Student bouwkunde Haroen Schijf berichtte voor de zomerstop vier keer over de voorbereidingen op een klimexpeditie naar de Peruaanse Andes. Inmiddels is hij terug en verslaat in de vijfde en laatste aflevering van ‘Klim in de pen’ het moment suprême.
br />
Ik kan onmogelijk alles vertellen, de ruimte is te beperkt. Dus over de gestichte bosbrand met het doel onze aandacht af te leiden en ons te beroven, vertel ik maar niets. Of die torenflat van ijs die ik bijna op mijn kop heb gekregen, of het cultuur happen op de Incatrail. Maar laat ik bij het begin beginnen.
Lima, de hoofdstad van Peru, is een grauwe en onpersoonlijke stad. Als wij hier begin juli aankomen hangt de bewolking als een depressieve deken boven de zeven miljoen inwoners. Na één dag hebben we al het gevoel geen adem meer te kunnen halen en vluchten dan ook naar het zomerse Huaraz, aan de voet van de Cordillera Blanca. Het centrum van deze stad is door de zware aardbevingen van 1956 en 1970 totaal verwoest en bestaat nu dan ook voor het grootste deel uit bunkerachtige nieuwbouw. Gelukkig wordt deze aanblik grotendeels goedgemaakt door de kleurrijke markt die het centrum elke dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat vult. Vanuit Huaraz zullen we de komende weken de verschillende quebradas (dalen) bezoeken om beklimmingen uit te voeren.
Om onze spullen naar het basiskamp in Quebrada Ishinca te vervoeren huren wij twee ezeltjes en een bijbehorende arriero, een ezeldrijver. Zonder een krimp te geven worden die iele beestjes ieder met zo’n veertig kilo beladen. De arriero pookt vervolgens met een stok tussen hun ballen, roept ,,burre, burre” (hetgeen ,,ezel” betekent) en het diertje begint te lopen. En blijft lopen.
Een van de ezeltjes is duidelijk een kneusje: zonder enige aanleiding wankelt hij van het pad af, valt een paar meter en blijft ternauwernood in een struik hangen. Tien meter boven een kolkende beek. Hij lijkt er niet echt mee te zitten want gelaten wacht hij zijn lot af. Aan z’n staart trekken, blijkt te helpen. Onze tas met eten is echter veranderd in een onsmakelijke brei van tomaten, macaroni, chocola en koekkruimels.
De hoogte
Tijdens ons zevendaags verblijf in het basiskamp (4400m) vermaken we ons opperbest met het beloeren van een aantal andere expedities. Zo is er een Engelsman die vergeefs probeert een forel uit de ijskoude gletsjerbeek te vangen. Of die bejaarde Duitser die de hele dag aan het vliegeren is en ondertussen zijn kampvuurtje probeert aan te houden.
De bergen zijn technisch niet zo moeilijk maar wel hoog. Omdat Richard de eerste dagen nog met wat acclimatisatieproblemen kampt, moet hij op de Urus Este (5420m) rond de 5100 meteropgeven. De volgende dag bereiken we wèl samen de top van de Ishinca (5530m). Het uitzicht is fabuleus maar we zijn eigenlijk te moe om er echt van te genieten. De hoogte.
Tijdens de derde tocht hebben we eindelijk het gevoel sterk te zijn. We beklimmen de noordgraat van de Yanaraju (5225m), die nog nooit door een mens is betreden. De graat bestaat voornamelijk uit rots en blijkt goed te beklimmen. Gevoelens van voldoening komen naar boven als we op de top de beloofde sponsorfoto’s maken. Dan pakt een windvlaag plotseling het SLEE-vlaggetje en moet ik beteuterd toekijken hoe deze – zijn opdruk waarmakend – de afgrond in verdwijnt.
Ongenaakbaar
In Quebrada Santa Cruz staan de mooiste en moeilijkste bergen van het gebied. De Alpamayo (5947m) is een burcht van ijs en sneeuw. Ongenaakbaar. Vooral voor deze berg zijn we hierheen gekomen. Niet voor niets is hij ooit verkozen tot mooiste berg ter wereld en hangt hij in nagenoeg elk hotel en restaurant aan de muur. Wij willen de berg beklimmen via de steile zuidwestwand, tegenwoordig de meest begane route. Meneer Ferrari c.s. was de eerste die dat deed, in 1975. Tegenwoordig zijn er tal van ‘klimmers’ die vaste touwen laten ophangen door ervaren berggidsen en zich vervolgens daarlangs omhoog werken. Toch bereikt slechts de helft van alle mensen die het probeert de top.
