Maandag is het collegejaar weer begonnen. Net als de meeste andere studenten heb ik aan het begin van het jaar het vaste voornemen om fanatiek onderwijs te gaan volgen.
Maar we weten dat we onszelf bedriegen door tegen jezelf te zeggen: “Dit jaar ga ik écht naar alle colleges.” Anderhalve week later verkiezen we toch weer het bed boven de boeken en is het einde nabij. Mede hierdoor hebben mijn huisgenoten en ik in navolging van het gezamenlijke avondeten nu ook het gezamenlijke ontbijt geïntroduceerd. Elke dag regelt een ander een ontbijt waarvoor iedereen zich de dag ervoor kan opgeven. Er wordt voor je ingekocht en als je de volgende ochtend te lui of brak bent om je bed uit te komen, betaal je toch en weten alle huisgenoten dat je ranzig bent. Zo ben je sneller geneigd vroeg op te staan en is het ook nog eens gezelliger dan nog half in coma in een bord yoghurt te staren met psychiater Sigmund als enige vriend.
Laatst kwam ik er tijdens een ontbijt achter dat één huisgenoot zich zo vroeg in de ochtend al behoorlijk druk kan maken. Uit het niets begon hij een soort dictatoriale speech over dat studenten asociale honden zijn: “Ze komen altijd te laat de collegezaal binnen, maar gaan precies op tijd weg, zelfs als de docent nog volop bezig is!”
Ik probeerde er nog tussen te krijgen dat dit wellicht kwam doordat bij sommige faculteiten de wachttijd bij de kantine voor de lunch ongeveer 39 uur is, tenzij je 10 minuten eerder weggaat bij een college. Maar steeds feller ging hij door over zijn frustraties over het massaal verlaten van de zaal midden in een verhaal omdat er koffie gedronken dient te worden. “En de grootste fout die een docent kan maken, is zeggen dat na deze som even gepauzeerd gaat worden. Gegarandeerd pakken mensen op dat moment al hun boeken bijeen, klappen hun tafels in en trekken hun jas aan. Daar gaat je concentratie!”
De huisgenoot, die inmiddels met gespreide armen op de tafel was gaan staan en als een soort Martin Luther King zijn monoloog afsloot, keek even op zijn horloge. Hij sprong van de tafel, liep naar de deur en mompelde: “Goh, ik moet opschieten, ik ben al tien minuten te laat.”
Thomas van Leeuwen (21) is vierdejaars student Bouwkunde.
Maandag is het collegejaar weer begonnen. Net als de meeste andere studenten heb ik aan het begin van het jaar het vaste voornemen om fanatiek onderwijs te gaan volgen. Maar we weten dat we onszelf bedriegen door tegen jezelf te zeggen: “Dit jaar ga ik écht naar alle colleges.” Anderhalve week later verkiezen we toch weer het bed boven de boeken en is het einde nabij. Mede hierdoor hebben mijn huisgenoten en ik in navolging van het gezamenlijke avondeten nu ook het gezamenlijke ontbijt geïntroduceerd. Elke dag regelt een ander een ontbijt waarvoor iedereen zich de dag ervoor kan opgeven. Er wordt voor je ingekocht en als je de volgende ochtend te lui of brak bent om je bed uit te komen, betaal je toch en weten alle huisgenoten dat je ranzig bent. Zo ben je sneller geneigd vroeg op te staan en is het ook nog eens gezelliger dan nog half in coma in een bord yoghurt te staren met psychiater Sigmund als enige vriend.
Laatst kwam ik er tijdens een ontbijt achter dat één huisgenoot zich zo vroeg in de ochtend al behoorlijk druk kan maken. Uit het niets begon hij een soort dictatoriale speech over dat studenten asociale honden zijn: “Ze komen altijd te laat de collegezaal binnen, maar gaan precies op tijd weg, zelfs als de docent nog volop bezig is!”
Ik probeerde er nog tussen te krijgen dat dit wellicht kwam doordat bij sommige faculteiten de wachttijd bij de kantine voor de lunch ongeveer 39 uur is, tenzij je 10 minuten eerder weggaat bij een college. Maar steeds feller ging hij door over zijn frustraties over het massaal verlaten van de zaal midden in een verhaal omdat er koffie gedronken dient te worden. “En de grootste fout die een docent kan maken, is zeggen dat na deze som even gepauzeerd gaat worden. Gegarandeerd pakken mensen op dat moment al hun boeken bijeen, klappen hun tafels in en trekken hun jas aan. Daar gaat je concentratie!”
De huisgenoot, die inmiddels met gespreide armen op de tafel was gaan staan en als een soort Martin Luther King zijn monoloog afsloot, keek even op zijn horloge. Hij sprong van de tafel, liep naar de deur en mompelde: “Goh, ik moet opschieten, ik ben al tien minuten te laat.”
Thomas van Leeuwen (21) is vierdejaars student Bouwkunde.
Comments are closed.