Natuurkundige Frans Saris vroeg het zich al jaren af: waarom wetenschap? De essays in zijn pas verschenen boek ‘Darwin meets Einstein’ tonen zijn zoektocht. Nu hij zijn antwoord heeft gevonden, is het tijd voor een interview.
Uw boek eindigt met een toneelstuk waarin niet alleen Darwin en Einstein elkaar ontmoeten, maar ook Bacon, Spinoza, Kafka, Kamerlingh Onnes en Tinbergen. Wie van hen zou u zelf het liefste ontmoeten?
”Allemaal! Mag ik de vraag iets anders formuleren? Bij de boekpresentatie speelden we het toneelstuk. Toen koos ik de rol van Francis Bacon. Hij beschreef al in de zestiende eeuw wat wetenschap moet zijn. Ze is er niet voor de welvaart, maar voor het welzijn van de mensheid. Over die visie gaat mijn hele boek. Daarnaast staat Bacon de optimist in het toneelstuk tegenover de pessimist Nico Tinbergen. Zelf ben ik ook liever de optimist.”
Uit uw boek spreekt toch een behoorlijk pessimistisch beeld van de wetenschap.
”Wetenschap is verschrikkelijk decadent geworden. Ik schrijf dat toe aan de enorme invloed van Einstein. Hij bracht ons op een dwaalspoor door na zijn grote ontdekkingen op zoek te gaan naar de grote theorie van alles. Die theorie is er na honderd jaar nog niet. Daarom vond ik het leuk om tegenover Einstein juist Darwin te zetten, die de theorie van alles eigenlijk al 150 jaar geleden heeft bedacht.”
U schrijft dat de eenentwintigste eeuw die van de biologen is. Vindt u dat lastig om toe te geven als natuurkundige?
”De vorige eeuw was ongetwijfeld die van de natuurkundigen, maar het is volkomen duidelijk dat de levenswetenschappen sinds de ontdekking van de dubbele helix veel belangrijker zijn. De laatste jaren heb ik ontzettend veel geleerd op dit gebied. Ik heb grote bewondering voor biologie, biochemie, evolutieleer en gedragsbiologie. Het is nodig dat veel meer mensen daar kennis van nemen.
Er zijn naast de biologische evolutie ook culturele evoluties. Die voldoen aan dezelfde drie criteria: variatie, selectie en reproductie. Eén van de culturele evoluties is de moderne wetenschap. Volkeren met die wetenschap hebben een grotere overlevingskans dan volkeren zonder. Daardoor is die wetenschap over de hele wereld verspreid.”
Hoe zie je dat volkeren beter overleven door de moderne wetenschap?
”Er is volgens mij maar één criterium waaruit blijkt welke rol wetenschap heeft gespeeld: overlevingskansen. De levensverwachting van mensen is verdubbeld sinds de zestiende eeuw. Dat gebeurde als eerste in de Westerse wereld en hetzelfde is nu aan de gang bij volkeren die net begonnen zijn aan de moderne wetenschap. Ik denk dat de functie van de wetenschap volstrekt duidelijk is, alleen hebben we er iets heel anders van gemaakt: een wedstrijd. Die wedstrijd kost zo verschrikkelijk veel inspanning van de wetenschapper dat hij vaak vergeet waar het om gaat. Het gaat niet om de prijzen, het gaat uiteindelijk om overleven. Als mijn theorie waar is, dan is het volstrekt duidelijk dat de wetenschapper die bijdraagt tot het overleven van de mens en het leven op aarde, zelf met zijn wetenschap zal overleven. Dat is bijna een tautologie.”
U schrijft ook dat religie een evolutionair voordeel moet hebben gegeven.
“Ik denk inderdaad dat religie een adaptatie is geweest die tot betere overlevingskansen leidde. Het hoeft niet zo te zijn dat iets dat bijdraagt tot het overleven van de soort tot aan het oneindige die bijdrage blijft leveren. Sommige elementen van religie zijn op het ogenblik zo dubieus, dat je je ernstig moet afvragen of religie nog wel bijdraagt aan het overleven. Toch geloof ik dat mensen niet zonder geloof kunnen: het geloof dat het leven de moeite waard is. Een belangrijke vraag die Bas Haring en Herman Philipse stellen is: ‘I n wat voor God geloven mensen die geloven in de evolutietheorie?’ Zij denken dat daarop geen antwoord is. Volgens mij zien ze Spinoza over het hoofd. Spinoza zegt: ‘God en de natuur zijn één’. Dan is het volkomen duidelijk dat evolutie heel goed te verenigen is met God. Dat maakt het de moeite waard.”
Peter van der Sluys, 35 jaar, datamonteur
“Ik lunch niet altijd in de kantine. Ik neem ook vaak iets van thuis mee. Brood, beleg, een kiwi. Of ik maak een salade, met soep als ik thuis ben. Het ligt heel erg aan mijn stemming. Mijn favoriete lunchgerecht is gehaktballen. Die hebben ze hier ook, maar ze zijn niet zo lekker als die van mijzelf. Meestal lunch ik wel gezonder, maar af en toe moet je ook zondigen hè? Vandaar dit. En die twee flessen cola gaan op. Een voor nu en een voor vanmiddag.”
Comments are closed.