Alle windstreken zijn vertegenwoordigd in ‘Hostel Sebastiaansbrug’ tegenover winkelcentrum In de Veste. Het pand, dat primair voor TU-mensen is bedoeld, zit propvol.
Sommige buitenlandse gasten blijven een paar weken, anderen zitten er al jaren. Hoe leven ze en hoe kijken ze aan tegen hun Delftse bestaan? Op bezoek bij een aantal hostel-gasten.
.pic seb1.gif Erika Lexth
Het is rond half acht op een doordeweekse avond. Hostel Sebastiaansbrug ligt er tamelijk verlaten bij. De beide receptie-dames zijn al lang naar huis. Alleen het grand café op de eerste verdieping licht ongegeneerd op in het donker. Een enkeling zit aan de bar.
De meeste bewoners van de Sebastiaansbrug hebben geen telefoon vanwege de hoge aansluitkosten die iedere bewoner, ongeacht zijn verblijfsduur, moet betalen. Een afspraak maken is dus moeilijk. Ouderwets ‘langswippen’ is een mogelijkheid, briefjes achterlaten bij de receptie een andere. Via de receptie heb ik daarom een afspraak gemaakt met twee Amerikaanse dames, zonder tijd en datum af te spreken. ,,Op doordeweekse avonden zijn ze bijna altijd thuis”, werd er gezegd.
Waar is de bel? Na enig zoeken ontwaar ik buiten in het pikkedonker een apparaat tegen de muur waarop nummers ingetoetst kunnen worden. Lastig, het belnummer blijkt een ander te zijn dan het kamernummer. Alleen via de brievenbussen, waar beide nummers opstaan, kan het ene nummer in het andere ‘vertaald’ worden.
Ik toets drie cijfers in: er gebeurt niets. Niet thuis? Ook bij willekeurige andere nummers blijft het verdacht stil. Is het apparaat kapot, of heeft niemand zin om te antwoorden? Na enige tijd ontdek ik aan de andere zijde van de ingang een zelfde belapparaat. Ik toets nogmaals het nummer in van de Amerikaanse dames. ‘Hello‘, klinkt het.
Het duurt even (begrijpelijk in geval van onaangekondigd bezoek) voor er een blond meisje naar beneden komt. ,,Rebecca Hoffm”, stelt ze zich lachend voor. Met de lift gaan we naar boven, waar een andere Amerikaanse net de gezamenlijke badkamer en spiegel verlaat: ,,Erika Lexth”. Hoffm excuseert zich voor de rotzooi, trekt haar bed snel nog even recht en moffelt wat spullen weg. ,,Wil je wat drinken? Water, cola?”
MTV
Ze blijken beide twintig te zijn, jonkies dus voor de Sebastiaansbrug, en komen samen met negen andere Amerikaanse bewoners van het hostel van dezelfde universiteit in de buurt van Boston. Pas een week of twee zijn ze in Delft; ze doen een project op de TU. Hoffm bij Civiele Techniek, Lexth bij WTM, iets met management. In totaal blijven ze twee maanden. ,,Voorkerst zijn we weer terug, anders zou mijn moeder erg kwaad worden”, legt Hoffm uit.
Terwijl MTV aanstaat, praten de beide meisjes over hun nog prille bestaan in Delft. Hun draai hebben ze nog niet gevonden. ,,We hebben nog geen contact met Nederlandse studenten”, betreuren beide. ,,Behalve dat ze ons af en toe bijna omver fietsen.” Hoewel ze op zoek geweest zijn, hebben ze ook nog niet kunnen ontdekken waar de Delftse student uitgaat. En waar hun Delftse collega’s wonen is helemaal een raadsel. Het café in het hostel hebben ze nog niet bezocht. ,,I’m scared of it”, lacht Hoffm. ,,Ze lijken allemaal veel ouder. Ze dansen.”, voegt Lexth toe.
Lexth en Hoffm praten netjes ombeurten, en ongeveer evenlang, alsof het is afgesproken. ,,We proberen in de cultuur te integreren. We gaan bijvoorbeeld fietsen kopen”, vertelt Lexth. Het bijwonen van de intocht van de Sint staat om dezelfde reden op het verlanglijstje. Ze weten dat hij uit Spanje komt en aardig voor kinderen is. Maar van Zwarte Piet en het fenomeen ‘schoen zetten’ horen de dames verwonderd op.
Een clip op MTV slokt even de aandacht van de meisjes op. ,,Ik herinner ‘m van de eighties”, maar de naam wil hen niet te binnen schieten. ,,O ja, Spiderman van The Cure. Hè, we hebben net gegeten.”
De kamers van de meisjes zijn voor hen geregeld en betaald door de universiteit. En de dames zijn verbaasd over de luxe die hen ten deel valt. ,,Onze kamers worden schoongemaakt, de lakens verwisseld; ze nemen zelfs ons afval mee. Als het licht kapot is, komen ze het onmiddellijk maken.” Maar over de telefoon zijn Lexth en Hoffm minder te spreken. ,,In het hele gebouw is één telefoon”, vertelt Hoffm. ,,We moeten vaak lang wachten en het is er nogal lawaaiig.”
De twee Amerikaansen sommen een hele lijst op met rare dingen die ze in dit land tegenkomen. Lexth: ,,In Amerika zijn we meer gewend tot ‘s avonds te werken. Hier zegt iedereen om vijf uur: dag, ik ga.” Hoffm blijkt vooral getroffen door de weersverschijnselen: ,,Ik heb de afgelopen twee weken meer regenbogen gezien dan ooit daarvoor. I was so happy.”
Iers
Het is kwart voor negen in grand café Sebastiaansbrug op de eerste verdieping. Aan de bar zit een groepje Britten. Ze blijken bij Exact Software te werken, de meesten wonen in het hostel. ,,Exact zocht mensen in Groot-Brittannië, omdat ze er hier niet genoeg konden vinden”, vertelt Giles Middleton.
De sfeer is een beetje landerig: flauwe grappen en verveeld gelach. ,,Ik kom vaak in het café”, vertelt Middleton, ,,omdat ik elke week aan de dartcompetitie meedoe.” Tegenover Middleton zit zijn vriendin die is overgekomen. ,,Ik kom als hij zich wanhopig voelt”, lacht ze. Middleton pakt haar liefkozend bij de hand, de derde persoon aan de bar-achtige tafel lacht een beetje voor zich uit.
Een eindje verder, aan de bar, zit Hazel Babington, ook werkzaam bij Exact. ,,Iers”, zegt ze beledigd, wanneer haar vaderland op één hoop met het buurland gegooid wordt. Babington, door de andere Exacters getipt als degene met de wilde verhalen, moet een beetje lachen om die aanduiding. ,,Ik werk hard en zit eigenlijk niet zo vaak in dit café.” Maar ze blijkt het uitgaansleven van Rotterdam tot Amsterdam en Utrecht goed te kennen. ,,En vrijdagavond gaan we na het werktot twaalf uur in de Koornbeurs joints zitten roken.”
