Wetenschap is geen geloof en geloof is geen kennis. Dat zegt universitair docent dr. Patrick van der Duin (TBM). Hij is op deze site in discussie met hoogleraar reformatorische wijsbegeerte Marc de Vries. Een dergelijke leerstoel hoort niet thuis op een universiteit, vindt Van der Duin.
Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte Marc de Vries reageert in de Delta Online van 8 april op twee opinieartikelen van Dap Hartmann en mij waarin we betogen dat geloof en wetenschap niet alleen verschillende zaken zijn, maar ook onverenigbaar. Daaruit concludeer ik dat de leerstoel reformatorische wijsbegeerte een contradictio in terminis is en daarom geen plaats verdient aan onze universiteit.
Tot slot bestrijd ik dat geloof een vorm van kennen is. Geloofs-’kennis’ is per definitie normatief (‘gij zult….’) en welke empirische (en gevalideerde) kennis het geloof heeft opgeleverd is mij onbekend. Maar goed, ik ben ook maar een eenvoudige econoom (‘worldly philosopher’) en geen verheven wetenschapsfilosoof. Het kan mij dus best ontgaan zijn dat de techniek in mijn mobieltje, stofzuiger of auto gestoeld is op kennis die de bijbel heeft voortgebracht. Verras me, zou ik zeggen. Al zijn mijn verwachtingen gezien de ‘bewijsvoering’ van Andries Knevel in de Volkskrant van 11 april jl. van de wederopstanding van Jezus Christus niet erg hoog gespannen.
De Vries stelt dat Hartmann en ik slechte argumenten gebruiken. Maar vindt De Vries dan stiekem dat er wel goede argumenten zijn om reformatorische wijsbegeerte als onzinnig te bestempelen maar wil hij die vooralsnog niet aan ons openbaren? Dat student Leenman zijn colleges leuk vindt, overtuigt mij niet. Ik vermoed dat De Vries aan student Leenman doceert voor eigen parochie.
De Vries vindt dat Hartmann’s gelijkstelling van de bijbel met smurfen een drogreden is omdat de tweede een karikatuur van het eerste is. Het is inderdaad logisch dat er (ook) geen leerstoel smurfisme bestaat. Maar het punt is nu juist dat er geen karikatuur wordt gemaakt omdat de bijbel en de smurfen in essentie gelijk zijn: verhalenboeken met mythische figuren die bedacht, geschreven en getekend zijn door mensen. Goed, in het ene sprookjesboek heeft de hoofdfiguur een witte baard en in het andere zijn de wezentjes blauw (al heeft Grote Smurf ook een witte baard), maar het gaat er om dat het menselijke gedachtenspinsels zijn. Geloven in smurfen staat dus gelijk aan geloven in god(-en). Voor het bestaan van beide is geen enkel bewijs. De verzonnen spookjesboeken als bewijs opvoeren is gewoon jezelf voor de gek houden.
Vervolgens stelt collega De Vries dat ook ik een onjuiste vergelijking maak (tussen wetenschap en geloof) en probeert dat te illustreren aan de hand van een voorbeeld over cake en suiker. Ik vermoed dat in het stuk van De Vries een fout is gemaakt (oude versie ingestuurd of zo) want zijn redenering ontgaat me volledig. Ik heb het voorbeeld aan een aantal mensen (zelfs filosofisch geschoolde) voorgelegd en ook zij konden er geen chocola (zit ook suiker in) van maken. Mijn kardinale punt is dat de christelijk geïnspireerde stelling dat wetenschap zich bedient van onbewijsbare aannames en daarmee ‘verlaagt’ tot geloof onzin is. Dat heb ik afdoende in mijn vorige stuk uitgelegd en De Vries brengt geen argumenten aan die dat ontkrachten.
Ten derde beweert De Vries dat Leenman zijn colleges wel begrepen heeft omdat hij wetenschap en geloof ziet als twee verschillende vormen van kennen. Leenman maakt nu juist een onderscheid tussen wetenschap en geloof. Ze hebben volgens hem andere ‘gebieden van de werkelijkheid’ waarin wetenschappers zich geen raad weten met het begrip ‘goed’ en waarmee christenen, goedhartig als ze zijn, wel overweg kunnen. Als mijn stellingname hierover ruzie oplevert met ethici, so be it. Mij lijkt een ruzie met wetenschappers die zich bezig houden met goed en kwaad tamelijk ongevaarlijk, hetgeen niet altijd gezegd kan worden van onenigheid met religieuze fundamentalisten.
