Education

TU kan en moet meer energie besparen

Het centrale energieteam van de TU Delft wil dat het college van bestuur een convenant ondertekent dat energiezorg door beheerseenheden verplicht. Want ondanks aanvankelijk enthousiasme en bestaande mogelijkheden, is het ze de afgelopen jaren niet gelukt genoeg energie te besparen.

Het convenant, ‘MJA 2’, is een vervolg op ‘MJA 1’, dat de universiteit in 1999 heeft afgesloten met alle Nederlandse universiteiten. ‘MJA 1’ hield in dat de TU in 2006 vijf procent minder energie moest gebruiken. De universiteit haalt dat streefgetal wel, maar bij lange na niet de veertien procent reductie die ze zichzelf destijds oplegde.

Daarom wil het centrale energieteam, bestaande uit vertegenwoordigers van de facilitaire dienst (FD), Vastgoed en Arbo en Milieu Services, dat de TU meer handvatten krijgt om faculteiten te dwingen energie te besparen. ‘MJA 2’, opgesteld door het ministerie van economische zaken en energieorganisatie Novem, biedt die mogelijkheid via het toekennen of intrekken van subsidies en hulp.

Medewerker van de FD-sectie energie en lid van het centrale energieteam Wil van Rijsbergen heeft de energieverbruikcijfers op een rijtje gezet. In 1999 verbruikte de TU 55 miljoen kilowattuur elektriciteit, bijna elf miljoen kuub gas, 391 duizend liter olie en 271 duizend kuub water.

In 2003 was het olieverbruik tot nul gedaald doordat lokale verwarmingsinstallaties zijn aangesloten op gas. Het waterverbruik was gedaald naar 199 duizend kuub, doordat proefopstellingen niet meer worden gekoeld met drinkwater.

De hoeveelheid elektriciteit die de TU in 2003 gebruikte, lag op 51 miljoen kilowattuur. Het gasverbruik steeg naar 11,8 miljoen kuub. Intussen is het vloeroppervlak wel groter geworden en zijn gebouwen langer open.

Toch had er volgens Van Rijsbergen meer gedaan moeten en kunnen worden. “Op het technische vlak hebben we veel bereikt, maar het strandt in gedrag en organisatie. De decentrale energiezorg komt niet van de grond. Pilots bij faculteiten zijn vaak niet geslaagd, terwijl de proef bij de centraal aangestuurde FD wel lukte.”

Van Rijsbergen concludeert daarom dat de OOD (de reorganisatie van de ondersteunende diensten) gelegen komt. “Facility managers moeten straks verantwoording afleggen aan de centrale organisatie. Zo kun je ze beter aansturen dan nu.”

Volgens Van Rijsbergen is het in bijvoorbeeld collegezalen gemakkelijk om energie te besparen. “De verwarming staat er vaak de hele dag aan, terwijl de zaal tweederde van de tijd leeg is.” Ook zouden medewerkers meer doordrongen moeten worden van wat zij kunnen doen om energie te besparen. “Thuis zetten ze toch ook niet de verwarming op 25 graden en het raam open? Waarom hier dan wel?”

In oude gebouwen als het hoofdgebouw zijn volgens Van Rijsbergen bijna geen mogelijkheden tot energiebesparing. “Maar bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek bijvoorbeeld wel. Daar starten we in januari een pilot met het optimaal instellen van strook- en koellijnen die vijftien tot twintig procent energie moet besparen.”

Het convenant, ‘MJA 2’, is een vervolg op ‘MJA 1’, dat de universiteit in 1999 heeft afgesloten met alle Nederlandse universiteiten. ‘MJA 1’ hield in dat de TU in 2006 vijf procent minder energie moest gebruiken. De universiteit haalt dat streefgetal wel, maar bij lange na niet de veertien procent reductie die ze zichzelf destijds oplegde.

Daarom wil het centrale energieteam, bestaande uit vertegenwoordigers van de facilitaire dienst (FD), Vastgoed en Arbo en Milieu Services, dat de TU meer handvatten krijgt om faculteiten te dwingen energie te besparen. ‘MJA 2’, opgesteld door het ministerie van economische zaken en energieorganisatie Novem, biedt die mogelijkheid via het toekennen of intrekken van subsidies en hulp.

Medewerker van de FD-sectie energie en lid van het centrale energieteam Wil van Rijsbergen heeft de energieverbruikcijfers op een rijtje gezet. In 1999 verbruikte de TU 55 miljoen kilowattuur elektriciteit, bijna elf miljoen kuub gas, 391 duizend liter olie en 271 duizend kuub water.

In 2003 was het olieverbruik tot nul gedaald doordat lokale verwarmingsinstallaties zijn aangesloten op gas. Het waterverbruik was gedaald naar 199 duizend kuub, doordat proefopstellingen niet meer worden gekoeld met drinkwater.

De hoeveelheid elektriciteit die de TU in 2003 gebruikte, lag op 51 miljoen kilowattuur. Het gasverbruik steeg naar 11,8 miljoen kuub. Intussen is het vloeroppervlak wel groter geworden en zijn gebouwen langer open.

Toch had er volgens Van Rijsbergen meer gedaan moeten en kunnen worden. “Op het technische vlak hebben we veel bereikt, maar het strandt in gedrag en organisatie. De decentrale energiezorg komt niet van de grond. Pilots bij faculteiten zijn vaak niet geslaagd, terwijl de proef bij de centraal aangestuurde FD wel lukte.”

Van Rijsbergen concludeert daarom dat de OOD (de reorganisatie van de ondersteunende diensten) gelegen komt. “Facility managers moeten straks verantwoording afleggen aan de centrale organisatie. Zo kun je ze beter aansturen dan nu.”

Volgens Van Rijsbergen is het in bijvoorbeeld collegezalen gemakkelijk om energie te besparen. “De verwarming staat er vaak de hele dag aan, terwijl de zaal tweederde van de tijd leeg is.” Ook zouden medewerkers meer doordrongen moeten worden van wat zij kunnen doen om energie te besparen. “Thuis zetten ze toch ook niet de verwarming op 25 graden en het raam open? Waarom hier dan wel?”

In oude gebouwen als het hoofdgebouw zijn volgens Van Rijsbergen bijna geen mogelijkheden tot energiebesparing. “Maar bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek bijvoorbeeld wel. Daar starten we in januari een pilot met het optimaal instellen van strook- en koellijnen die vijftien tot twintig procent energie moet besparen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.