De Ierse computerdeskundige, die evenals de rest voor een jaar werken tegen een goed salaris tekende, spaart om volgend jaar door de wereld te kunnen trekken. ,,Wat ik raar vind aan Nederlanders, maar misschien geldt dat alleen voor de mensen van Exact, is dat ze ‘s avonds tot acht of negen uur werken, zonder daarvoor betaald te krijgen. In Ierland gaat de deur om vijf uur dicht.”
Babington vindt haar kamer in de Sebastiaansbrug vrij prijzig. ,,Maar ik weet niet waar ik anders moet gaan wonen. Ik baal ook erg van de telefoon, misschien moet ik toch maar een eigen aansluiting nemen. ‘s Avonds staat er vaak een rij voor, dan ren ik voortdurend op en neer van de tweede verdieping naar beneden. Gelukkig weet ik nu wat de beste tijd is: laat.”
Thee
Hiroshi Harada komt lopend uit z’n werk. Hij ziet er goed gekleed uit in zijn halflange regenjas, al is deze een beetje doorweekt. De 27-jarige Japanner huurt de goedkoopste optie: met drie anderen deelt hij keuken en sanitaire voorzieningen. Als één van de weinigen heeft hij wel een eigen telefoon.
In een hoek van de kamer staat een aantal lege spa-rood flessen. In de kamer hangt een lichte vislucht. Het eerst wat Harada doet wanneer hij zij jas heeft opgehangen, is het aanbieden van zijn visitekaartje. Harada is postdoctoral fellow bij de vakgroep telecommunicatie van de faculteit Elektrotechniek. Hij is hier vanaf september en blijft één jaar.
Niets in de kamer wijst op een Japanse bewoner. Ook hier het standaard Duwo-meubilair: bed, kast, tv, bureau en een vreemdsoortige stoel, die Harada naar de gang verbannen heeft. Alleen een doosje Japanse thee verraadt de nationaliteit van de bewoner. Harada zet prompt water op.
Harada blijkt niet direct vanaf de Japanse universiteit naar Delft te zijn gekomen. ,,Een tijd gewerkt bij het National Lab in Japan”, vertelt hij. Hij is naar Delft gekomen om te leren over de Europese standaardisering in de telecommunicatie. Een dergelijke standaard voor de Oost-Aziatische landen is zijn droom.
Financieel is hij er door zijn overstap van een jaar naar Delft niet beter op geworden. Afgezien van de garantie dat hij zijn baan na een jaar weer terugkrijgt, betaalt zijn werkgever hem een jaar lang niets meer. Zijn enige salaris is de financiële vergoeding die een fellow krijgt. Ook de huur moet hij zelf betalen.
,,Ik had eigenlijk een zelfstandige kamer gewild, maar die was niet meer beschikbaar.” Harada staat op de wachtlijst en hoopt binnenkort alsnog te kunnen verhuizen. Ook al is het samenleven met zijn huisgenoten hem zeer bevallen. De doorstroom in zijn huis is hoog, zodat huisgenoten komen en gaan. Kortgeleden had hij een Chinese buurvrouw, die hij waardeerde vanwege een gedeelde culinaire achtergrond. Ook zijn Engelse huisgenoten zijn ‘heel aardig’, maar Harada maakt een afwerend gebaar over hun eetgewoonten: ,,Heel erg”. Met gebaren maakt Harada duidelijk dat ze wat in de pan smijten en het vervolgens zo snel mogelijk achterover slaan.
Markt
3 Sociale contacten beperken zich voornamelijk tot de wasruimte
Hoewel je misschien anders zou verwachten laat Harada, die vrijwel iedere dag in de keuken staat te kokkerellen, zich lovend uit over het Hollandse voedselaanbod. ,,Een overdaad aan goedkope en lekkere groenten. Als mijn werktijden het toelaten, ga ik naar de markt. Daar koop ik dan vis, mosselen of octopus bijvoorbeeld, en groenten.” Bij vaste marktbezoekers is de Japanner inmiddels een bekende: ,,Af en toe krijg ik een klopje op mijn arm, hallo.”
Contacten met anderen in de flat heeft Harada weinig, alleen bij het ontmoetingspunt de wasmachine wil het wel eens tot een gesprekje komen. ,,Oppervlakkige gesprekjes met mensen die net staan te strijken. ‘Hoe gaat het met je werk?’, vraag ik meestal.”
Zoals veel bewoners gaat ook Harada in het weekend vaak op stap om andere delen van het land te verkennen. Dat doet hij met een vaste club van twintig Japanners in Delft, voornamelijk studenten. Aan zijn prikbord hangt de lijst met namen en adressen. Van de twintig wonen er drie in de Sebastiaansbrug.
Wat Harada hier trof, was vooral de gemoedelijkheid. ,,In Japan is iedereen altijd druk, en is alles vantevoren strak gepland. Tijd is geld. Japanners werken ook veel harder. Het probleem is echter dat veel Japanners oogkleppen ophebben. Ik hoop hier een wat wijdere blik te ontwikkelen.”
C1000
4 De beste tijd om te telefoneren: laat
Van een heel ander slag is Jean-François Ganghoffer (33), Fransman en mechanical engineer. ,,Ik werk bij het CNRS, zeg maar het Franse TNO, in Mulhouse. Ik heb een sabatical year genomen en doe nu vanaf januari research bij Civiele Techniek. In december keer in terug naar Frankrijk en krijg ik mijn vroegere baan weer terug.”
In zijn kamer de gebruikelijke meubels, inclusief het vreemde stoeltje. Ook de Fransman heeft vrijwel niets gedaan om de kamer een persoonlijk tintje te geven. Een boekje ‘Au Quebec‘ in de boekenkast is eigenlijk het enige Franse element.
Ganghoffer woont in een vierpersoonshuishouden. ,,Een goede formule”, aldus de niet zo spraakzame Fransman. ,,Zo heb je wat contact als je uit je werk komt.” Omdat Ganghoffer al bijna een jaar in de Sebastiaanshof verblijft, heeft hij zijn drie huisgenoten zien komen en gaan. Koken doen ze vaak gemeenschappelijk. ,,We proberen de karige lunch in de TU-kantines te compenseren. Dat is toch geen lunch, het lijktmeer op een ontbijt. In Frankrijk is de lunch een warme maaltijd.”
Boodschappen doet Ganghoffer, die in het weekend overigens af en toe naar Frankrijk op en neer reist, steevast bij de C1000. Hij zegt te koken wat hij daar krijgen kan, maar de Hollandse keuken heeft hij nog niet leren kennen. ,,Ik weet niet wat dat is; in restaurants hier eet ik geen dingen die ik bijzonder Hollands zou noemen.”
