Na twee jaar hard ploeteren op ingewikkelde formules in de Delftse collegebanken en na veel feesten, namen de internationale studenten op vrijdag 5 juni afscheid van elkaar en de universiteit tijdens de Farewell Party. Zonder tranen, maar met veel Italiaans ijs en Hollandse boterhammen.
Het lijkt weer zo’n treurige Hollandse lentedag te worden met felle buien. Maar zodra de internationale studenten de aula uitstromen, breekt de zon door de wolken. Na het officiële afscheidsgedeelte is het zonnig, en dus is het tijd voor ijs. Ebisa Olana (29), Tiw Shire (26) en Getachew Teshome (27), alle drie studenten computer engineering uit Ethiopië, sluiten meteen aan in de rij voor een grote bol Italiaans vanille-ijs.
Ebisa Olana pakt het koekhoorntje gretig van de ijsboer aan en maakt het ijsje snel soldaat. “Het gebeurt niet zo vaak dat je in Nederland ijs kan eten”, zegt hij. “Het weer is er vaak niet goed genoeg voor.” Olana en zijn vrienden zijn vrolijk en alles behalve treurig over hun naderende afscheid. Iedereen lacht uitgelaten in het voorjaarszonnetje. “Ik heb een geweldige tijd gehad in Nederland”, zegt Olana. “Het was fantastisch dat ik zoveel vrijheden had. Ik kon hier mijn eigen vakken kiezen, ook bij andere faculteiten. In Ethiopië is dat anders, daar kun je geen managementvakken bij een andere faculteit volgen. Verder vind ik het niveau op de TU erg hoog.”
Olana maakte veel internationale vrienden. “Studenten van mijn opleiding komen overal vandaan: uit Europa, Azië, de Verenigde Staten. In het begin miste ik mijn familie ontzettend en had ik heimwee, maar door al mijn vrienden ging dat snel over.”
Toch vindt hij niet alles in Nederland geslaagd. Het Hollandse eten staat hem zeer tegen. Dat blijkt wel als zijn studievriend Rahmadi Trimananda (25) uit China met een vanille-ijsje en een boterham met ham komt aanlopen. Trimananda neemt een hap van zijn ijsje en meteen daarna een hap van zijn boterham. Olana begint nog net niet te kokhalzen. “Hoe kun je dat nu eten?!”, roept hij ontsteld uit. Trimananda haalt grinnikend zijn schouders op. “Ik houd wel van een broodje kaas of ham”, zegt hij in perfect Nederlands. Olana schudt zijn hoofd. “Niet te eten, die Nederlandse kaas.”
Ondanks zijn afkeer van kaas, ziet Olana de vele verschillende nationaliteiten tijdens zijn opleiding als een groot voordeel. “De meeste mensen ken je al vanaf je eerste week in Delft, waardoor je elkaars gewoonten, cultuur en persoonlijkheid steeds beter leert kennen.” Rahmadi Trimanda knikt. “We hebben allebei een raar gevoel voor humor en daardoor klikte het meteen. Al die eigenaardige dingen, zoals hun Ethiopische kalendersysteem, vergeef ik hem meteen.” Olana gniffelt. “We plagen elkaar heel veel. Maar hij inspireert mij ook enorm. Ik heb nog nooit iemand zo hard zien werken als Rahmadi. Als je ziet hoe hard hij studeert en aan opdrachten werkt, wil je dat ook.” Hij kijkt wat beschaamd naar beneden. “Dat heb ik je geloof ik nog nooit verteld, of wel Rahmadi?” Trimanda schudt zijn hoofd, maar wordt geen moment verlegen van de lovende woorden. “Ja, ik werk hard, maar Ebisa inspireert mij ook. Hij werkt misschien minder hard, maar hij krijgt toch alles perfect voor elkaar. Misschien werk ik soms te hard.”
