisten die zich nergens zorgen om maken.
Paul Davies, De laatste drie minuten, Uitgeverij Contact, ISBN 90-254-0635-1, f. 29,90.
Comments are closed.