De voormalige rijksbouwmeester Wytze Patijn treedt per 1 januari 2006 aan als de nieuwe decaan van de faculteit Bouwkunde. “Ik heb er niet zo lang over hoeven na te denken”, zegt Patijn (58), die op dit moment nog het architectuurbureau KuiperCompagnons leidt.
“Ik heb altijd iets gehad met de faculteit Bouwkunde. Voor mij is het natuurlijk een grote verandering, maar dat maakt het ook spannend.”
Patijn was als architect en stedenbouwkundige onder meer verantwoordelijk voor de restauratie van de Rotterdamse arbeiderswijk Kiefhoek, de wederopbouw van het Amsterdamse Mercatorplein en een milieuvriendelijk kantoor in Terneuzen. De Rotterdamse architect heeft de reputatie een doener te zijn, wars van gewichtigdoenerij en ‘bobo-neigingen’. Hij geldt ook als een genuanceerde denker. Als rijksbouwmeester had hij veel aandacht voor duurzaam bouwen, maar hij gaf ook toe van industrielandschappen te kunnen genieten. Hij zette vraagtekens bij de verheerlijking van de ‘woeste’ natuur in een land dat het vooral van een fraai cultuurlandschap moet hebben, en sprak herhaaldelijk zijn bezorgdheid uit over het ‘dichtslibben’ van bebouwd Nederland en over de te monomane Vinex-wijken . al vond hij dat ook daar goede architectuur te vinden was.
Patijn studeerde ‘in de woelige jaren zestig’ architectuur in Delft. Eind 1993 keerde hij terug op de universiteit als hoogleraar architectuurontwerp in woningbouw, een functie die hij moest opgeven toen hij in 1995 tot rijksbouwmeester werd benoemd. “Ik weet dat er sinds de vroege jaren negentig veel is gebeurd op de faculteit”, zegt Patijn. “Met name het versterken van de onderzoekskant vind ik een belangrijke ontwikkeling.”
Patijn was als rijksbouwmeester de voorganger van Jo Coenen: met Patijn en Coenen heeft de faculteit Bouwkunde nu straks twee voormalige rijksbouwmeesters in huis. Patijn: “Ook als decaan kun je een positieve invloed proberen uit te oefenen. De faculteit levert de architecten af die voor een belangrijk deel het gezicht van Nederland bepalen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat de faculteit een stem heeft in de belangrijke polemieken over architectuur en stedenbouwkunde. Misschien moet Bouwkunde daar zelfs een forum voor zijn.” Patijn benadrukte nog geen uitgewerkte plannen te hebben. “Ik wil eerst met de mensen gaan praten.”
In het verleden heeft Patijn wel eens zijn afkeer uitgesproken over het ‘doodvergaderen’ van projecten. Is hij niet beducht voor de bureaucratie op een grote faculteit als Bouwkunde? “Ik heb bij de gemeente Rotterdam en bij het ministerie van VROM gewerkt, dus ik ben zulke grote organisaties wel gewend”, zegt Patijn. “Ik weet dat de raderen daar soms wat traag bewegen. Een deel van bureaucratie beschouw ik als onvermijdelijk: je moet met z’n allen afspraken maken en je daar aan houden, anders wordt het een chaos. Maar er zit ook wel veel lucht in. Ik ben toch een doener, die als er te lang gepraat wordt de vraag stelt: goed, maar wat gaan we nu doen?”
“Ik heb er niet zo lang over hoeven na te denken”, zegt Patijn (58), die op dit moment nog het architectuurbureau KuiperCompagnons leidt. “Ik heb altijd iets gehad met de faculteit Bouwkunde. Voor mij is het natuurlijk een grote verandering, maar dat maakt het ook spannend.”
Patijn was als architect en stedenbouwkundige onder meer verantwoordelijk voor de restauratie van de Rotterdamse arbeiderswijk Kiefhoek, de wederopbouw van het Amsterdamse Mercatorplein en een milieuvriendelijk kantoor in Terneuzen. De Rotterdamse architect heeft de reputatie een doener te zijn, wars van gewichtigdoenerij en ‘bobo-neigingen’. Hij geldt ook als een genuanceerde denker. Als rijksbouwmeester had hij veel aandacht voor duurzaam bouwen, maar hij gaf ook toe van industrielandschappen te kunnen genieten. Hij zette vraagtekens bij de verheerlijking van de ‘woeste’ natuur in een land dat het vooral van een fraai cultuurlandschap moet hebben, en sprak herhaaldelijk zijn bezorgdheid uit over het ‘dichtslibben’ van bebouwd Nederland en over de te monomane Vinex-wijken . al vond hij dat ook daar goede architectuur te vinden was.
Patijn studeerde ‘in de woelige jaren zestig’ architectuur in Delft. Eind 1993 keerde hij terug op de universiteit als hoogleraar architectuurontwerp in woningbouw, een functie die hij moest opgeven toen hij in 1995 tot rijksbouwmeester werd benoemd. “Ik weet dat er sinds de vroege jaren negentig veel is gebeurd op de faculteit”, zegt Patijn. “Met name het versterken van de onderzoekskant vind ik een belangrijke ontwikkeling.”
Patijn was als rijksbouwmeester de voorganger van Jo Coenen: met Patijn en Coenen heeft de faculteit Bouwkunde nu straks twee voormalige rijksbouwmeesters in huis. Patijn: “Ook als decaan kun je een positieve invloed proberen uit te oefenen. De faculteit levert de architecten af die voor een belangrijk deel het gezicht van Nederland bepalen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat de faculteit een stem heeft in de belangrijke polemieken over architectuur en stedenbouwkunde. Misschien moet Bouwkunde daar zelfs een forum voor zijn.” Patijn benadrukte nog geen uitgewerkte plannen te hebben. “Ik wil eerst met de mensen gaan praten.”
In het verleden heeft Patijn wel eens zijn afkeer uitgesproken over het ‘doodvergaderen’ van projecten. Is hij niet beducht voor de bureaucratie op een grote faculteit als Bouwkunde? “Ik heb bij de gemeente Rotterdam en bij het ministerie van VROM gewerkt, dus ik ben zulke grote organisaties wel gewend”, zegt Patijn. “Ik weet dat de raderen daar soms wat traag bewegen. Een deel van bureaucratie beschouw ik als onvermijdelijk: je moet met z’n allen afspraken maken en je daar aan houden, anders wordt het een chaos. Maar er zit ook wel veel lucht in. Ik ben toch een doener, die als er te lang gepraat wordt de vraag stelt: goed, maar wat gaan we nu doen?”
Comments are closed.