Het hele TU-personeel was vorige week welkom bij een openbare discussie tussen college van bestuur en universiteitsraad, met als hoofdthema: ,,Een evaluatie van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en van de toepassing daarvan bij de TU Delft”.
Een toeschouwer mengde zich vanaf de publieke tribune in de discussie, maar sloop teleurgesteld de zaal uit.
Evalueren. Volgens het woordenboek: ,,Schatten, de waarde, het belang, de betekenis schatten of keuren van -…”
In mijn onschuld hoopte ik op een professionele, systematische toetsing van de gebruikte middelen aan de doelstellingen van onze universiteit. Dit bleek een misplaatste verwachting te zijn. Raad en college vingen elkaar vliegen af om ze daarna weer los te laten. De discussie was zodanig georganiseerd dat het bereiken van een helder oordeel niet tot de mogelijkheden hoorde. Aan de meest elementaire voorwaarden voor democratische gedachtenwisseling of besluitvoorbereiding werd niet voldaan.
Na meer dan twee uur sprakeloos luisteren had ik voldoende moed verzameld om de vergaderenden te wijzen op de opdracht die zij zichzelf hadden gesteld en waarmee zij mij hadden verleid de vergadering bij te wonen.
De gelegenheidsvoorzitter, professor Verruijt, hoogleraar in de grondmechanica, die duidelijk met beide benen op de grond of misschien zelfs wel in de klei staat, merkte ad rem op dat ik blijkbaar toch wenste deel te nemen aan de door mij als onvruchtbaar gekenschetste discussie. Wat een flitsende logica en verbluffend, hoopgevend inzicht in het democratisch proces vertoonde deze collega waar het college haar bestuurlijk heil bij heeft gezocht. Na zo’n gewiekste terechtwijzing die blijkbaar door de zwijgende leden van het college en van de raad als terecht werd beschouwd, kon ik niet anders dan de zaal uitsluipen.
De Verdoving
Die avond, terwijl mijn gedachten terug gingen naar de eerbare, zwijgende figuren van raads- en collegeleden en ik mijn wonden likte, kwam ik op mijn eigen vrije interpretatie van de prachtige uitspraak van Edmund Burke: ,,All that is necessary for evil to triumph is for good men to do nothing.” Dat werd dus: ,,Om de democratie om zeep te helpen is het voldoende dat goede democraten zwijgen.”
Burke en zijn tijdgenoot Voltaire waren meer dan tweehonderd jaar geleden goede voorbeelden van de ‘geëngageerde intellectueel’, van de honnête homme, die niet meer opgeleid wordt. Een soort die dus uitsterft. Het was vooral Voltaire die de belangrijkste wapens van dit soort intellectueel ontwikkelde: onderzoek, onthulling, argumentatie, belachelijk maken en natuurlijk l’oxygène de la publicité. In zijn Traité sur la tolérance onderzocht hij de mogelijkheid om in een samenleving die het principe van tolerantie tot ideaal heeft verheven, intolerantiete accepteren. Zijn antwoord is een bondig: dat kan niet. Accepteert zij intolerantie wèl, dan graaft zij haar eigen graf. Onze interpretaties van tolerantie en democratie waren gebaseerd op de meest nobele dromen van de achtiende eeuw, de Verlichting. Maar nu baseren wij ze op middelmatige kostenberekeningen, de Verdoving.
Paradox
Deze overpeinzingen brachten mij op de paradox van Koolhaas: in een democratie is ondemocratisch gedrag onaanvaardbaar, ook al staat de meerderheid het toe. De hedendaagse bestuurders, die beweren dat zij langs democratische wijze het heft in handen hebben gekregen, helpen ons democratische bestuur om zeep, terwijl goedmenende vertegenwoordigers verbaasd toekijken. Dit gebeurt niet alleen binnen de universiteit, maar ook op landelijk niveau.
De kwaliteit van onze democratie blijkt nauwelijks meer afhankelijk van onze democratisch gekozen vertegenwoordigers, maar vooral van de intenties van onze bestuurders. De laatsten hebben reeds hun voorkeur uitgesproken voor het opheffen van ons in de zestiger jaren zo fel bevochten democratisch bestuur. Zij zijn er dus bij gebaat om iedere discussie en besluitvorming hierover te laten mislukken: daarmee bewijzen zij hun eigen gelijk. Daarin zijn zij vorige week schitterend geslaagd, mede dankzij een voor de gelegenheid uit de klei getrokken voorzitter. De raad zat erbij, keek er naar en liet zich door het college verleiden om vrijwillig de weg in te slaan naar zijn eigen opheffing.