De twee vrienden zullen elkaar missen, zeggen ze. “Maar ik denk dat ik heel goed contact met iedereen kan houden”, zegt Olana. “Al mijn vrienden hebben Facebook. En we kunnen elkaar altijd hier weer opzoeken.”
“Maar misschien kan jij er voor zorgen dat ik langer blijf”, zegt Tiw Shire flirterig. Dat heeft hij nog niet vaak gezegd tegen Delftse TU-studentes. “Ik hou erg veel van feesten, maar op internationale studentenfeesten kom je nooit Nederlandse studenten tegen”, zegt hij. Zijn vriend Getachew Teshome knikt. “En dat is toch wel heel erg jammer. Nederlandse en buitenlandse studenten leven behoorlijk langs elkaar heen.”
Tijdens de Farewell Party wordt er flink gefeest, maar nog niet echt afscheid genomen. “Dat gebeurt pas als we op het vliegtuig stappen”, zegt Olana. “We vieren nog feest tot de allerlaatste vriend uit Delft weg is. Pas dan is het afscheid definitief.”
“I was on the phone with my old college friend, Tina, the other night just catching up on things. Normally, when six times zones and a large body of saltwater doesn’t divide us, we’ll sit on our mobiles for hours letting the free minutes and large gaps of silence pass between us. These days, we end up on Gchat; she complaining about having too much mindless work to do and me simply complaining about another looming presentation. When we have to compress our thoughts and feelings into an expensive telephone call, weeks of events and feelings are compressed into an hour, though often it feels more like we’re talking to ourselves than to one another. Instead of asking what’s new in each others’ lives, we end up just making an hour of statements, usually following this form:
Me: “Tina, I have a presentation coming up that I don’t want to prepare for.”
Tina: “I went running today.”
Me: “It’s raining in Delft, so I don’t want to run.”
Tina: “We should go skiing when you’re back.”
Me: “Hmm. I don’t know what I want to be for Halloween.”
Tina: “Me neither!”
What to be for Halloween: the most important of all questions. Unbeknownst to most, upon reaching a certain age Americans start to fret profusely about costume choices. When your parents dressed you as a cute little baby in a pumpkin suit, it said a lot about your parents, though when you’re old enough to dress yourself as queeny LA aerobics instructor Richard Simmons, it reflects a lot on you.
In 24 years of Halloweens, I’ve covered all the old standards from ghosts, vampires, elves, 70s TV superstars, pantless college student, to less inspired characters (the time I went as myself and just applied a random different adjective to everyone who asked what I was).
Last year, however, was particularly uninspired, when (gasp) I didn’t celebrate Halloween at all. Knowing not a single American here, I was left to watch reruns of It’s the Great Pumpkin, Charlie Brown with a bottle of red wine and a box of stroopwafels. It seems in Delft, Halloween, if celebrated at all, is just another excuse to drink while wearing ridiculous costumes. Though there’s not a week that goes by that I don’t see some group of students heading off to another costume party, leaving Halloween to be yet another theme.
I used to love Halloween; my favorite of all the holidays, but now it’s been reduced to an afterthought. While continental Europeans have started to slowly embrace the day, they’ve managed, like with most aspects of American culture, to only take the most commercial aspects. Fun-sized bars of candy show up in the C1000 in September but no one prowls the streets looking for tricks or treats. Students dress up as call girls or pimps and drink liters of bad beer, but did they think long and hard and creatively about their costumes?
This year I’ll be celebrating Halloween on a lone, isolated beach somewhere in Cuba with a bottle of Havana Club. I’ll have a good group of friends with me – architects no less. I suppose that’s the most important, anyways. It won’t feel like a real, American Halloween as the warm trade winds allow us to dress more scantily, but it’ll be my own, international version. I’ll bring my own memories of Halloween past while creating new ones on the shores of an isolated island with a group of international mates, creating our own new twist on an old, tried and true American holiday.
David Kramer is an MSc architecture student from the United States. His next column will appear in Delta 37.
Comments are closed.