Opgepropt zitten we in m’n tentje op 5350 meter hoogte, kamp 1. Binnen vriest het negen graden, buiten is het nog kouder. Het was vandaag een zware dag. We hebben vier Eiffeltorens beklommen met ieder 25 kilo op de rug. Er zijn leukere dingen …
De volgende morgen beklimmen we de Loyaqhirca (5600m), een wonderschone berg die zelden gedaan wordt. De Alpamayo ziet er vanuit dit perspectief indrukwekkend uit, als een bijna onneembare vesting. Toch is het niet meer de mooiste berg ter wereld: twee maanden geleden is er een stuk wand naar beneden gestort ter grootte van een voetbalveld en heeft de unieke flute-structuur (verticale ijsribbels) van de wand bezoedeld.
‘s Middags bij de tent is het Pizzatijd, ons geheime wapen. Jawel, u hoort het goed. Deegje kneden, uitje snijden, tomatenpuree erop, kaas erbij en op het benzinebrandertje in vijf minuten klaar laten stomen. De enige andere aanwezigen, twee Nieuwzeelanders, schudden wat meewarig met hun hoofd.
De top
Voor dag en dauw ploeteren we de volgende morgen door de sneeuw naar de voet van de Alpamayo. Om in de wand te komen moeten we over een labiele sneeuwbrug stappen en vervolgens vier meter 80° steil ijs naar boven klimmen. De voorpunten van mijn stijgijzers dringen nog maar een paar millimeter in het ijs door. IJsbrokken die door Richard worden losgeslagen stuiteren zoevend aan mij voorbij of raken mij frontaal op mijn schouder of helm. Als vliegen tegen een ruit klimmen we hoger.
De laatste veertig meter zijn het mooist: in een steeds smaller en steiler wordende ijsgoot zie ik Richard omhoog spreiden tot hij eindelijk over de rand verdwijnt. De top. Nou ja, deechte top is een steenworp verderop en bestaat dit jaar uit een paddestoel-achtige constructie die elk moment kan instorten. Zelfmoord. Maar de plaats waar we nu staan is, op z’n zachtst gezegd, ook misselijkmakend. Hoewel ik qua afgronden toch wel wat gewend ben. Na een kwartiertje laten we ons aan het touw de wand weer in zakken. Richting pizza.
Beloning
Dit was de mooiste, nu de hoogste. De Huascarán Sur wordt met 6768 meter beschouwd als de hoogste tropische (tussen 10°NB en 10°ZB) berg ter wereld en heeft duidelijke Himalaya-trekjes. In 1970 is er een enorme lawine losgekomen als gevolg van een aardbeving (7.9 op de schaal van Richter). Deze puin en moddermassa kwam met een snelheid van ruim 200 (!) kilometer per uur de berg afrazen. Hierdoor hadden de mensen geen tijd om te vluchten en was het aantal slachttoffers enorm: maar liefst 80.000 mensen vonden er de dood. Ook nu nog zijn de sporen duidelijk te zien in de vorm van een 100 meter hoge puinkegel waarop nog steeds geen enkele begroeiing aanwezig is.
Wij kiezen voor een bliksemactie en willen het liefst in vier dagen de berg op en af zijn. Iets waar normaal gesproken minstens zes dagen voor staat. We zijn de enige die het zo aanpakken, maar we zijn uiteindelijk wel de enige tweemansexpeditie die er dit seizoen in geslaagd is de Huascarán Sur te beklimmen…en de Alpamayo.
Dat de wekker om drie uur ‘s morgens gaat, is op zich al heel erg, jezelf aankleden bij min 15°c is des te erger, maar de beloning mag er zijn. Tegen twaalven, na zeven uur zwoegen door kniediepe sneeuw en bij polaire temperaturen, bereiken wij de top. We omhelzen elkaar en hebben allebei tranen in de ogen.