Hoewel de laatste drie alinea’s van De Vries’ betoog weer raadselachtig zijn, meen ik toch daaruit op te maken dat De Vries (en ook Leenman) wetenschap verengen tot logisch positivisme. Voor de natuurwetenschap lijkt mij dat een prima filosofisch uitgangspunt dat, in tegenstelling tot wat De Vries beweert, nog steeds een grote aanhang heeft. In de sociale wetenschappen zien we een grote steun voor het sociaal constructivisme waarin zowel een hoog empirisch gehalte van het onderzoek (instrumentalisme) als het uitgangspunt dat mensen relaties tussen hun eigen waarnemingen leggen (en dus als uitgangspunt van analyse moet worden genomen) centraal staan: If men define situations as real, they are real in their consequences. Als mensen denken dat de aarde plat is, dan gaan ze niet te ver de zee op. Als mensen geloven dat er een god (cq. oppersmurf) is, dan zullen ze daarmee in hun leven rekening houden. Ook de mens kan dus uit het niets iets scheppen. Is dan het beeld dat De Vries van de wetenschap schetst niet karikaturaal?
Kortom, wetenschap en geloof zijn niet hetzelfde omdat ze in essentie anders zijn (een gevalideerd kennissysteem versus een lijst met normen en waarden geillustreerd door een fictief verhaal), zich op andere zaken richten en daardoor een andere maatschappelijke doel dienen. Daarom moet de scheiding tussen wetenschap en geloof institutioneel gewaarborgd worden, net als de scheiding tussen staat en kerk.
Vrije Geluiden-presentator Hans Flupsen vroeg de gymnasiasten naar de oorsprong van hun idee. Ze hadden gedacht aan het fluiten op reageerbuisjes, vertelde Naphur van Apeldoorn. Ze hadden een heel stel buisjes bedacht, waar de lucht dan langs moest blazen.
De in totaal 25 afgesloten buisjes van de luchtpiano steken schuin omhoog. Er leiden slangetjes heen die afgeklemd worden. Door een van de dikke toetsen in te drukken komt er ruimte in een van de slangetjes en schampt een luchtstroom langs de opening van de buis. Een fluittoon klinkt.
Net als de vijf andere genomineerden van de Eurekafoonwedstrijd mochten Van Apeldoorn en Queld Hadj hun instrument afgelopen voorjaar daadwerkelijk maken bij Industrieel Ontwerpen (IO). De instrumenten werden op 7 maart in de aula gepresenteerd door presentator Filemon Wesselink. Naast de luchtpiano werden daar de Hedgehog, de Aquadrup, de Ritspiano, de Estrello en Kast ten tonele gevoerd.
Voor elk van de instrumenten werd een speciaal stuk gecomponeerd, dat door het Nieuw Ensemble onder leiding van Micha Hamel werd uitgevoerd in de Gaudeamusweek 2008.
Componist Wilbert Bulsink, die de opdracht had gekregen voor de luchtpiano een stuk te maken, had goed naar het instrument geluisterd. Het had de toon van een panfluit, zei hij. De lucht uit de gasfles kon middels toetsen zo gedoseerd worden dat de sterkte varieert van een zacht fluisteren tot een brullende industriefluit. Bulsink had zijn stuk ‘Op/Weg…Geblazen’ gedoopt en bespeelde het instrument tijdens de uitvoering zelf.
Het was de afsluiting van de scholierenprijsvraag Eurekafoon!, een initiatief van de K.L. Poll-stichting voor Onderwijs, Kunst en Wetenschap in samenwerking met het Nieuw Ensemble en de TU Delft. Op de prijsvraag kwamen 65 inzendingen binnen van 13 verschillende scholen. De winnaars zijn leerlingen van het Calandlyceum uit Amsterdam.
Hoogleraar reformatorische wijsbegeerte Marc de Vries reageert in de Delta Online van 8 april op twee opinieartikelen van Dap Hartmann en mij waarin we betogen dat geloof en wetenschap niet alleen verschillende zaken zijn, maar ook onverenigbaar. Daaruit concludeer ik dat de leerstoel reformatorische wijsbegeerte een contradictio in terminis is en daarom geen plaats verdient aan onze universiteit.
De Vries stelt dat Hartmann en ik slechte argumenten gebruiken. Maar vindt De Vries dan stiekem dat er wel goede argumenten zijn om reformatorische wijsbegeerte als onzinnig te bestempelen maar wil hij die vooralsnog niet aan ons openbaren? Dat student Leenman zijn colleges leuk vindt, overtuigt mij niet. Ik vermoed dat De Vries aan student Leenman doceert voor eigen parochie.