Nederlandse gewoonten heeft Ganghoffer zich nauwelijks eigen gemaakt, maar er is een uitzondering: ,,Ik drink nu veel meer bier, en veel minder wijn. Overigens goedkoop, de wijn in de C1000. Niet duurder dan in Frankrijk. De eerste maanden zat ik bijna elke avond in het café hier in huis om andere mensen te leren kennen. Nu doe ik dat veel minder vaak. Sinds de zomer heeft iedereen gratis een tv op zijn kamer, verder zit ik nu op fitness.”
Dat Ganghoffer geen telefoon heeft, deert hem niet. ,,Zelf kan ik toch gemakkelijk bellen.” En ook van de gemeenschappelijke wasruimte heeft hij weinig last. ,,Ik doe bijna al mijn was met de hand hier in de badkamer.” Over het hostel heeft hij weinig te klagen. ,,De atmosfeer is goed, de mensen zijn erg coöperatief. Wat ik vervelend vind is de herrie van de drukke weg hiernaast.” Ganghoffer staat op en doet het raam dicht; het geluid van banden op nat wegdek verstomt. ,,Hoor je, ook als het raam dicht is, is het nog een herrie. Ze zouden er dubbel glas in moeten doen.”
———————————–
HOTEL OF STUDENTENFLAT?
Hostel ‘Sebastiaansbrug’ werd in 1992 opgeleverd. Het onderkomen van studentenhuisvester Duwo voor buitenlandse gasten (voornamelijk studenten) van de TU, bleek al snel een succes. Er wordt gefluisterd over een tweede pand.
5 Er wordt gefluisterd over een nieuwe, tweede pand
Is Sebastiaansbrug een hotel of een studentenflat? Er is een receptie, bemand door twee dames, maar deze sluit om vier uur ‘s middags en is in het weekend geheel onbemand. Er is geen ontbijt, geen restaurant. Het is soms mogelijk – tegen een speciaal tarief – een kamer voor één nacht te huren. Maar de modale huurder verblijft gemiddeld al gauw een paar maanden tot een jaar. Een enkeling woont zelfs al jaren in de Sebastiaansbrug. Aan de andere kant heeft de huurder weer wel de optie zijn kamer schoon te laten maken.
Omdat de Sebastiaansbrug zich niet in een welomschreven begrip laat vangen, is gekozen voor de naam ‘hostel’. Volgens Duwo-directeur mr. J.J. Benschop wordt de gemiddelde verblijfsduur de laatste tijd korter, waardoor het volgens hem meer op een hotel gaat lijken.
De gasten van hostel Sebastiaansbrug vormen een bont gezelschap. Gasten uit de hele wereld, al bestaat het merendeel van de bewoners op dit moment uit Europeanen. De meeste gasten zijn hogerejaars studenten, die, gezien de forse huren, enigszins bemiddeld moeten zijn. ,,Het zijn niet de reguliere studenten, zo’n vijfennegentig procent heeft een inkomen”, schat Benschop. Naast studenten verblijven echter ook TU-medewerkers in het pand, soms zelfs hoogleraren. Ook een paar Delftse bedrijven hebben een aantal buitenlandse medewerkers ondergebracht in het pand.
In 1992 werd de Sebastiaansbrug opgeleverd, al waren plannen voor het pand al veel ouder. Aanvankelijk was de helft bedoeld voor de TU, de andere helft voor het IHE. Deze laatste instelling heeft intussen een eigen pand voor buitenlandse gasten aan de Mina Krüsemanstraat. De Sebastiaansbrug is nu bijna volledig bevolkt met TU-mensen. Het loopt zo goed (tot en met januari alles volgeboekt) dat er volgens Benschop ‘bijna behoefte is aan een nieuw gebouw’.
De kamers van de Sebastiaansbrug zijn gemeubileerd en onderverdeeld in verschillende prijsklassen. De goedkoopste optie is een kleine kamer (veertien vierkante meter) waarbij keuken en sanitaire voorzieningen met drie anderen gedeeldworden. Exclusief schoonmaak kost deze kamer 655 gulden per maand. Het duurst is een groot (negentien vierkante meter) éénpersoonsappartement inclusief schoonmaak voor 945 gulden per maand.
In het pand bevindt zich op de eerste verdieping het grand café Sebastiaansbrug. De café-uitbater huurt de ruimte van Duwo tegen een gereduceerde prijs omdat hij – om de rust van de bewoners te garanderen – aan voorwaarden zoals een verbod op nachtelijke feesten is gebonden. Het café bezit ook een ruimte waar tegen betaling ge-Internet kan worden, het zogenaamde cyberspace-café.
foto’s: Nout Steenkamp
,,,,
Alle windstreken zijn vertegenwoordigd in ‘Hostel Sebastiaansbrug’ tegenover winkelcentrum In de Veste. Het pand, dat primair voor TU-mensen is bedoeld, zit propvol. Sommige buitenlandse gasten blijven een paar weken, anderen zitten er al jaren. Hoe leven ze en hoe kijken ze aan tegen hun Delftse bestaan? Op bezoek bij een aantal hostel-gasten.
.pic seb1.gif Erika Lexth
Het is rond half acht op een doordeweekse avond. Hostel Sebastiaansbrug ligt er tamelijk verlaten bij. De beide receptie-dames zijn al lang naar huis. Alleen het grand café op de eerste verdieping licht ongegeneerd op in het donker. Een enkeling zit aan de bar.
De meeste bewoners van de Sebastiaansbrug hebben geen telefoon vanwege de hoge aansluitkosten die iedere bewoner, ongeacht zijn verblijfsduur, moet betalen. Een afspraak maken is dus moeilijk. Ouderwets ‘langswippen’ is een mogelijkheid, briefjes achterlaten bij de receptie een andere. Via de receptie heb ik daarom een afspraak gemaakt met twee Amerikaanse dames, zonder tijd en datum af te spreken. ,,Op doordeweekse avonden zijn ze bijna altijd thuis”, werd er gezegd.
Waar is de bel? Na enig zoeken ontwaar ik buiten in het pikkedonker een apparaat tegen de muur waarop nummers ingetoetst kunnen worden. Lastig, het belnummer blijkt een ander te zijn dan het kamernummer. Alleen via de brievenbussen, waar beide nummers opstaan, kan het ene nummer in het andere ‘vertaald’ worden.
Ik toets drie cijfers in: er gebeurt niets. Niet thuis? Ook bij willekeurige andere nummers blijft het verdacht stil. Is het apparaat kapot, of heeft niemand zin om te antwoorden? Na enige tijd ontdek ik aan de andere zijde van de ingang een zelfde belapparaat. Ik toets nogmaals het nummer in van de Amerikaanse dames. ‘Hello‘, klinkt het.
