In de Delta van 12 januari jl. schreef de hoofdredacteur, Richard Meijer, een opiniestuk over de bestuursstructuur van onze universiteit. Via deze brief zou ik hierover graag het een en ander willen opmerken.
Meijer ziet naar mijn mening sommige zaken niet in de juiste verbanden.
Het stuk lijkt de universiteitsraad af te willen schilderen als een bureaucratisch monster. Daarnaast is de ondertoon van het stuk dat de raad geen wezenlijke bijdrage aan het bestuur van onze universiteit levert en voor het college van bestuur, de bestuurlijke wederhelft van de raad, in de besluitvorming slechts een blok aan het been zou zijn.
Met deze stellingname ben ik het in het geheel niet eens. Ik zal puntsgewijs aangeven waar de onjuistheden in de gedachten van Meijer zich bevinden. Hierbij moet ik opmerken dat het verwarrend is dat hij niet duidelijk aangeeft wat zijn eigen mening is en wat de mening en de intenties van het college van bestuur zijn. Op deze manier dreigt hij het college als rugdekking voor zijn opiniestuk te gebruiken en dat lijkt mij een mogelijkheid waarvan hij zich niet zou hoeven te bedienen.
Indirect verwijt Meijer de raad een bestuursorgaan te zijn dat niet kritisch ten opzichte van zijn eigen positie en functioneren zou staan. ,,Een eerste stap in die richting kan zijn het organiseren van een symposium, om de vergaderbobo’s eens voor de spiegel te zetten.”
Hierbij is voor mij niet duidelijk of hij het college verwoordt of dat dit slechts zijn mening is. Aangezien het echter zijn opinieartikel is, ga ik ervan uit dat hij dit idee tenminste kan steunen. Onze TU bevindt zich nu in de situatie waarbij door iedereen de noodzakelijke verantwoordelijkheden genomen moeten worden. Mijn fractie, en velen volgens mij met haar, beseffen dit wel degelijk. Daarnaast proberen wij ook scherp in de gaten te houden waar eventueel vertragingen in of slechte voorbereidingen op de besluitvorming worden veroorzaakt. De ervaring leert dat dit in het algemeen niet aan de raad verweten kan worden. Ik zal verdere discussie over eventuele oorzaken op dit moment niet via Delta voeren.
Parlementje
Daarnaast zet Meijer vraagtekens bij de inhoudelijke waarde van de raad. Bij de combinatie van betrokkenen bij, en bestuur van de universiteit zou ,,het huidige parlementje spelen van de u-raad niet het alleen zaligmakende model zijn”. Dat de huidige bestuursvorm niet de enige zaligmakende is, wil ik best onderschrijven. De kleinerende toon van Meijer doet echter vermoeden dat hij deze vorm zelfs absoluut geen goede vindt. Hij beschrijft de raad als helaas door de democratisering ontstaan en zich nu vastklampend aan de verworven rechten. Hierover wil ik opmerken dat de raad tot op heden naar mijn mening heeft aangetoond zijn taken serieus en op correcte wijze af te handelen. Aan een volledige discussie over de bestuursvorm zou eerst een analyse van sterkte en zwakte vooraf moeten gaan, want op dit moment heeft niemand,ook Meijer niet, voldoende informatie om een zuiver oordeel te kunnen vellen.
Vervolgens schrijft Meijer dat het verzet, door de partijen zelf, tegen verandering van de samenstelling van de raad ,,in de publieke opinie het beeld zou versterken van de universiteit die aan zijn eigen waterhoofd ten onder gaat en derhalve het verdient om door de politiek hard aangepakt te worden”. Het lijkt mij het leggen van een acausaal verband met de huidige welwillendheid van de maatschappij om op het hoger onderwijs te bezuinigen en als zodanig geen recht te doen aan de discussie tussen overheid, instellingen en de studenten over dit moeilijke onderwerp.
Kortom, wanneer Meijer moeite heeft met de democratische organisatievorm in het algemeen of de toepassing daarvan op onze universiteit in het bijzonder, dan is dat zijn goed recht. Als hij zijn mening hierover in Delta wil weergeven dan zal hij die correct moeten onderbouwen, aangezien hij anders in mijn ogen geen zinvolle bijdrage levert.
(Naschrift R.M.: een artikel dat de discussie wilde prikkelen, mag een polemisch antwoord verwachten. Hubeek heeft er echter meer gelezen dan er stond.
Het stuk impliceert bijvoorbeeld nergens (en de schrijver vindt ook niet) dat het universitaire bestuursmodel een bureaucratisch monster heeft gebaard, noch dat universitaire democratie maar beter kan verdwijnen. Wel dat onbevooroordeelde zelfreflectie op de praktijk van dat model, liefst in samenspraak met de kiezers, nuttig kan zijn voor bestuurskracht en democratisch engagement.
Ten slotte: opinies op deze pagina ‘verwoorden’ uitsluitend de mening van de auteurs, niet die van anderen.)