De Vries vindt dat Hartmann’s gelijkstelling van de bijbel met smurfen een drogreden is omdat de tweede een karikatuur van het eerste is. Het is inderdaad logisch dat er (ook) geen leerstoel smurfisme bestaat. Maar het punt is nu juist dat er geen karikatuur wordt gemaakt omdat de bijbel en de smurfen in essentie gelijk zijn: verhalenboeken met mythische figuren die bedacht, geschreven en getekend zijn door mensen. Goed, in het ene sprookjesboek heeft de hoofdfiguur een witte baard en in het andere zijn de wezentjes blauw (al heeft Grote Smurf ook een witte baard), maar het gaat er om dat het menselijke gedachtenspinsels zijn. Geloven in smurfen staat dus gelijk aan geloven in god(-en). Voor het bestaan van beide is geen enkel bewijs. De verzonnen spookjesboeken als bewijs opvoeren is gewoon jezelf voor de gek houden.
Vervolgens stelt collega De Vries dat ook ik een onjuiste vergelijking maak (tussen wetenschap en geloof) en probeert dat te illustreren aan de hand van een voorbeeld over cake en suiker. Ik vermoed dat in het stuk van De Vries een fout is gemaakt (oude versie ingestuurd of zo) want zijn redenering ontgaat me volledig. Ik heb het voorbeeld aan een aantal mensen (zelfs filosofisch geschoolde) voorgelegd en ook zij konden er geen chocola (zit ook suiker in) van maken. Mijn kardinale punt is dat de christelijk geïnspireerde stelling dat wetenschap zich bedient van onbewijsbare aannames en daarmee ‘verlaagt’ tot geloof onzin is. Dat heb ik afdoende in mijn vorige stuk uitgelegd en De Vries brengt geen argumenten aan die dat ontkrachten.
Ten derde beweert De Vries dat Leenman zijn colleges wel begrepen heeft omdat hij wetenschap en geloof ziet als twee verschillende vormen van kennen. Leenman maakt nu juist een onderscheid tussen wetenschap en geloof. Ze hebben volgens hem andere ‘gebieden van de werkelijkheid’ waarin wetenschappers zich geen raad weten met het begrip ‘goed’ en waarmee christenen, goedhartig als ze zijn, wel overweg kunnen. Als mijn stellingname hierover ruzie oplevert met ethici, so be it. Mij lijkt een ruzie met wetenschappers die zich bezig houden met goed en kwaad tamelijk ongevaarlijk, hetgeen niet altijd gezegd kan worden van onenigheid met religieuze fundamentalisten.
Tot slot bestrijd ik dat geloof een vorm van kennen is. Geloofs-’kennis’ is per definitie normatief (‘gij zult….’) en welke empirische (en gevalideerde) kennis het geloof heeft opgeleverd is mij onbekend. Maar goed, ik ben ook maar een eenvoudige econoom (‘worldly philosopher’) en geen verheven wetenschapsfilosoof. Het kan mij dus best ontgaan zijn dat de techniek in mijn mobieltje, stofzuiger of auto gestoeld is op kennis die de bijbel heeft voortgebracht. Verras me, zou ik zeggen. Al zijn mijn verwachtingen gezien de ‘bewijsvoering’ van Andries Knevel in de Volkskrant van 11 april jl. van de wederopstanding van Jezus Christus niet erg hoog gespannen.
Hoewel de laatste drie alinea’s van De Vries’ betoog weer raadselachtig zijn, meen ik toch daaruit op te maken dat De Vries (en ook Leenman) wetenschap verengen tot logisch positivisme. Voor de natuurwetenschap lijkt mij dat een prima filosofisch uitgangspunt dat, in tegenstelling tot wat De Vries beweert, nog steeds een grote aanhang heeft. In de sociale wetenschappen zien we een grote steun voor het sociaal constructivisme waarin zowel een hoog empirisch gehalte van het onderzoek (instrumentalisme) als het uitgangspunt dat mensen relaties tussen hun eigen waarnemingen leggen (en dus als uitgangspunt van analyse moet worden genomen) centraal staan: If men define situations as real, they are real in their consequences. Als mensen denken dat de aarde plat is, dan gaan ze niet te ver de zee op. Als mensen geloven dat er een god (cq. oppersmurf) is, dan zullen ze daarmee in hun leven rekening houden. Ook de mens kan dus uit het niets iets scheppen. Is dan het beeld dat De Vries van de wetenschap schetst niet karikaturaal?
Kortom, wetenschap en geloof zijn niet hetzelfde omdat ze in essentie anders zijn (een gevalideerd kennissysteem versus een lijst met normen en waarden geillustreerd door een fictief verhaal), zich op andere zaken richten en daardoor een andere maatschappelijke doel dienen. Daarom moet de scheiding tussen wetenschap en geloof institutioneel gewaarborgd worden, net als de scheiding tussen staat en kerk.
Comments are closed.