Het duurt even (begrijpelijk in geval van onaangekondigd bezoek) voor er een blond meisje naar beneden komt. ,,Rebecca Hoffm”, stelt ze zich lachend voor. Met de lift gaan we naar boven, waar een andere Amerikaanse net de gezamenlijke badkamer en spiegel verlaat: ,,Erika Lexth”. Hoffm excuseert zich voor de rotzooi, trekt haar bed snel nog even recht en moffelt wat spullen weg. ,,Wil je wat drinken? Water, cola?”
MTV
Ze blijken beide twintig te zijn, jonkies dus voor de Sebastiaansbrug, en komen samen met negen andere Amerikaanse bewoners van het hostel van dezelfde universiteit in de buurt van Boston. Pas een week of twee zijn ze in Delft; ze doen een project op de TU. Hoffm bij Civiele Techniek, Lexth bij WTM, iets met management. In totaal blijven ze twee maanden. ,,Voorkerst zijn we weer terug, anders zou mijn moeder erg kwaad worden”, legt Hoffm uit.
Terwijl MTV aanstaat, praten de beide meisjes over hun nog prille bestaan in Delft. Hun draai hebben ze nog niet gevonden. ,,We hebben nog geen contact met Nederlandse studenten”, betreuren beide. ,,Behalve dat ze ons af en toe bijna omver fietsen.” Hoewel ze op zoek geweest zijn, hebben ze ook nog niet kunnen ontdekken waar de Delftse student uitgaat. En waar hun Delftse collega’s wonen is helemaal een raadsel. Het café in het hostel hebben ze nog niet bezocht. ,,I’m scared of it”, lacht Hoffm. ,,Ze lijken allemaal veel ouder. Ze dansen.”, voegt Lexth toe.
Lexth en Hoffm praten netjes ombeurten, en ongeveer evenlang, alsof het is afgesproken. ,,We proberen in de cultuur te integreren. We gaan bijvoorbeeld fietsen kopen”, vertelt Lexth. Het bijwonen van de intocht van de Sint staat om dezelfde reden op het verlanglijstje. Ze weten dat hij uit Spanje komt en aardig voor kinderen is. Maar van Zwarte Piet en het fenomeen ‘schoen zetten’ horen de dames verwonderd op.
Een clip op MTV slokt even de aandacht van de meisjes op. ,,Ik herinner ‘m van de eighties”, maar de naam wil hen niet te binnen schieten. ,,O ja, Spiderman van The Cure. Hè, we hebben net gegeten.”
De kamers van de meisjes zijn voor hen geregeld en betaald door de universiteit. En de dames zijn verbaasd over de luxe die hen ten deel valt. ,,Onze kamers worden schoongemaakt, de lakens verwisseld; ze nemen zelfs ons afval mee. Als het licht kapot is, komen ze het onmiddellijk maken.” Maar over de telefoon zijn Lexth en Hoffm minder te spreken. ,,In het hele gebouw is één telefoon”, vertelt Hoffm. ,,We moeten vaak lang wachten en het is er nogal lawaaiig.”
De twee Amerikaansen sommen een hele lijst op met rare dingen die ze in dit land tegenkomen. Lexth: ,,In Amerika zijn we meer gewend tot ‘s avonds te werken. Hier zegt iedereen om vijf uur: dag, ik ga.” Hoffm blijkt vooral getroffen door de weersverschijnselen: ,,Ik heb de afgelopen twee weken meer regenbogen gezien dan ooit daarvoor. I was so happy.”
Iers
Het is kwart voor negen in grand café Sebastiaansbrug op de eerste verdieping. Aan de bar zit een groepje Britten. Ze blijken bij Exact Software te werken, de meesten wonen in het hostel. ,,Exact zocht mensen in Groot-Brittannië, omdat ze er hier niet genoeg konden vinden”, vertelt Giles Middleton.
De sfeer is een beetje landerig: flauwe grappen en verveeld gelach. ,,Ik kom vaak in het café”, vertelt Middleton, ,,omdat ik elke week aan de dartcompetitie meedoe.” Tegenover Middleton zit zijn vriendin die is overgekomen. ,,Ik kom als hij zich wanhopig voelt”, lacht ze. Middleton pakt haar liefkozend bij de hand, de derde persoon aan de bar-achtige tafel lacht een beetje voor zich uit.
Een eindje verder, aan de bar, zit Hazel Babington, ook werkzaam bij Exact. ,,Iers”, zegt ze beledigd, wanneer haar vaderland op één hoop met het buurland gegooid wordt. Babington, door de andere Exacters getipt als degene met de wilde verhalen, moet een beetje lachen om die aanduiding. ,,Ik werk hard en zit eigenlijk niet zo vaak in dit café.” Maar ze blijkt het uitgaansleven van Rotterdam tot Amsterdam en Utrecht goed te kennen. ,,En vrijdagavond gaan we na het werktot twaalf uur in de Koornbeurs joints zitten roken.”
De Ierse computerdeskundige, die evenals de rest voor een jaar werken tegen een goed salaris tekende, spaart om volgend jaar door de wereld te kunnen trekken. ,,Wat ik raar vind aan Nederlanders, maar misschien geldt dat alleen voor de mensen van Exact, is dat ze ‘s avonds tot acht of negen uur werken, zonder daarvoor betaald te krijgen. In Ierland gaat de deur om vijf uur dicht.”
Babington vindt haar kamer in de Sebastiaansbrug vrij prijzig. ,,Maar ik weet niet waar ik anders moet gaan wonen. Ik baal ook erg van de telefoon, misschien moet ik toch maar een eigen aansluiting nemen. ‘s Avonds staat er vaak een rij voor, dan ren ik voortdurend op en neer van de tweede verdieping naar beneden. Gelukkig weet ik nu wat de beste tijd is: laat.”
Thee
Hiroshi Harada komt lopend uit z’n werk. Hij ziet er goed gekleed uit in zijn halflange regenjas, al is deze een beetje doorweekt. De 27-jarige Japanner huurt de goedkoopste optie: met drie anderen deelt hij keuken en sanitaire voorzieningen. Als één van de weinigen heeft hij wel een eigen telefoon.
In een hoek van de kamer staat een aantal lege spa-rood flessen. In de kamer hangt een lichte vislucht. Het eerst wat Harada doet wanneer hij zij jas heeft opgehangen, is het aanbieden van zijn visitekaartje. Harada is postdoctoral fellow bij de vakgroep telecommunicatie van de faculteit Elektrotechniek. Hij is hier vanaf september en blijft één jaar.
Niets in de kamer wijst op een Japanse bewoner. Ook hier het standaard Duwo-meubilair: bed, kast, tv, bureau en een vreemdsoortige stoel, die Harada naar de gang verbannen heeft. Alleen een doosje Japanse thee verraadt de nationaliteit van de bewoner. Harada zet prompt water op.
Harada blijkt niet direct vanaf de Japanse universiteit naar Delft te zijn gekomen. ,,Een tijd gewerkt bij het National Lab in Japan”, vertelt hij. Hij is naar Delft gekomen om te leren over de Europese standaardisering in de telecommunicatie. Een dergelijke standaard voor de Oost-Aziatische landen is zijn droom.