In de Delta van 12 januari jl. schreef de hoofdredacteur, Richard Meijer, een opiniestuk over de bestuursstructuur van onze universiteit. Via deze brief zou ik hierover graag het een en ander willen opmerken. Meijer ziet naar mijn mening sommige zaken niet in de juiste verbanden.
Het stuk lijkt de universiteitsraad af te willen schilderen als een bureaucratisch monster. Daarnaast is de ondertoon van het stuk dat de raad geen wezenlijke bijdrage aan het bestuur van onze universiteit levert en voor het college van bestuur, de bestuurlijke wederhelft van de raad, in de besluitvorming slechts een blok aan het been zou zijn.
Met deze stellingname ben ik het in het geheel niet eens. Ik zal puntsgewijs aangeven waar de onjuistheden in de gedachten van Meijer zich bevinden. Hierbij moet ik opmerken dat het verwarrend is dat hij niet duidelijk aangeeft wat zijn eigen mening is en wat de mening en de intenties van het college van bestuur zijn. Op deze manier dreigt hij het college als rugdekking voor zijn opiniestuk te gebruiken en dat lijkt mij een mogelijkheid waarvan hij zich niet zou hoeven te bedienen.
Indirect verwijt Meijer de raad een bestuursorgaan te zijn dat niet kritisch ten opzichte van zijn eigen positie en functioneren zou staan. ,,Een eerste stap in die richting kan zijn het organiseren van een symposium, om de vergaderbobo’s eens voor de spiegel te zetten.”
Hierbij is voor mij niet duidelijk of hij het college verwoordt of dat dit slechts zijn mening is. Aangezien het echter zijn opinieartikel is, ga ik ervan uit dat hij dit idee tenminste kan steunen. Onze TU bevindt zich nu in de situatie waarbij door iedereen de noodzakelijke verantwoordelijkheden genomen moeten worden. Mijn fractie, en velen volgens mij met haar, beseffen dit wel degelijk. Daarnaast proberen wij ook scherp in de gaten te houden waar eventueel vertragingen in of slechte voorbereidingen op de besluitvorming worden veroorzaakt. De ervaring leert dat dit in het algemeen niet aan de raad verweten kan worden. Ik zal verdere discussie over eventuele oorzaken op dit moment niet via Delta voeren.
Parlementje
Daarnaast zet Meijer vraagtekens bij de inhoudelijke waarde van de raad. Bij de combinatie van betrokkenen bij, en bestuur van de universiteit zou ,,het huidige parlementje spelen van de u-raad niet het alleen zaligmakende model zijn”. Dat de huidige bestuursvorm niet de enige zaligmakende is, wil ik best onderschrijven. De kleinerende toon van Meijer doet echter vermoeden dat hij deze vorm zelfs absoluut geen goede vindt. Hij beschrijft de raad als helaas door de democratisering ontstaan en zich nu vastklampend aan de verworven rechten. Hierover wil ik opmerken dat de raad tot op heden naar mijn mening heeft aangetoond zijn taken serieus en op correcte wijze af te handelen. Aan een volledige discussie over de bestuursvorm zou eerst een analyse van sterkte en zwakte vooraf moeten gaan, want op dit moment heeft niemand,ook Meijer niet, voldoende informatie om een zuiver oordeel te kunnen vellen.
Vervolgens schrijft Meijer dat het verzet, door de partijen zelf, tegen verandering van de samenstelling van de raad ,,in de publieke opinie het beeld zou versterken van de universiteit die aan zijn eigen waterhoofd ten onder gaat en derhalve het verdient om door de politiek hard aangepakt te worden”. Het lijkt mij het leggen van een acausaal verband met de huidige welwillendheid van de maatschappij om op het hoger onderwijs te bezuinigen en als zodanig geen recht te doen aan de discussie tussen overheid, instellingen en de studenten over dit moeilijke onderwerp.
Kortom, wanneer Meijer moeite heeft met de democratische organisatievorm in het algemeen of de toepassing daarvan op onze universiteit in het bijzonder, dan is dat zijn goed recht. Als hij zijn mening hierover in Delta wil weergeven dan zal hij die correct moeten onderbouwen, aangezien hij anders in mijn ogen geen zinvolle bijdrage levert.
(Naschrift R.M.: een artikel dat de discussie wilde prikkelen, mag een polemisch antwoord verwachten. Hubeek heeft er echter meer gelezen dan er stond.
Het stuk impliceert bijvoorbeeld nergens (en de schrijver vindt ook niet) dat het universitaire bestuursmodel een bureaucratisch monster heeft gebaard, noch dat universitaire democratie maar beter kan verdwijnen. Wel dat onbevooroordeelde zelfreflectie op de praktijk van dat model, liefst in samenspraak met de kiezers, nuttig kan zijn voor bestuurskracht en democratisch engagement.
Ten slotte: opinies op deze pagina ‘verwoorden’ uitsluitend de mening van de auteurs, niet die van anderen.)
Comments are closed.