Student bouwkunde Haroen Schijf berichtte voor de zomerstop vier keer over de voorbereidingen op een klimexpeditie naar de Peruaanse Andes. Inmiddels is hij terug en verslaat in de vijfde en laatste aflevering van ‘Klim in de pen’ het moment suprême.
Ik kan onmogelijk alles vertellen, de ruimte is te beperkt. Dus over de gestichte bosbrand met het doel onze aandacht af te leiden en ons te beroven, vertel ik maar niets. Of die torenflat van ijs die ik bijna op mijn kop heb gekregen, of het cultuur happen op de Incatrail. Maar laat ik bij het begin beginnen.
Lima, de hoofdstad van Peru, is een grauwe en onpersoonlijke stad. Als wij hier begin juli aankomen hangt de bewolking als een depressieve deken boven de zeven miljoen inwoners. Na één dag hebben we al het gevoel geen adem meer te kunnen halen en vluchten dan ook naar het zomerse Huaraz, aan de voet van de Cordillera Blanca. Het centrum van deze stad is door de zware aardbevingen van 1956 en 1970 totaal verwoest en bestaat nu dan ook voor het grootste deel uit bunkerachtige nieuwbouw. Gelukkig wordt deze aanblik grotendeels goedgemaakt door de kleurrijke markt die het centrum elke dag van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat vult. Vanuit Huaraz zullen we de komende weken de verschillende quebradas (dalen) bezoeken om beklimmingen uit te voeren.
Om onze spullen naar het basiskamp in Quebrada Ishinca te vervoeren huren wij twee ezeltjes en een bijbehorende arriero, een ezeldrijver. Zonder een krimp te geven worden die iele beestjes ieder met zo’n veertig kilo beladen. De arriero pookt vervolgens met een stok tussen hun ballen, roept ,,burre, burre” (hetgeen ,,ezel” betekent) en het diertje begint te lopen. En blijft lopen.
Een van de ezeltjes is duidelijk een kneusje: zonder enige aanleiding wankelt hij van het pad af, valt een paar meter en blijft ternauwernood in een struik hangen. Tien meter boven een kolkende beek. Hij lijkt er niet echt mee te zitten want gelaten wacht hij zijn lot af. Aan z’n staart trekken, blijkt te helpen. Onze tas met eten is echter veranderd in een onsmakelijke brei van tomaten, macaroni, chocola en koekkruimels.
De hoogte
Tijdens ons zevendaags verblijf in het basiskamp (4400m) vermaken we ons opperbest met het beloeren van een aantal andere expedities. Zo is er een Engelsman die vergeefs probeert een forel uit de ijskoude gletsjerbeek te vangen. Of die bejaarde Duitser die de hele dag aan het vliegeren is en ondertussen zijn kampvuurtje probeert aan te houden.
De bergen zijn technisch niet zo moeilijk maar wel hoog. Omdat Richard de eerste dagen nog met wat acclimatisatieproblemen kampt, moet hij op de Urus Este (5420m) rond de 5100 meteropgeven. De volgende dag bereiken we wèl samen de top van de Ishinca (5530m). Het uitzicht is fabuleus maar we zijn eigenlijk te moe om er echt van te genieten. De hoogte.
Tijdens de derde tocht hebben we eindelijk het gevoel sterk te zijn. We beklimmen de noordgraat van de Yanaraju (5225m), die nog nooit door een mens is betreden. De graat bestaat voornamelijk uit rots en blijkt goed te beklimmen. Gevoelens van voldoening komen naar boven als we op de top de beloofde sponsorfoto’s maken. Dan pakt een windvlaag plotseling het SLEE-vlaggetje en moet ik beteuterd toekijken hoe deze – zijn opdruk waarmakend – de afgrond in verdwijnt.
Ongenaakbaar
In Quebrada Santa Cruz staan de mooiste en moeilijkste bergen van het gebied. De Alpamayo (5947m) is een burcht van ijs en sneeuw. Ongenaakbaar. Vooral voor deze berg zijn we hierheen gekomen. Niet voor niets is hij ooit verkozen tot mooiste berg ter wereld en hangt hij in nagenoeg elk hotel en restaurant aan de muur. Wij willen de berg beklimmen via de steile zuidwestwand, tegenwoordig de meest begane route. Meneer Ferrari c.s. was de eerste die dat deed, in 1975. Tegenwoordig zijn er tal van ‘klimmers’ die vaste touwen laten ophangen door ervaren berggidsen en zich vervolgens daarlangs omhoog werken. Toch bereikt slechts de helft van alle mensen die het probeert de top.