Financieel is hij er door zijn overstap van een jaar naar Delft niet beter op geworden. Afgezien van de garantie dat hij zijn baan na een jaar weer terugkrijgt, betaalt zijn werkgever hem een jaar lang niets meer. Zijn enige salaris is de financiële vergoeding die een fellow krijgt. Ook de huur moet hij zelf betalen.
,,Ik had eigenlijk een zelfstandige kamer gewild, maar die was niet meer beschikbaar.” Harada staat op de wachtlijst en hoopt binnenkort alsnog te kunnen verhuizen. Ook al is het samenleven met zijn huisgenoten hem zeer bevallen. De doorstroom in zijn huis is hoog, zodat huisgenoten komen en gaan. Kortgeleden had hij een Chinese buurvrouw, die hij waardeerde vanwege een gedeelde culinaire achtergrond. Ook zijn Engelse huisgenoten zijn ‘heel aardig’, maar Harada maakt een afwerend gebaar over hun eetgewoonten: ,,Heel erg”. Met gebaren maakt Harada duidelijk dat ze wat in de pan smijten en het vervolgens zo snel mogelijk achterover slaan.
Markt
3 Sociale contacten beperken zich voornamelijk tot de wasruimte
Hoewel je misschien anders zou verwachten laat Harada, die vrijwel iedere dag in de keuken staat te kokkerellen, zich lovend uit over het Hollandse voedselaanbod. ,,Een overdaad aan goedkope en lekkere groenten. Als mijn werktijden het toelaten, ga ik naar de markt. Daar koop ik dan vis, mosselen of octopus bijvoorbeeld, en groenten.” Bij vaste marktbezoekers is de Japanner inmiddels een bekende: ,,Af en toe krijg ik een klopje op mijn arm, hallo.”
Contacten met anderen in de flat heeft Harada weinig, alleen bij het ontmoetingspunt de wasmachine wil het wel eens tot een gesprekje komen. ,,Oppervlakkige gesprekjes met mensen die net staan te strijken. ‘Hoe gaat het met je werk?’, vraag ik meestal.”
Zoals veel bewoners gaat ook Harada in het weekend vaak op stap om andere delen van het land te verkennen. Dat doet hij met een vaste club van twintig Japanners in Delft, voornamelijk studenten. Aan zijn prikbord hangt de lijst met namen en adressen. Van de twintig wonen er drie in de Sebastiaansbrug.
Wat Harada hier trof, was vooral de gemoedelijkheid. ,,In Japan is iedereen altijd druk, en is alles vantevoren strak gepland. Tijd is geld. Japanners werken ook veel harder. Het probleem is echter dat veel Japanners oogkleppen ophebben. Ik hoop hier een wat wijdere blik te ontwikkelen.”
C1000
4 De beste tijd om te telefoneren: laat
Van een heel ander slag is Jean-François Ganghoffer (33), Fransman en mechanical engineer. ,,Ik werk bij het CNRS, zeg maar het Franse TNO, in Mulhouse. Ik heb een sabatical year genomen en doe nu vanaf januari research bij Civiele Techniek. In december keer in terug naar Frankrijk en krijg ik mijn vroegere baan weer terug.”
In zijn kamer de gebruikelijke meubels, inclusief het vreemde stoeltje. Ook de Fransman heeft vrijwel niets gedaan om de kamer een persoonlijk tintje te geven. Een boekje ‘Au Quebec‘ in de boekenkast is eigenlijk het enige Franse element.
Ganghoffer woont in een vierpersoonshuishouden. ,,Een goede formule”, aldus de niet zo spraakzame Fransman. ,,Zo heb je wat contact als je uit je werk komt.” Omdat Ganghoffer al bijna een jaar in de Sebastiaanshof verblijft, heeft hij zijn drie huisgenoten zien komen en gaan. Koken doen ze vaak gemeenschappelijk. ,,We proberen de karige lunch in de TU-kantines te compenseren. Dat is toch geen lunch, het lijktmeer op een ontbijt. In Frankrijk is de lunch een warme maaltijd.”
Boodschappen doet Ganghoffer, die in het weekend overigens af en toe naar Frankrijk op en neer reist, steevast bij de C1000. Hij zegt te koken wat hij daar krijgen kan, maar de Hollandse keuken heeft hij nog niet leren kennen. ,,Ik weet niet wat dat is; in restaurants hier eet ik geen dingen die ik bijzonder Hollands zou noemen.”
Nederlandse gewoonten heeft Ganghoffer zich nauwelijks eigen gemaakt, maar er is een uitzondering: ,,Ik drink nu veel meer bier, en veel minder wijn. Overigens goedkoop, de wijn in de C1000. Niet duurder dan in Frankrijk. De eerste maanden zat ik bijna elke avond in het café hier in huis om andere mensen te leren kennen. Nu doe ik dat veel minder vaak. Sinds de zomer heeft iedereen gratis een tv op zijn kamer, verder zit ik nu op fitness.”
Dat Ganghoffer geen telefoon heeft, deert hem niet. ,,Zelf kan ik toch gemakkelijk bellen.” En ook van de gemeenschappelijke wasruimte heeft hij weinig last. ,,Ik doe bijna al mijn was met de hand hier in de badkamer.” Over het hostel heeft hij weinig te klagen. ,,De atmosfeer is goed, de mensen zijn erg coöperatief. Wat ik vervelend vind is de herrie van de drukke weg hiernaast.” Ganghoffer staat op en doet het raam dicht; het geluid van banden op nat wegdek verstomt. ,,Hoor je, ook als het raam dicht is, is het nog een herrie. Ze zouden er dubbel glas in moeten doen.”
———————————–
HOTEL OF STUDENTENFLAT?
Hostel ‘Sebastiaansbrug’ werd in 1992 opgeleverd. Het onderkomen van studentenhuisvester Duwo voor buitenlandse gasten (voornamelijk studenten) van de TU, bleek al snel een succes. Er wordt gefluisterd over een tweede pand.
5 Er wordt gefluisterd over een nieuwe, tweede pand
Is Sebastiaansbrug een hotel of een studentenflat? Er is een receptie, bemand door twee dames, maar deze sluit om vier uur ‘s middags en is in het weekend geheel onbemand. Er is geen ontbijt, geen restaurant. Het is soms mogelijk – tegen een speciaal tarief – een kamer voor één nacht te huren. Maar de modale huurder verblijft gemiddeld al gauw een paar maanden tot een jaar. Een enkeling woont zelfs al jaren in de Sebastiaansbrug. Aan de andere kant heeft de huurder weer wel de optie zijn kamer schoon te laten maken.
