De Delftse studentenwereld kent veel organisaties en verenigingen. Sommige daarvan leiden een onopvallend bestaan. Vandaag: Oeteldonk.
Om gevraagd te worden voor het dispuut Oeteldonk moet je ook na zeventig biertjes ‘nog een beetje leuk’ zijn. Zeker de volgende ochtend, na twee uur slapen. Tijdens het Bossche carnaval vormt het elftal Delftsche corpsstudenten, tien generaals en één korporaal, drie dagen lang ‘Ut Gevollug’ van Z.K.H. Prins Amadeiro. Kroeg in, kroeg uit, podium op, podium af, volgens een strak protocol. En dat sinds 1882.
De intocht, zondagmorgen om elf over elf, is indrukwekkend. Als ze voor het oog van tienduizenden toeschouwers met de prins de stationsroltrap afdalen, hebben de heren al twee dagen bejaardencarnaval, het keinderkupkesfist voor de kleintjes en de gevollug-reúnie in café ’t Pumpke achter de rug. Het is ze niet aan te zien. “We moeten voor het plaatje lachend rondlopen”, zegt korporaal Hugo Jansen. “Ze nemen het carnaval daar stiekem heel serieus. We mogen niet stomdronken zijn, althans niet die indruk wekken. Er zijn voortdurend camera’s op je gericht.”
Als ze om middernacht worden losgelaten, verruilen ze de officiële huzarenpakjes, met muts, voor rode kieltjes. De rijen wachtenden voor de cafés wijken overal uiteen. Gaan slapen lukt niet. “Als de kroeg om drie uur dichtgaat, gaat-ie speciaal voor ons aan de achterkant weer open.” Aan vrouwelijke aandacht geen tekort. “Als je je pèkske aanhebt, zijn ze niet van je af te slaan. Sommige moeders bieden hun dochter aan. Omdat we in Delft studeren en nog aardig zijn ook.”
Het carnaval eist zijn tol. “De eerste twee nachten thuis krijg je zweetaanvallen, hallucinaties. Liedjes blijven door je hoofd gaan. Je wordt gillend wakker. Gelukkig hebben we elkaar om weer te acclimatiseren in het studieleven.” (JT)
Om gevraagd te worden voor het dispuut Oeteldonk moet je ook na zeventig biertjes ‘nog een beetje leuk’ zijn. Zeker de volgende ochtend, na twee uur slapen. Tijdens het Bossche carnaval vormt het elftal Delftsche corpsstudenten, tien generaals en één korporaal, drie dagen lang ‘Ut Gevollug’ van Z.K.H. Prins Amadeiro. Kroeg in, kroeg uit, podium op, podium af, volgens een strak protocol. En dat sinds 1882.
De intocht, zondagmorgen om elf over elf, is indrukwekkend. Als ze voor het oog van tienduizenden toeschouwers met de prins de stationsroltrap afdalen, hebben de heren al twee dagen bejaardencarnaval, het keinderkupkesfist voor de kleintjes en de gevollug-reúnie in café ’t Pumpke achter de rug. Het is ze niet aan te zien. “We moeten voor het plaatje lachend rondlopen”, zegt korporaal Hugo Jansen. “Ze nemen het carnaval daar stiekem heel serieus. We mogen niet stomdronken zijn, althans niet die indruk wekken. Er zijn voortdurend camera’s op je gericht.”
Als ze om middernacht worden losgelaten, verruilen ze de officiële huzarenpakjes, met muts, voor rode kieltjes. De rijen wachtenden voor de cafés wijken overal uiteen. Gaan slapen lukt niet. “Als de kroeg om drie uur dichtgaat, gaat-ie speciaal voor ons aan de achterkant weer open.” Aan vrouwelijke aandacht geen tekort. “Als je je pèkske aanhebt, zijn ze niet van je af te slaan. Sommige moeders bieden hun dochter aan. Omdat we in Delft studeren en nog aardig zijn ook.”
Het carnaval eist zijn tol. “De eerste twee nachten thuis krijg je zweetaanvallen, hallucinaties. Liedjes blijven door je hoofd gaan. Je wordt gillend wakker. Gelukkig hebben we elkaar om weer te acclimatiseren in het studieleven.” (JT)
Comments are closed.