Opgepropt zitten we in m’n tentje op 5350 meter hoogte, kamp 1. Binnen vriest het negen graden, buiten is het nog kouder. Het was vandaag een zware dag. We hebben vier Eiffeltorens beklommen met ieder 25 kilo op de rug. Er zijn leukere dingen …
De volgende morgen beklimmen we de Loyaqhirca (5600m), een wonderschone berg die zelden gedaan wordt. De Alpamayo ziet er vanuit dit perspectief indrukwekkend uit, als een bijna onneembare vesting. Toch is het niet meer de mooiste berg ter wereld: twee maanden geleden is er een stuk wand naar beneden gestort ter grootte van een voetbalveld en heeft de unieke flute-structuur (verticale ijsribbels) van de wand bezoedeld.
‘s Middags bij de tent is het Pizzatijd, ons geheime wapen. Jawel, u hoort het goed. Deegje kneden, uitje snijden, tomatenpuree erop, kaas erbij en op het benzinebrandertje in vijf minuten klaar laten stomen. De enige andere aanwezigen, twee Nieuwzeelanders, schudden wat meewarig met hun hoofd.
De top
Voor dag en dauw ploeteren we de volgende morgen door de sneeuw naar de voet van de Alpamayo. Om in de wand te komen moeten we over een labiele sneeuwbrug stappen en vervolgens vier meter 80° steil ijs naar boven klimmen. De voorpunten van mijn stijgijzers dringen nog maar een paar millimeter in het ijs door. IJsbrokken die door Richard worden losgeslagen stuiteren zoevend aan mij voorbij of raken mij frontaal op mijn schouder of helm. Als vliegen tegen een ruit klimmen we hoger.
De laatste veertig meter zijn het mooist: in een steeds smaller en steiler wordende ijsgoot zie ik Richard omhoog spreiden tot hij eindelijk over de rand verdwijnt. De top. Nou ja, deechte top is een steenworp verderop en bestaat dit jaar uit een paddestoel-achtige constructie die elk moment kan instorten. Zelfmoord. Maar de plaats waar we nu staan is, op z’n zachtst gezegd, ook misselijkmakend. Hoewel ik qua afgronden toch wel wat gewend ben. Na een kwartiertje laten we ons aan het touw de wand weer in zakken. Richting pizza.
Beloning
Dit was de mooiste, nu de hoogste. De Huascarán Sur wordt met 6768 meter beschouwd als de hoogste tropische (tussen 10°NB en 10°ZB) berg ter wereld en heeft duidelijke Himalaya-trekjes. In 1970 is er een enorme lawine losgekomen als gevolg van een aardbeving (7.9 op de schaal van Richter). Deze puin en moddermassa kwam met een snelheid van ruim 200 (!) kilometer per uur de berg afrazen. Hierdoor hadden de mensen geen tijd om te vluchten en was het aantal slachttoffers enorm: maar liefst 80.000 mensen vonden er de dood. Ook nu nog zijn de sporen duidelijk te zien in de vorm van een 100 meter hoge puinkegel waarop nog steeds geen enkele begroeiing aanwezig is.
Wij kiezen voor een bliksemactie en willen het liefst in vier dagen de berg op en af zijn. Iets waar normaal gesproken minstens zes dagen voor staat. We zijn de enige die het zo aanpakken, maar we zijn uiteindelijk wel de enige tweemansexpeditie die er dit seizoen in geslaagd is de Huascarán Sur te beklimmen…en de Alpamayo.
Dat de wekker om drie uur ‘s morgens gaat, is op zich al heel erg, jezelf aankleden bij min 15°c is des te erger, maar de beloning mag er zijn. Tegen twaalven, na zeven uur zwoegen door kniediepe sneeuw en bij polaire temperaturen, bereiken wij de top. We omhelzen elkaar en hebben allebei tranen in de ogen.
Comments are closed.