Omdat de Sebastiaansbrug zich niet in een welomschreven begrip laat vangen, is gekozen voor de naam ‘hostel’. Volgens Duwo-directeur mr. J.J. Benschop wordt de gemiddelde verblijfsduur de laatste tijd korter, waardoor het volgens hem meer op een hotel gaat lijken.
De gasten van hostel Sebastiaansbrug vormen een bont gezelschap. Gasten uit de hele wereld, al bestaat het merendeel van de bewoners op dit moment uit Europeanen. De meeste gasten zijn hogerejaars studenten, die, gezien de forse huren, enigszins bemiddeld moeten zijn. ,,Het zijn niet de reguliere studenten, zo’n vijfennegentig procent heeft een inkomen”, schat Benschop. Naast studenten verblijven echter ook TU-medewerkers in het pand, soms zelfs hoogleraren. Ook een paar Delftse bedrijven hebben een aantal buitenlandse medewerkers ondergebracht in het pand.
In 1992 werd de Sebastiaansbrug opgeleverd, al waren plannen voor het pand al veel ouder. Aanvankelijk was de helft bedoeld voor de TU, de andere helft voor het IHE. Deze laatste instelling heeft intussen een eigen pand voor buitenlandse gasten aan de Mina Krüsemanstraat. De Sebastiaansbrug is nu bijna volledig bevolkt met TU-mensen. Het loopt zo goed (tot en met januari alles volgeboekt) dat er volgens Benschop ‘bijna behoefte is aan een nieuw gebouw’.
De kamers van de Sebastiaansbrug zijn gemeubileerd en onderverdeeld in verschillende prijsklassen. De goedkoopste optie is een kleine kamer (veertien vierkante meter) waarbij keuken en sanitaire voorzieningen met drie anderen gedeeldworden. Exclusief schoonmaak kost deze kamer 655 gulden per maand. Het duurst is een groot (negentien vierkante meter) éénpersoonsappartement inclusief schoonmaak voor 945 gulden per maand.
In het pand bevindt zich op de eerste verdieping het grand café Sebastiaansbrug. De café-uitbater huurt de ruimte van Duwo tegen een gereduceerde prijs omdat hij – om de rust van de bewoners te garanderen – aan voorwaarden zoals een verbod op nachtelijke feesten is gebonden. Het café bezit ook een ruimte waar tegen betaling ge-Internet kan worden, het zogenaamde cyberspace-café.
foto’s: Nout Steenkamp
Alle windstreken zijn vertegenwoordigd in ‘Hostel Sebastiaansbrug’ tegenover winkelcentrum In de Veste. Het pand, dat primair voor TU-mensen is bedoeld, zit propvol. Sommige buitenlandse gasten blijven een paar weken, anderen zitten er al jaren. Hoe leven ze en hoe kijken ze aan tegen hun Delftse bestaan? Op bezoek bij een aantal hostel-gasten.
.pic seb1.gif Erika Lexth
Het is rond half acht op een doordeweekse avond. Hostel Sebastiaansbrug ligt er tamelijk verlaten bij. De beide receptie-dames zijn al lang naar huis. Alleen het grand café op de eerste verdieping licht ongegeneerd op in het donker. Een enkeling zit aan de bar.
De meeste bewoners van de Sebastiaansbrug hebben geen telefoon vanwege de hoge aansluitkosten die iedere bewoner, ongeacht zijn verblijfsduur, moet betalen. Een afspraak maken is dus moeilijk. Ouderwets ‘langswippen’ is een mogelijkheid, briefjes achterlaten bij de receptie een andere. Via de receptie heb ik daarom een afspraak gemaakt met twee Amerikaanse dames, zonder tijd en datum af te spreken. ,,Op doordeweekse avonden zijn ze bijna altijd thuis”, werd er gezegd.
Waar is de bel? Na enig zoeken ontwaar ik buiten in het pikkedonker een apparaat tegen de muur waarop nummers ingetoetst kunnen worden. Lastig, het belnummer blijkt een ander te zijn dan het kamernummer. Alleen via de brievenbussen, waar beide nummers opstaan, kan het ene nummer in het andere ‘vertaald’ worden.
Ik toets drie cijfers in: er gebeurt niets. Niet thuis? Ook bij willekeurige andere nummers blijft het verdacht stil. Is het apparaat kapot, of heeft niemand zin om te antwoorden? Na enige tijd ontdek ik aan de andere zijde van de ingang een zelfde belapparaat. Ik toets nogmaals het nummer in van de Amerikaanse dames. ‘Hello‘, klinkt het.
Het duurt even (begrijpelijk in geval van onaangekondigd bezoek) voor er een blond meisje naar beneden komt. ,,Rebecca Hoffm”, stelt ze zich lachend voor. Met de lift gaan we naar boven, waar een andere Amerikaanse net de gezamenlijke badkamer en spiegel verlaat: ,,Erika Lexth”. Hoffm excuseert zich voor de rotzooi, trekt haar bed snel nog even recht en moffelt wat spullen weg. ,,Wil je wat drinken? Water, cola?”
MTV
Ze blijken beide twintig te zijn, jonkies dus voor de Sebastiaansbrug, en komen samen met negen andere Amerikaanse bewoners van het hostel van dezelfde universiteit in de buurt van Boston. Pas een week of twee zijn ze in Delft; ze doen een project op de TU. Hoffm bij Civiele Techniek, Lexth bij WTM, iets met management. In totaal blijven ze twee maanden. ,,Voorkerst zijn we weer terug, anders zou mijn moeder erg kwaad worden”, legt Hoffm uit.
Terwijl MTV aanstaat, praten de beide meisjes over hun nog prille bestaan in Delft. Hun draai hebben ze nog niet gevonden. ,,We hebben nog geen contact met Nederlandse studenten”, betreuren beide. ,,Behalve dat ze ons af en toe bijna omver fietsen.” Hoewel ze op zoek geweest zijn, hebben ze ook nog niet kunnen ontdekken waar de Delftse student uitgaat. En waar hun Delftse collega’s wonen is helemaal een raadsel. Het café in het hostel hebben ze nog niet bezocht. ,,I’m scared of it”, lacht Hoffm. ,,Ze lijken allemaal veel ouder. Ze dansen.”, voegt Lexth toe.
Lexth en Hoffm praten netjes ombeurten, en ongeveer evenlang, alsof het is afgesproken. ,,We proberen in de cultuur te integreren. We gaan bijvoorbeeld fietsen kopen”, vertelt Lexth. Het bijwonen van de intocht van de Sint staat om dezelfde reden op het verlanglijstje. Ze weten dat hij uit Spanje komt en aardig voor kinderen is. Maar van Zwarte Piet en het fenomeen ‘schoen zetten’ horen de dames verwonderd op.
Een clip op MTV slokt even de aandacht van de meisjes op. ,,Ik herinner ‘m van de eighties”, maar de naam wil hen niet te binnen schieten. ,,O ja, Spiderman van The Cure. Hè, we hebben net gegeten.”
