De invloedrijke architect Pierre Cuypers wordt tijdens het Cuypersjaar geëerd met een biografie en een comleet overzicht van zijn werk. Daarin valt de invloed op die hij aan de TU heeft gehad.
Wie aan Pierre Cuypers (1827-1921) denkt, denkt automatisch aan het Rijksmusem en het Centraal Station in Amsterdam. Statige, neogotische gebouwen waarmee hij zijn stempel op de hoofdstad drukte. Of je denkt aan een van de talrijke pittoreske kerkjes die de architect voornamelijk in Brabant ontwierp en die symbool staan voor de katholieke renaissance in de negentiende eeuw. Maar aan Delft zullen maar weinigen denken.
Dat is niet terecht, laten twee recente boeken over de architect zien. Cuypers studeerde weliswaar niet in Delft en werkte vooral in Brabant en Amsterdam, maar heeft op een andere manier toch zijn sporen in Delft achtergelaten. TU-hoogleraar Eugen Gugel (1832-1905) was een grote bewonderaar van Cuypers en werkte veel met hem samen. Onder invloed van Gugel bestudeerden Delftse bouwkundestudenten ijverig Cuypers’ gebouwen. En Cuypers’ zoon Joseph studeerde in Delft civiele techniek en bouwkunde onder Gugel.
De biografie ‘Pierre Cuypers’ van A.J.C. van Leeuwen gaat uitgebreid in op de fascinerende relatie tussen vader en zoon. Cuypers jr. werkte lange tijd samen met zijn vader, die hij als zijn grote voorbeeld zag. Die samenwerking ging niet over rozen. ‘Pierre Cuypers is de baas en straalt dat ook uit’, schrijft Van Leeuwen in zijn biografie. Cuypers vindt zijn zoon ‘lichtzinnig’ en kraakt regelmatig de ontwerpen van zijn zoon af.
Van Leeuwen toont Cuypers als een toegewijde en hardwerkende architect, maar ook als kleinburgerlijke man. Hij schrikt er niet voor terug Cuypers ook af te schilderen als kribbige, autoritaire baas, die zijn zin doordrijft. Dat laatste bleek bijvoorbeeld toen de architect in 1861 roken in zijn atelier verbood. Dit tot ongenoegen van zijn personeel. Op een dag werd een papiertje met het verbod besmeurd met koffie en tabak. Cuypers was woedend en wilde het atelier sluiten tot de dader zich meldde. De volgende dag stapten drie van zijn oudste beeldhouwers op. Ironisch genoeg werden er na Cuypers dood sigaren op de markt gebracht die naar de beroemde architect zijn genoemd.
Van Leeuwen schenkt in zijn boek niet alleen aandacht aan Cuypers beroemde bouwwerken, maar ook aan minder bekende ontwerpen, zoals de prachtige piano die de architect in 1859 maakte voor zijn tweede vrouw Nenny. Daarop schilderde hij allerlei kleurrijke heiligen met Nenny’s kort tevoren jong overleden broer.
Overzicht
Vrijwel gelijktijdig met deze biografie is door de uitgeverij van het Nederlands Architectuurinstituut een compleet overzicht van het werk van Cuypers gepubliceerd. Verschillende auteurs, voornamelijk architectuurhistorici, schreven daarvoor essays die prachtig zijn geïllustreerd.
De bijdrage van architectuurhistoricus Wilfred van Leeuwen springt eruit. Hij zet Cuypers overtuigend neer binnen de context van de Nederlandse architectuur van zijn tijd. Hij maakt duidelijk waarom Cuypers een autoriteit werd in de Europese neogotiek. Zijn conclusie: ‘Als Cuypers een reus was, dan was hij er een op lemen voeten, want de meesten van zijn tijdgenoten hadden . buiten de kerkbouw althans . andere smaken, voorkeuren en preoccupaties dan hij.’
Andere essays gaan in op Cuypers’ reizen en het architectuurmuseum dat aan hem is gewijd. Al met al vullen beide boeken elkaar goed aan. In de biografie wordt Cuypers’ leven uitvoerig beschreven; in het overzicht van zijn werk ligt de nadruk sterk op zijn ontwerpen. Voor wie voornamelijk meer wil weten over de persoon Cuypers is de biografie van Van Leeuwen daarom een aanrader. Wie vooral interesse heeft voor de bouwtekeningen en de context van zijn werk kan het beste terecht bij ‘P.J.H. Cuypers. Het complete werk’.
A.J.C. van Leeuwen: ‘Pierre Cuypers’. Waanders uitgevers, 344p., 39,95 euro. Hetty Berens (red.): ‘P.J.H. Cuypers. Het complete werk’. NAi uitgevers, 399p., 59,50 euro.
