Vier miljard mensen die leven van minder dan vier dollar per dag. Ze vormen een uitdagende markt voor industrieel ontwerpers. Maar wel een moeilijke. IO-studente Mijntje de Caluwé (26) maakte er een website over.
Slimme producten maken voor mensen in ontwikkelingslanden. In IO-jargon heet het designing for the base of the pyramid, en het wint aan populariteit. De afgelopen drie jaar zijn bij IO dertig studenten afgestudeerd op waterzuiverende rietjes, malariadetectors en efficiënte kooksetjes. “Toch maken al deze studenten telkens opnieuw een sprong in het diepe”, zegt IO-studente Mijntje de Caluwé.
Een goed handboek over de problemen die je als ontwerper tegenkomt als je je op deze markt richt, bestaat volgens de ontwerpster niet. “Boeken gericht op management en het maken van een businessplan, die zijn er volop. Maar als IO’er pur sang ben je meer geïnteresseerd in de eisen waaraan je product moet voldoen.” De Caluwé besloot zelf iets te doen aan dit gemis. Ze sprak met ervaren ontwerpers, nam contact op met non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en vertaalde al haar bevindingen op een website, die studenten op weg moet helpen met tips en handige links. Vorige week woensdag studeerde ze er op af.
De grootste bottleneck voor IO-studenten is volgens De Caluwé dat het ontzettend moeilijk is om in te schatten wat de eindgebruiker van het product zal vinden. “De communicatie met de doelgroep is complex. In Nederland kun je mensen een lijstje voorleggen waarop ze op een schaal van 1 tot 10 kunnen aangeven hoe belangrijk ze bijvoorbeeld schoon drinkwater vinden. In ontwikkelingslanden zijn mensen niet gewend aan zulk soort marktonderzoek.” Zo snel mogelijk de hort op met een prototype van je product om te onderzoeken of het kansrijk is. Dat is cruciaal voor succes, concludeert De Caluwé.
“Wat IO-studenten zich verder moeten realiseren”, vervolgt ze, “is dat de Verenigde Naties keurmerken geeft aan bepaalde producten. NGO’s sluiten zich aan bij de missies van de Verenigde Naties, zoals het zorgen voor schoon drinkwater of het bestrijden van aids. Als jij als IO’er een product maakt waarmee een ziekte bestreden kan worden die niet hoog op de agenda staat, heb je minder kans op subsidie. Je moet dus een goede balans vinden tussen deze organisaties, het bedrijfsleven en de doelgroepen in ontwikkelingslanden.” (TvD)
Slimme producten maken voor mensen in ontwikkelingslanden. In IO-jargon heet het designing for the base of the pyramid, en het wint aan populariteit. De afgelopen drie jaar zijn bij IO dertig studenten afgestudeerd op waterzuiverende rietjes, malariadetectors en efficiënte kooksetjes. “Toch maken al deze studenten telkens opnieuw een sprong in het diepe”, zegt IO-studente Mijntje de Caluwé.
Een goed handboek over de problemen die je als ontwerper tegenkomt als je je op deze markt richt, bestaat volgens de ontwerpster niet. “Boeken gericht op management en het maken van een businessplan, die zijn er volop. Maar als IO’er pur sang ben je meer geïnteresseerd in de eisen waaraan je product moet voldoen.” De Caluwé besloot zelf iets te doen aan dit gemis. Ze sprak met ervaren ontwerpers, nam contact op met non-gouvernementele organisaties (NGO’s) en vertaalde al haar bevindingen op een website, die studenten op weg moet helpen met tips en handige links. Vorige week woensdag studeerde ze er op af.
De grootste bottleneck voor IO-studenten is volgens De Caluwé dat het ontzettend moeilijk is om in te schatten wat de eindgebruiker van het product zal vinden. “De communicatie met de doelgroep is complex. In Nederland kun je mensen een lijstje voorleggen waarop ze op een schaal van 1 tot 10 kunnen aangeven hoe belangrijk ze bijvoorbeeld schoon drinkwater vinden. In ontwikkelingslanden zijn mensen niet gewend aan zulk soort marktonderzoek.” Zo snel mogelijk de hort op met een prototype van je product om te onderzoeken of het kansrijk is. Dat is cruciaal voor succes, concludeert De Caluwé.
“Wat IO-studenten zich verder moeten realiseren”, vervolgt ze, “is dat de Verenigde Naties keurmerken geeft aan bepaalde producten. NGO’s sluiten zich aan bij de missies van de Verenigde Naties, zoals het zorgen voor schoon drinkwater of het bestrijden van aids. Als jij als IO’er een product maakt waarmee een ziekte bestreden kan worden die niet hoog op de agenda staat, heb je minder kans op subsidie. Je moet dus een goede balans vinden tussen deze organisaties, het bedrijfsleven en de doelgroepen in ontwikkelingslanden.” (TvD)
Comments are closed.