De kamers van de meisjes zijn voor hen geregeld en betaald door de universiteit. En de dames zijn verbaasd over de luxe die hen ten deel valt. ,,Onze kamers worden schoongemaakt, de lakens verwisseld; ze nemen zelfs ons afval mee. Als het licht kapot is, komen ze het onmiddellijk maken.” Maar over de telefoon zijn Lexth en Hoffm minder te spreken. ,,In het hele gebouw is één telefoon”, vertelt Hoffm. ,,We moeten vaak lang wachten en het is er nogal lawaaiig.”
De twee Amerikaansen sommen een hele lijst op met rare dingen die ze in dit land tegenkomen. Lexth: ,,In Amerika zijn we meer gewend tot ‘s avonds te werken. Hier zegt iedereen om vijf uur: dag, ik ga.” Hoffm blijkt vooral getroffen door de weersverschijnselen: ,,Ik heb de afgelopen twee weken meer regenbogen gezien dan ooit daarvoor. I was so happy.”
Iers
Het is kwart voor negen in grand café Sebastiaansbrug op de eerste verdieping. Aan de bar zit een groepje Britten. Ze blijken bij Exact Software te werken, de meesten wonen in het hostel. ,,Exact zocht mensen in Groot-Brittannië, omdat ze er hier niet genoeg konden vinden”, vertelt Giles Middleton.
De sfeer is een beetje landerig: flauwe grappen en verveeld gelach. ,,Ik kom vaak in het café”, vertelt Middleton, ,,omdat ik elke week aan de dartcompetitie meedoe.” Tegenover Middleton zit zijn vriendin die is overgekomen. ,,Ik kom als hij zich wanhopig voelt”, lacht ze. Middleton pakt haar liefkozend bij de hand, de derde persoon aan de bar-achtige tafel lacht een beetje voor zich uit.
Een eindje verder, aan de bar, zit Hazel Babington, ook werkzaam bij Exact. ,,Iers”, zegt ze beledigd, wanneer haar vaderland op één hoop met het buurland gegooid wordt. Babington, door de andere Exacters getipt als degene met de wilde verhalen, moet een beetje lachen om die aanduiding. ,,Ik werk hard en zit eigenlijk niet zo vaak in dit café.” Maar ze blijkt het uitgaansleven van Rotterdam tot Amsterdam en Utrecht goed te kennen. ,,En vrijdagavond gaan we na het werktot twaalf uur in de Koornbeurs joints zitten roken.”
De Ierse computerdeskundige, die evenals de rest voor een jaar werken tegen een goed salaris tekende, spaart om volgend jaar door de wereld te kunnen trekken. ,,Wat ik raar vind aan Nederlanders, maar misschien geldt dat alleen voor de mensen van Exact, is dat ze ‘s avonds tot acht of negen uur werken, zonder daarvoor betaald te krijgen. In Ierland gaat de deur om vijf uur dicht.”
Babington vindt haar kamer in de Sebastiaansbrug vrij prijzig. ,,Maar ik weet niet waar ik anders moet gaan wonen. Ik baal ook erg van de telefoon, misschien moet ik toch maar een eigen aansluiting nemen. ‘s Avonds staat er vaak een rij voor, dan ren ik voortdurend op en neer van de tweede verdieping naar beneden. Gelukkig weet ik nu wat de beste tijd is: laat.”
Thee
Hiroshi Harada komt lopend uit z’n werk. Hij ziet er goed gekleed uit in zijn halflange regenjas, al is deze een beetje doorweekt. De 27-jarige Japanner huurt de goedkoopste optie: met drie anderen deelt hij keuken en sanitaire voorzieningen. Als één van de weinigen heeft hij wel een eigen telefoon.
In een hoek van de kamer staat een aantal lege spa-rood flessen. In de kamer hangt een lichte vislucht. Het eerst wat Harada doet wanneer hij zij jas heeft opgehangen, is het aanbieden van zijn visitekaartje. Harada is postdoctoral fellow bij de vakgroep telecommunicatie van de faculteit Elektrotechniek. Hij is hier vanaf september en blijft één jaar.
Niets in de kamer wijst op een Japanse bewoner. Ook hier het standaard Duwo-meubilair: bed, kast, tv, bureau en een vreemdsoortige stoel, die Harada naar de gang verbannen heeft. Alleen een doosje Japanse thee verraadt de nationaliteit van de bewoner. Harada zet prompt water op.
Harada blijkt niet direct vanaf de Japanse universiteit naar Delft te zijn gekomen. ,,Een tijd gewerkt bij het National Lab in Japan”, vertelt hij. Hij is naar Delft gekomen om te leren over de Europese standaardisering in de telecommunicatie. Een dergelijke standaard voor de Oost-Aziatische landen is zijn droom.
Financieel is hij er door zijn overstap van een jaar naar Delft niet beter op geworden. Afgezien van de garantie dat hij zijn baan na een jaar weer terugkrijgt, betaalt zijn werkgever hem een jaar lang niets meer. Zijn enige salaris is de financiële vergoeding die een fellow krijgt. Ook de huur moet hij zelf betalen.
,,Ik had eigenlijk een zelfstandige kamer gewild, maar die was niet meer beschikbaar.” Harada staat op de wachtlijst en hoopt binnenkort alsnog te kunnen verhuizen. Ook al is het samenleven met zijn huisgenoten hem zeer bevallen. De doorstroom in zijn huis is hoog, zodat huisgenoten komen en gaan. Kortgeleden had hij een Chinese buurvrouw, die hij waardeerde vanwege een gedeelde culinaire achtergrond. Ook zijn Engelse huisgenoten zijn ‘heel aardig’, maar Harada maakt een afwerend gebaar over hun eetgewoonten: ,,Heel erg”. Met gebaren maakt Harada duidelijk dat ze wat in de pan smijten en het vervolgens zo snel mogelijk achterover slaan.
Markt
3 Sociale contacten beperken zich voornamelijk tot de wasruimte
Hoewel je misschien anders zou verwachten laat Harada, die vrijwel iedere dag in de keuken staat te kokkerellen, zich lovend uit over het Hollandse voedselaanbod. ,,Een overdaad aan goedkope en lekkere groenten. Als mijn werktijden het toelaten, ga ik naar de markt. Daar koop ik dan vis, mosselen of octopus bijvoorbeeld, en groenten.” Bij vaste marktbezoekers is de Japanner inmiddels een bekende: ,,Af en toe krijg ik een klopje op mijn arm, hallo.”
Contacten met anderen in de flat heeft Harada weinig, alleen bij het ontmoetingspunt de wasmachine wil het wel eens tot een gesprekje komen. ,,Oppervlakkige gesprekjes met mensen die net staan te strijken. ‘Hoe gaat het met je werk?’, vraag ik meestal.”