Het hele TU-personeel was vorige week welkom bij een openbare discussie tussen college van bestuur en universiteitsraad, met als hoofdthema: ,,Een evaluatie van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en van de toepassing daarvan bij de TU Delft”. Een toeschouwer mengde zich vanaf de publieke tribune in de discussie, maar sloop teleurgesteld de zaal uit.
Evalueren. Volgens het woordenboek: ,,Schatten, de waarde, het belang, de betekenis schatten of keuren van -…”
In mijn onschuld hoopte ik op een professionele, systematische toetsing van de gebruikte middelen aan de doelstellingen van onze universiteit. Dit bleek een misplaatste verwachting te zijn. Raad en college vingen elkaar vliegen af om ze daarna weer los te laten. De discussie was zodanig georganiseerd dat het bereiken van een helder oordeel niet tot de mogelijkheden hoorde. Aan de meest elementaire voorwaarden voor democratische gedachtenwisseling of besluitvoorbereiding werd niet voldaan.
Na meer dan twee uur sprakeloos luisteren had ik voldoende moed verzameld om de vergaderenden te wijzen op de opdracht die zij zichzelf hadden gesteld en waarmee zij mij hadden verleid de vergadering bij te wonen.
De gelegenheidsvoorzitter, professor Verruijt, hoogleraar in de grondmechanica, die duidelijk met beide benen op de grond of misschien zelfs wel in de klei staat, merkte ad rem op dat ik blijkbaar toch wenste deel te nemen aan de door mij als onvruchtbaar gekenschetste discussie. Wat een flitsende logica en verbluffend, hoopgevend inzicht in het democratisch proces vertoonde deze collega waar het college haar bestuurlijk heil bij heeft gezocht. Na zo’n gewiekste terechtwijzing die blijkbaar door de zwijgende leden van het college en van de raad als terecht werd beschouwd, kon ik niet anders dan de zaal uitsluipen.
De Verdoving
Die avond, terwijl mijn gedachten terug gingen naar de eerbare, zwijgende figuren van raads- en collegeleden en ik mijn wonden likte, kwam ik op mijn eigen vrije interpretatie van de prachtige uitspraak van Edmund Burke: ,,All that is necessary for evil to triumph is for good men to do nothing.” Dat werd dus: ,,Om de democratie om zeep te helpen is het voldoende dat goede democraten zwijgen.”
Burke en zijn tijdgenoot Voltaire waren meer dan tweehonderd jaar geleden goede voorbeelden van de ‘geëngageerde intellectueel’, van de honnête homme, die niet meer opgeleid wordt. Een soort die dus uitsterft. Het was vooral Voltaire die de belangrijkste wapens van dit soort intellectueel ontwikkelde: onderzoek, onthulling, argumentatie, belachelijk maken en natuurlijk l’oxygène de la publicité. In zijn Traité sur la tolérance onderzocht hij de mogelijkheid om in een samenleving die het principe van tolerantie tot ideaal heeft verheven, intolerantiete accepteren. Zijn antwoord is een bondig: dat kan niet. Accepteert zij intolerantie wèl, dan graaft zij haar eigen graf. Onze interpretaties van tolerantie en democratie waren gebaseerd op de meest nobele dromen van de achtiende eeuw, de Verlichting. Maar nu baseren wij ze op middelmatige kostenberekeningen, de Verdoving.
Paradox
Deze overpeinzingen brachten mij op de paradox van Koolhaas: in een democratie is ondemocratisch gedrag onaanvaardbaar, ook al staat de meerderheid het toe. De hedendaagse bestuurders, die beweren dat zij langs democratische wijze het heft in handen hebben gekregen, helpen ons democratische bestuur om zeep, terwijl goedmenende vertegenwoordigers verbaasd toekijken. Dit gebeurt niet alleen binnen de universiteit, maar ook op landelijk niveau.
De kwaliteit van onze democratie blijkt nauwelijks meer afhankelijk van onze democratisch gekozen vertegenwoordigers, maar vooral van de intenties van onze bestuurders. De laatsten hebben reeds hun voorkeur uitgesproken voor het opheffen van ons in de zestiger jaren zo fel bevochten democratisch bestuur. Zij zijn er dus bij gebaat om iedere discussie en besluitvorming hierover te laten mislukken: daarmee bewijzen zij hun eigen gelijk. Daarin zijn zij vorige week schitterend geslaagd, mede dankzij een voor de gelegenheid uit de klei getrokken voorzitter. De raad zat erbij, keek er naar en liet zich door het college verleiden om vrijwillig de weg in te slaan naar zijn eigen opheffing.
Comments are closed.