De KNAW hield maandag in Amsterdam een bijeenkomst over de vervanging van de huidige energie-infrastructuur door een duurzame. Sprekers waren prof. Niek Lopes Cardozo (TU/e) en Diederik Samsom (PvdA).
Wanneer er een groots technisch project opgetuigd moet worden, verwijzen mensen graag naar de ongekende inspanningen die de VS tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben verricht om binnen twee jaar tijd een atoombom te ontwikkelen – het Manhattanproject. De strekking: als de motivatie maar groot genoeg is, dan is niets onmogelijk. Het Apolloproject (een man op de maan voor het eind van het decennium) valt in dezelfde categorie. Beide voorbeelden werden op de afdelingsdag natuurkunde (30 januari) van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) in Amsterdam aangehaald als voorbeelden voor de energietransitie.
TU-alumnus en PvdA Tweedekamerlid Diederik Samsom schetste de grootte van de taak. “Iedere dag verstoken we 200 miljoen vaten olie per dag. En die moeten we binnen 40 jaar zien te vervangen door iets anders.” Hij haalde het internationaal energieagentschap IEA aan dat had uitgerekend dat we tot uiterlijk 2017 de tijd hebben om de stijgende CO2-uitstoot om te buigen, omdat anders de twee graden temperatuurstijging, die wetenschappers als uiterste bovengrens beschouwen, wordt overschreden.
Niek Lopes Cardozo, hoogleraar kernfusie aan de TU Eindhoven, opende met de stelling dat zonnepanelen netto nog geen energie leveren. Dat komt omdat alle energie die ze leveren (en meer) nodig is om meer panelen te produceren. Hij liet zien dat zonne- en windenergie in een expansiefase verkeren die enorme investeringen vergen. “Mensen denken vaak dat onderzoek duur is, maar vergeleken met de opschaling van een technologie is onderzoek ongeveer gratis.” Hij verwacht dat het wel tot het eind van de eeuw zal duren voordat de (stijgende) energievraag met CO2-vrije bronnen ingevuld kan worden. Tot die tijd vergt het naar zijn inschatting twee procent van het bruto wereldinkomen.
Dat duurt Samsom te lang. Hij pleit daarom voor een verdubbeling van de inspanning.
KNAW-president Robbert Dijkgraaf bracht in herinnering dat het Manhattanproject 0,4 procent van de Amerikaanse begroting had gevergd. Een energietransitie zoals die Samsom bepleit, is dus te vergelijken met tien maal het Manhattanproject over een veertig tot vijftig maal langere periode. Technisch kan veel, maar hoe mobiliseer je daar voldoende draagkracht voor? Dat is het eigenlijke probleem.
De urgentie is niet hoog genoeg, constateerde het gezelschap dat voor negentig procent uit mannen bestond van gemiddeld ruim boven de vijftig jaar. “De politiek faalt om de klimaatboodschap over te brengen”, stelde iemand. Een ander vulde aan: “De politiek heeft geen overredingskracht om de CO2-uitstoot terug te brengen.” Samsom moest dat erkennen, maar verdedigde zich door te stellen dat de linkse partijen het in elk geval blijven proberen.
“Ingenieurs zijn hier minder somber over, die willen praktisch aan de slag”, zei Kivi-Niria president ir. Jan Dekker. “Ingenieurs denken in oplossingen. Kan de politiek geen marktmechanisme instellen om zonne- en windenergie te stimuleren?” Een CO2-belasting bijvoorbeeld zou veel geld beschikbaar kunnen maken voor duurzame energie-investeringen.
Blue ticket, dat vonden ze wel lekker catchy klinken. Past ook mooi op een affiche. Veel tijd om een naam te verzinnen was er trouwens niet, nadat gitarist Rob Linssen een aantal studievrienden had gemaild met de vraag of ze met hem een bandje wilden vormen. Drie weken later al immers stond de band contest op St. Jansbrug voor de deur, de aanleiding voor zijn initiatief. Dat was vorig jaar maart.
Drie repetitiebijeenkomsten, waarvan een in huiselijke sfeer, voldeden om drie nummers onder de knie te krijgen: van Muse, The Cure en de Canadese zangeres Alannah Myles.
Het optreden ging goed, ze veroorzaakten zelfs een pit voor het podium, zegt zangeres Madelaine Feenstra. “Ze vroegen nog om een toegift, maar we waren door onze nummers heen. Na de contest wilden we het repertoire uitbreiden en hebben we de tijd genomen om elkaar te leren kennen. Om uit te vinden wie welke sound vet vindt. We gingen wekelijks repeteren, dan merk je dat je steeds beter op elkaar ingespeeld raakt. We zitten behoorlijk op één lijn. Als er discussie ontstaat, roept iemand het codewoord OI! Dan moet iedereen meteen stil zijn. Dat werkt goed.”
Het leidde allemaal tot een groepsgeluid dat te omschrijven valt als ‘vrolijke powerrock, met een beetje bluesy elementen’. Zonder toetsen: eventuele synthesizerklanken, zoals in Cure’s Close To Me, worden vervangen door gitaarpartijen. Bijvoorbeeld gespeeld door Harry Linskens, al wil die zijn gitaar ter afwisseling soms omruilen met de bas van Michael Polushkin.
“We spelen van alles, van hardrock tot countryblues, maar geen depriliedjes”, zegt Feenstra die zich onder meer graag uitleeft in nummers van zangeressen met een flinke strot, zoals Pat Benatar of Melissa Etheridge. Liedjes als I Love Rock ‘n’ Roll, van Joan Jett and the Blackhearts. “Overbekende songs waarbij iedereen de aansteker in de lucht houdt spelen we niet, maar het moet ook niet te obscuur zijn,” verklaart drummer Mathijs de Schipper de repertoirekeuze.
Tijdens de Owee stonden ze voor een volle eetzaal in St. Jansbrug voor de tweede maal op een podium. Inmiddels waren twaalf nummers ingestudeerd, goed voor een set van drie kwartier. Wat eigen nummers betreft verkeren ze nog in de experimenteerfase. Feenstra: “We hebben nu één eigen liedje geschreven, maar daar zijn we niet zo tevreden over.” Out of the blue een heel nieuw nummer verzinnen door middel van jamsessies tijdens een repetitie bleek toch wel erg moeilijk. “Daarom willen we ons opsplitsen voor het schrijven van nummers. Twee groepjes werken dan een nummer van begin tot eind uit.” Met een demo met eigen werk zouden ze meer optredens willen genereren. Maar eerst moet er nog een PA worden aangeschaft.
Comments are closed.