Education

Brandweer was onvoldoende voorbereid

De brandweer was in veel opzichten onvoldoende voorbereid op de brand bij Bouwkunde. Dat blijkt uit de evaluatie van de brand die het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in opdracht van de gemeente Delft maakte.

Tijdens de brandbestrijding hebben zich ‘organisatorische en operationele knelpunten voorgedaan die de bestrijding negatief hebben beïnvloed’. Zo duurde het wel anderhalf uur voordat de als eerste ingezette ploegen in de faculteit versterking kregen.
Wat de inzet ook bemoeilijkte was het feit dat de bemanning niet op tijd nieuwe ademluchtflessen kreeg. Zij moest wel vier keer naar beneden om die te wisselen. ‘De slagkracht van de regionale brandweer op die punten was onvoldoende’, meldt het COT.
Door een groot aantal factoren groeide de oorspronkelijke brand in een half uur uit tot een zeer grote onbeheersbare brand. De brand vergde een grootschalige inzet. Het COT benadrukt dat de brandweerlieden hard werkten om de gevolgen van de brand zo veel mogelijk te beperken.
De omstandigheden in het pand maakten het werk ook moeilijk. De eerste pogingen om de brand te blussen, werden gehinderd door het nagenoeg ontbreken van de waterdruk op de brandhaspel. Dat was een gevolg van de eerdere wateroverlast. Verder was er sprake van vallend brandend puin, zogeheten flashovers (vuur dat door een ruimte trekt), vallend glas en een zeer hoge vuurbelasting door veel hout, papier en bedrading.
‘Saillant’ was volgens professor Uri Rosenthal dat de brand van buitenaf moeilijk te bereiken was. Door veel bijgebouwen, laagbouw en de vijver was de hoogbouw moeilijk te benaderen.
Verder vindt het COT dat de brandweer eerder had moeten besluiten zich terug te trekken uit het gebouw. Twaalf brandweerlieden waren nog tot kwart over twaalf ’s middags in het pand terwijl er al geen sprake meer was van het redden van mensen.
Het besluit om zich terug te trekken kwam pas om kwart voor twaalf, maar volgens het COT was de zaak om elf uur al reddeloos. Het besluit had dus drie kwartier eerder genomen moeten worden.
Het is begrijpelijk dat de brandweer zich maximaal wil inspannen om de brand te bestrijden, schrijven de onderzoekers, maar zijn grenzen aan deze inzet. Met name vanwege de veiligheid van de hulpverleners.
Brandweercommandant Jan Bron zei hierover tijdens een persconferentie in het Delftse stadhuis dat dit onderwerp heel erg leeft binnen de Nederlandse brandweer. “We moeten goed nadenken hoe om te gaan met een binnenaanval (blussen in een gebouw). Bij het zien van de uitslaande brand hebben we als eerste nagevraagd waar onze mensen waren. Vervolgens gaven we opdracht weg te gaan uit het zuidelijke gedeelte en de brand vanuit het midden van het gebouw te bestrijden. Het is lastig.”

Tijdens de brandbestrijding hebben zich ‘organisatorische en operationele knelpunten voorgedaan die de bestrijding negatief hebben beïnvloed’. Zo duurde het wel anderhalf uur voordat de als eerste ingezette ploegen in de faculteit versterking kregen.

Wat de inzet ook bemoeilijkte was het feit dat de bemanning niet op tijd nieuwe ademluchtflessen kreeg. Zij moest wel vier keer naar beneden om die te wisselen. ‘De slagkracht van de regionale brandweer op die punten was onvoldoende’, meldt het COT.

Door een groot aantal factoren groeide de oorspronkelijke brand in een half uur uit tot een zeer grote onbeheersbare brand. De brand vergde een grootschalige inzet. Het COT benadrukt dat de brandweerlieden hard werkten om de gevolgen van de brand zo veel mogelijk te beperken.

De omstandigheden in het pand maakten het werk ook moeilijk. De eerste pogingen om de brand te blussen, werden gehinderd door het nagenoeg ontbreken van de waterdruk op de brandhaspel. Dat was een gevolg van de eerdere wateroverlast. Verder was er sprake van vallend brandend puin, zogeheten flashovers (vuur dat door een ruimte trekt), vallend glas en een zeer hoge vuurbelasting door veel hout, papier en bedrading.
‘Saillant’ was volgens professor Uri Rosenthal dat de brand van buitenaf moeilijk te bereiken was. Door veel bijgebouwen, laagbouw en de vijver was de hoogbouw moeilijk te benaderen.

Verder vindt het COT dat de brandweer eerder had moeten besluiten zich terug te trekken uit het gebouw. Twaalf brandweerlieden waren nog tot kwart over twaalf ’s middags in het pand terwijl er al geen sprake meer was van het redden van mensen.

Het besluit om zich terug te trekken kwam pas om kwart voor twaalf, maar volgens het COT was de zaak om elf uur al reddeloos. Het besluit had dus drie kwartier eerder genomen moeten worden.

Het is begrijpelijk dat de brandweer zich maximaal wil inspannen om de brand te bestrijden, schrijven de onderzoekers, maar zijn grenzen aan deze inzet. Met name vanwege de veiligheid van de hulpverleners.

Brandweercommandant Jan Bron zei hierover tijdens een persconferentie in het Delftse stadhuis dat dit onderwerp heel erg leeft binnen de Nederlandse brandweer. “We moeten goed nadenken hoe om te gaan met een binnenaanval (blussen in een gebouw). Bij het zien van de uitslaande brand hebben we als eerste nagevraagd waar onze mensen waren. Vervolgens gaven we opdracht weg te gaan uit het zuidelijke gedeelte en de brand vanuit het midden van het gebouw te bestrijden. Het is lastig.”

Download hier het rapport van het COT (bron: TV West)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.