Zoals veel bewoners gaat ook Harada in het weekend vaak op stap om andere delen van het land te verkennen. Dat doet hij met een vaste club van twintig Japanners in Delft, voornamelijk studenten. Aan zijn prikbord hangt de lijst met namen en adressen. Van de twintig wonen er drie in de Sebastiaansbrug.
Wat Harada hier trof, was vooral de gemoedelijkheid. ,,In Japan is iedereen altijd druk, en is alles vantevoren strak gepland. Tijd is geld. Japanners werken ook veel harder. Het probleem is echter dat veel Japanners oogkleppen ophebben. Ik hoop hier een wat wijdere blik te ontwikkelen.”
C1000
4 De beste tijd om te telefoneren: laat
Van een heel ander slag is Jean-François Ganghoffer (33), Fransman en mechanical engineer. ,,Ik werk bij het CNRS, zeg maar het Franse TNO, in Mulhouse. Ik heb een sabatical year genomen en doe nu vanaf januari research bij Civiele Techniek. In december keer in terug naar Frankrijk en krijg ik mijn vroegere baan weer terug.”
In zijn kamer de gebruikelijke meubels, inclusief het vreemde stoeltje. Ook de Fransman heeft vrijwel niets gedaan om de kamer een persoonlijk tintje te geven. Een boekje ‘Au Quebec‘ in de boekenkast is eigenlijk het enige Franse element.
Ganghoffer woont in een vierpersoonshuishouden. ,,Een goede formule”, aldus de niet zo spraakzame Fransman. ,,Zo heb je wat contact als je uit je werk komt.” Omdat Ganghoffer al bijna een jaar in de Sebastiaanshof verblijft, heeft hij zijn drie huisgenoten zien komen en gaan. Koken doen ze vaak gemeenschappelijk. ,,We proberen de karige lunch in de TU-kantines te compenseren. Dat is toch geen lunch, het lijktmeer op een ontbijt. In Frankrijk is de lunch een warme maaltijd.”
Boodschappen doet Ganghoffer, die in het weekend overigens af en toe naar Frankrijk op en neer reist, steevast bij de C1000. Hij zegt te koken wat hij daar krijgen kan, maar de Hollandse keuken heeft hij nog niet leren kennen. ,,Ik weet niet wat dat is; in restaurants hier eet ik geen dingen die ik bijzonder Hollands zou noemen.”
Nederlandse gewoonten heeft Ganghoffer zich nauwelijks eigen gemaakt, maar er is een uitzondering: ,,Ik drink nu veel meer bier, en veel minder wijn. Overigens goedkoop, de wijn in de C1000. Niet duurder dan in Frankrijk. De eerste maanden zat ik bijna elke avond in het café hier in huis om andere mensen te leren kennen. Nu doe ik dat veel minder vaak. Sinds de zomer heeft iedereen gratis een tv op zijn kamer, verder zit ik nu op fitness.”
Dat Ganghoffer geen telefoon heeft, deert hem niet. ,,Zelf kan ik toch gemakkelijk bellen.” En ook van de gemeenschappelijke wasruimte heeft hij weinig last. ,,Ik doe bijna al mijn was met de hand hier in de badkamer.” Over het hostel heeft hij weinig te klagen. ,,De atmosfeer is goed, de mensen zijn erg coöperatief. Wat ik vervelend vind is de herrie van de drukke weg hiernaast.” Ganghoffer staat op en doet het raam dicht; het geluid van banden op nat wegdek verstomt. ,,Hoor je, ook als het raam dicht is, is het nog een herrie. Ze zouden er dubbel glas in moeten doen.”
———————————–
HOTEL OF STUDENTENFLAT?
Hostel ‘Sebastiaansbrug’ werd in 1992 opgeleverd. Het onderkomen van studentenhuisvester Duwo voor buitenlandse gasten (voornamelijk studenten) van de TU, bleek al snel een succes. Er wordt gefluisterd over een tweede pand.
5 Er wordt gefluisterd over een nieuwe, tweede pand
Is Sebastiaansbrug een hotel of een studentenflat? Er is een receptie, bemand door twee dames, maar deze sluit om vier uur ‘s middags en is in het weekend geheel onbemand. Er is geen ontbijt, geen restaurant. Het is soms mogelijk – tegen een speciaal tarief – een kamer voor één nacht te huren. Maar de modale huurder verblijft gemiddeld al gauw een paar maanden tot een jaar. Een enkeling woont zelfs al jaren in de Sebastiaansbrug. Aan de andere kant heeft de huurder weer wel de optie zijn kamer schoon te laten maken.
Omdat de Sebastiaansbrug zich niet in een welomschreven begrip laat vangen, is gekozen voor de naam ‘hostel’. Volgens Duwo-directeur mr. J.J. Benschop wordt de gemiddelde verblijfsduur de laatste tijd korter, waardoor het volgens hem meer op een hotel gaat lijken.
De gasten van hostel Sebastiaansbrug vormen een bont gezelschap. Gasten uit de hele wereld, al bestaat het merendeel van de bewoners op dit moment uit Europeanen. De meeste gasten zijn hogerejaars studenten, die, gezien de forse huren, enigszins bemiddeld moeten zijn. ,,Het zijn niet de reguliere studenten, zo’n vijfennegentig procent heeft een inkomen”, schat Benschop. Naast studenten verblijven echter ook TU-medewerkers in het pand, soms zelfs hoogleraren. Ook een paar Delftse bedrijven hebben een aantal buitenlandse medewerkers ondergebracht in het pand.
In 1992 werd de Sebastiaansbrug opgeleverd, al waren plannen voor het pand al veel ouder. Aanvankelijk was de helft bedoeld voor de TU, de andere helft voor het IHE. Deze laatste instelling heeft intussen een eigen pand voor buitenlandse gasten aan de Mina Krüsemanstraat. De Sebastiaansbrug is nu bijna volledig bevolkt met TU-mensen. Het loopt zo goed (tot en met januari alles volgeboekt) dat er volgens Benschop ‘bijna behoefte is aan een nieuw gebouw’.
De kamers van de Sebastiaansbrug zijn gemeubileerd en onderverdeeld in verschillende prijsklassen. De goedkoopste optie is een kleine kamer (veertien vierkante meter) waarbij keuken en sanitaire voorzieningen met drie anderen gedeeldworden. Exclusief schoonmaak kost deze kamer 655 gulden per maand. Het duurst is een groot (negentien vierkante meter) éénpersoonsappartement inclusief schoonmaak voor 945 gulden per maand.
In het pand bevindt zich op de eerste verdieping het grand café Sebastiaansbrug. De café-uitbater huurt de ruimte van Duwo tegen een gereduceerde prijs omdat hij – om de rust van de bewoners te garanderen – aan voorwaarden zoals een verbod op nachtelijke feesten is gebonden. Het café bezit ook een ruimte waar tegen betaling ge-Internet kan worden, het zogenaamde cyberspace-café.
foto’s: Nout Steenkamp
Comments are closed.