Nieuw is altijd beter. Maar prof.ir. Hubert-Jan Henket van de faculteit Bouwkunde vraagt zich af of dit werkelijk zo is. Met lede ogen ziet hij collega-ontwerpers egotrippend tekeergaan.
“Waar is de maatschappelijke motivatie? Het is alleen maar vorm, vorm, vorm…”
De laatste ‘Week of Fame’. Deze keer geen dwaaltochten door vreemde faculteiten op zoek naar onbegrijpelijke onderwerpen, maar Bouwkunde. Met lood in onze schoenen kloppen we aan bij professor Henket, om te vragen of hij mee wil werken. “Wanneer gaan we dat doen, nu of om vijf uur?”
Henket is toparchitect. In 1969 studeerde hij cum laude af bij Aldo van Eijck, de toenmalige grootmeester. “Ik voelde me als een hond met zeven lullen.” De eerste stapjes in de echte wereld vielen toch wat tegen. “Ik viel als een baksteen van mijn zelfgemaakte podiumpje.” Na wat buitenlandse avonturen begon Henket zijn eigen bureau en raakte verzeild in het onderwijs.
“Ons vak is te zorgen dat mensen weer kunnen dromen.” Aan het begin van zijn carriÈre was dat iets eenvoudiger dan tegenwoordig. “We zaten toen met z’n vijven om tafel, en we maakten heel complexe gebouwen. Nu zitten we er met zijn vijfendertigen.” Onder het mom van verwetenschappelijking heeft het architectuuronderwijs de laatste decennia vooral regelneven afgeleverd. “Ik wens je nog veel plezier met al die bouwmanagers.”
Het gebrek aan respect voor bestaande gebouwen knaagt al heel lang aan Henket. “Onze cultuur vraagt de hele tijd nieuwe dingen te produceren, anders kun je niet op vakantie of lekkere flesjes wijn kopen.” Maar mensen hechten zich aan gebouwen.
“De relatie tussen oud en nieuw is ongelooflijk boeiend en ik vind dat we daarover moeten nadenken.”
Henket besloot in de jaren tachtig een internationale organisatie op te richten om waardevolle twintigste-eeuwse gebouwen te documenteren en te conserveren. “Docomomo, dat klonk lekker.” Zelfs in het Japans. In een glossy poseerde onlangs een reeks lokale beroemdheden in zijn ‘favourite docomomo‘. Henkets club is een groot succes met drieduizend deelnemers en werkgroepen in vijftig landen. “Eigenlijk zijn we gewoon een groep mensen die kicken op die dingen.”
Als architect heeft Henket een waslijst aan bekende gebouwen gemaakt, waarvoor hij de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs en de BNA-kubus ontving. “Elke keer dat je zo’n oeuvreprijs krijgt, is dat ontzettend leuk.” Het prijzenstelsel rond de architectuur geeft zelfvertrouwen. “Het is prettig om af en toe over je bol gestreken te worden.”
Volgend jaar wordt Henket vijfenzestig. “Ik ga wel door, maar niet in dit idiote tempo.” Het voorzitterschap en de secretariële rompslomp van Docomomo heeft Henket na veertien jaar overgedragen. Ook als prof en architect wil hij het rustiger aan gaan doen. “Maar ik blijf publiceren, ik houd nu eenmaal van een beetje filosoferen.”
Stan en Sander
(Foto: Sam Rentmeester/FMAX)
Nieuw is altijd beter. Maar prof.ir. Hubert-Jan Henket van de faculteit Bouwkunde vraagt zich af of dit werkelijk zo is. Met lede ogen ziet hij collega-ontwerpers egotrippend tekeergaan. “Waar is de maatschappelijke motivatie? Het is alleen maar vorm, vorm, vorm…”
De laatste ‘Week of Fame’. Deze keer geen dwaaltochten door vreemde faculteiten op zoek naar onbegrijpelijke onderwerpen, maar Bouwkunde. Met lood in onze schoenen kloppen we aan bij professor Henket, om te vragen of hij mee wil werken. “Wanneer gaan we dat doen, nu of om vijf uur?”
Henket is toparchitect. In 1969 studeerde hij cum laude af bij Aldo van Eijck, de toenmalige grootmeester. “Ik voelde me als een hond met zeven lullen.” De eerste stapjes in de echte wereld vielen toch wat tegen. “Ik viel als een baksteen van mijn zelfgemaakte podiumpje.” Na wat buitenlandse avonturen begon Henket zijn eigen bureau en raakte verzeild in het onderwijs.
“Ons vak is te zorgen dat mensen weer kunnen dromen.” Aan het begin van zijn carriÈre was dat iets eenvoudiger dan tegenwoordig. “We zaten toen met z’n vijven om tafel, en we maakten heel complexe gebouwen. Nu zitten we er met zijn vijfendertigen.” Onder het mom van verwetenschappelijking heeft het architectuuronderwijs de laatste decennia vooral regelneven afgeleverd. “Ik wens je nog veel plezier met al die bouwmanagers.”
Het gebrek aan respect voor bestaande gebouwen knaagt al heel lang aan Henket. “Onze cultuur vraagt de hele tijd nieuwe dingen te produceren, anders kun je niet op vakantie of lekkere flesjes wijn kopen.” Maar mensen hechten zich aan gebouwen.
“De relatie tussen oud en nieuw is ongelooflijk boeiend en ik vind dat we daarover moeten nadenken.”
Henket besloot in de jaren tachtig een internationale organisatie op te richten om waardevolle twintigste-eeuwse gebouwen te documenteren en te conserveren. “Docomomo, dat klonk lekker.” Zelfs in het Japans. In een glossy poseerde onlangs een reeks lokale beroemdheden in zijn ‘favourite docomomo‘. Henkets club is een groot succes met drieduizend deelnemers en werkgroepen in vijftig landen. “Eigenlijk zijn we gewoon een groep mensen die kicken op die dingen.”
Als architect heeft Henket een waslijst aan bekende gebouwen gemaakt, waarvoor hij de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs en de BNA-kubus ontving. “Elke keer dat je zo’n oeuvreprijs krijgt, is dat ontzettend leuk.” Het prijzenstelsel rond de architectuur geeft zelfvertrouwen. “Het is prettig om af en toe over je bol gestreken te worden.”
Volgend jaar wordt Henket vijfenzestig. “Ik ga wel door, maar niet in dit idiote tempo.” Het voorzitterschap en de secretariële rompslomp van Docomomo heeft Henket na veertien jaar overgedragen. Ook als prof en architect wil hij het rustiger aan gaan doen. “Maar ik blijf publiceren, ik houd nu eenmaal van een beetje filosoferen.”
Stan en Sander
(Foto: Sam Rentmeester/FMAX)
Comments are closed.