Wie aan Pierre Cuypers (1827-1921) denkt, denkt automatisch aan het Rijksmusem en het Centraal Station in Amsterdam. Statige, neogotische gebouwen waarmee hij zijn stempel op de hoofdstad drukte. Of je denkt aan een van de talrijke pittoreske kerkjes die de architect voornamelijk in Brabant ontwierp en die symbool staan voor de katholieke renaissance in de negentiende eeuw. Maar aan Delft zullen maar weinigen denken.
Dat is niet terecht, laten twee recente boeken over de architect zien. Cuypers studeerde weliswaar niet in Delft en werkte vooral in Brabant en Amsterdam, maar heeft op een andere manier toch zijn sporen in Delft achtergelaten. TU-hoogleraar Eugen Gugel (1832-1905) was een grote bewonderaar van Cuypers en werkte veel met hem samen. Onder invloed van Gugel bestudeerden Delftse bouwkundestudenten ijverig Cuypers’ gebouwen. En Cuypers’ zoon Joseph studeerde in Delft civiele techniek en bouwkunde onder Gugel.
De biografie ‘Pierre Cuypers’ van A.J.C. van Leeuwen gaat uitgebreid in op de fascinerende relatie tussen vader en zoon. Cuypers jr. werkte lange tijd samen met zijn vader, die hij als zijn grote voorbeeld zag. Die samenwerking ging niet over rozen. ‘Pierre Cuypers is de baas en straalt dat ook uit’, schrijft Van Leeuwen in zijn biografie. Cuypers vindt zijn zoon ‘lichtzinnig’ en kraakt regelmatig de ontwerpen van zijn zoon af.
Van Leeuwen toont Cuypers als een toegewijde en hardwerkende architect, maar ook als kleinburgerlijke man. Hij schrikt er niet voor terug Cuypers ook af te schilderen als kribbige, autoritaire baas, die zijn zin doordrijft. Dat laatste bleek bijvoorbeeld toen de architect in 1861 roken in zijn atelier verbood. Dit tot ongenoegen van zijn personeel. Op een dag werd een papiertje met het verbod besmeurd met koffie en tabak. Cuypers was woedend en wilde het atelier sluiten tot de dader zich meldde. De volgende dag stapten drie van zijn oudste beeldhouwers op. Ironisch genoeg werden er na Cuypers dood sigaren op de markt gebracht die naar de beroemde architect zijn genoemd.
Van Leeuwen schenkt in zijn boek niet alleen aandacht aan Cuypers beroemde bouwwerken, maar ook aan minder bekende ontwerpen, zoals de prachtige piano die de architect in 1859 maakte voor zijn tweede vrouw Nenny. Daarop schilderde hij allerlei kleurrijke heiligen met Nenny’s kort tevoren jong overleden broer.
Overzicht
Vrijwel gelijktijdig met deze biografie is door de uitgeverij van het Nederlands Architectuurinstituut een compleet overzicht van het werk van Cuypers gepubliceerd. Verschillende auteurs, voornamelijk architectuurhistorici, schreven daarvoor essays die prachtig zijn geïllustreerd.
De bijdrage van architectuurhistoricus Wilfred van Leeuwen springt eruit. Hij zet Cuypers overtuigend neer binnen de context van de Nederlandse architectuur van zijn tijd. Hij maakt duidelijk waarom Cuypers een autoriteit werd in de Europese neogotiek. Zijn conclusie: ‘Als Cuypers een reus was, dan was hij er een op lemen voeten, want de meesten van zijn tijdgenoten hadden . buiten de kerkbouw althans . andere smaken, voorkeuren en preoccupaties dan hij.’
Andere essays gaan in op Cuypers’ reizen en het architectuurmuseum dat aan hem is gewijd. Al met al vullen beide boeken elkaar goed aan. In de biografie wordt Cuypers’ leven uitvoerig beschreven; in het overzicht van zijn werk ligt de nadruk sterk op zijn ontwerpen. Voor wie voornamelijk meer wil weten over de persoon Cuypers is de biografie van Van Leeuwen daarom een aanrader. Wie vooral interesse heeft voor de bouwtekeningen en de context van zijn werk kan het beste terecht bij ‘P.J.H. Cuypers. Het complete werk’.
A.J.C. van Leeuwen: ‘Pierre Cuypers’. Waanders uitgevers, 344p., 39,95 euro. Hetty Berens (red.): ‘P.J.H. Cuypers. Het complete werk’. NAi uitgevers, 399p., 59,50 euro.
Comments are closed.