Onlangs vond ik mijn rapporten van de lagere school. Opvallend is de grote nadruk op taal en rekenen. ‘Nederlandse taal’ heeft maar liefst vier categorieën: ‘mondeling gebruik van de taal’, ‘taalwerk’, ‘spelling’ en ‘stijl’.
In de zesde klas kwam daar ook nog ‘ontleden’ bij. Daarnaast werden er aparte cijfers gegeven voor ‘lezen’ en ‘schrijven’. Gek genoeg had ik in de zesde klas van de lagere school een 8 voor Nederlandse taal en een 7½ voor lezen, maar slechts een 6 voor schrijven. En dat was niet omdat ik slordig schreef, want voor netheid was er een apart cijfer (6½).
Rekenen was onderverdeeld in ‘hoofdrekenen’, ‘cijferen’ en ‘vraagstukken’. Voor elk daarvan had ik een 8. Samen met een 8 voor ‘kennis der natuur’, een 9 voor aardrijkskunde en een 9 voor geschiedenis, was het een keurig rapport. “Veel succes op je volgende school!” schreef meester Vogel.
Zes jaar lang (drie rapporten per jaar) lagen al mijn cijfers tussen de 6 en de 9. Volgens de ‘betekenis der cijfers’ is een 6 ‘voldoende’ en een 9 ‘zeer goed’. Die schaal van 1 (‘zeer slecht’) tot 10 (‘uitmuntend’) is weliswaar goed (8) te begrijpen maar voldoet in de praktijk zeer onvoldoende (3). Wanneer geef je nou een 2 in plaats van een 3? Bij een schriftelijk examen kan het toevallig de optelsom zijn van alle antwoorden, maar het maakt geen wezenlijk onderscheid in de prestatie van de student. En het cijfer 1 is slechts nuttig om aperte minachting uit te drukken voor de (niet) geleverde prestatie. Liever nog geef ik dan een 0 (nul), of stel ik de vraag van Ken Morse: ‘Wat is het verschil tussen jou en James Bond?’ Antwoord: de 7.
Een ander nadeel van het 1-10-systeem is de aarzeling om een 10 te geven. Uiteraard levert een examen waarin alle vragen goed zijn beantwoord een 10 op. Maar voor een open vraag, een essay, een verslag, een scriptie of een thesis is doorgaans een 9 het hoogst haalbare. Want ‘het kan altijd beter’ en daarvoor bewaren we de heilige 10. Ik heb de afgelopen 20 jaar slechts driemaal een 10 uitgedeeld voor een scriptie. In twee gevallen werd ik door de administratie gebeld of het geen vergissing was.
Eigenlijk heb ik maar 4 cijfers nodig: A (uitmuntend), B (goed), C (voldoende) en F (onvoldoende). In een iets genuanceerder systeem heb ik genoeg aan de cijfers 6 tot 10, plus een F (onvoldoende). Daarnaast zijn 7½ en 8½ erg nuttig vanwege het grote (gevoelsmatige) verschil tussen een 7 en een 8, en tussen een 8 en een 9. Het Amerikaanse A-B-C-D en F-systeem is dus eigenlijk ideaal. De F (fail) gebruik je voor alles wat onvoldoende is (want wat maakt het eigenlijk uit of je een 5 hebt of een 3?). De A is bestemd voor de beste 10% en een D bepaalt de grens van nog net voldoende. B+, B, B- en C gebruik je voor 8½, 8, 7½ en 7. Meer hebben we niet nodig, toch?
Dap Hartmann is astronoom. Hij is werkzaam als docent bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Comments are closed.