Is het een spelletje? Een spannende kettingreactie? Een comedy of errors? Of een serieuze zoektocht naar het creatieve proces? Eigenlijk is het boekje ‘Woord-bijt-beeld’ van alles een beetje.
Wie kent dat kringspelletje niet, waarbij van deelnemer tot deelnemer een zin wordt doorgefluisterd? Meestal verstaat de luisteraar de fluisteraar niet goed: ‘machine’ wordt ‘margarine’ en ‘heel rood’ ‘de dood’, en vervolgens wordt ‘margarine’ ‘magere trien’ en ‘de dood’ ‘m’n blootje’ en komt aan het eind een heel andere zin tevoorschijn dan waarmee was begonnen.
Zo ongeveer is de opzet van ‘Woord-bijt-beeld’, al gaat de bedoeling natuurlijk dieper. De handicap is in dit geval niet de fluistertoon waarop de communicatie plaatsvindt, maar de vertaalslag die steeds moet worden gemaakt tussen twee heel verschillende manieren van expressie: poëzie en vormgeving.
Het project begon meer dan vijf jaar geleden. Pieter Desmet van de faculteit Industrieel Ontwerpen en student Jeroen Nauta (inmiddels toneelregisseur) gingen op zoek naar de interactie tussen woord en beeld. Wat kunnen die twee met elkaar? En wat niet? Ze strikten in totaal 26 ontwerpers (onder anderen Ton Haas, Jurgen Bey en Marcel Wanders) en 27 dichters (onder wie Ilja Leonard Pfeijffer, Hagar Peeters en Ingmar Heytze) om dit uit te zoeken. Beginpunt was het gedicht ‘Het lot van de eenhoorn’ van Jules Deelder.
Het lot van de eenhoorn
is simpel verklaard
Toen Noach vertrok
kwam de eenhoorn te laat
Staand op een rots
zagen hij en zijn maat
de ark in de woelige
baren vergaan.
Het ingenieuze van de opzet van ‘Woord-bijt-beeld’ is, dat van daaruit twee afzonderlijke creatieve estafettes werden opgestart. Twee vormgevers reageerden los van elkaar op Deelders gedicht, en twee dichters reageerden daar weer op, enzovoorts, tot tweemaal 26 keer. Iedereen kreeg alleen de laatste schakel voor ogen en wist niet van wie die kwam.
Het resultaat: twee totaal verschillende reeksen. De ene eindigt met het beeld van een omgegooid of omgestoten glas rode wijn en een uitgesproken koel gedicht:’[…]Dit wil ik niet in mijn huis/Ik wil je niet langer bij mij/We heffen de zitting op[…]’. De tweede met de schaduw van een brandende kaars en het veel gezelliger: ‘Door zoet water gaat/een klein feestschip/snipper van een droom[…]’.
Tussen begin- en eindpunt trekt een bonte verzameling van verzen en ontwerpen voorbij, met daarbij een paar echte juweeltjes. Maar het ware avontuur voor de lezer/kijker zit hem eigenlijk niet zozeer in de afzonderlijke werken. De connectie tussen die werken is hier het spannende. Wat zal Ruben van Gogh gaan schrijven over Rick Porcelijns tekening van twee tulpen, dobberend in een bak water? Hè? Een oorlogsliedje! Waar komt toch ineens die hond vandaan die bladzijden lang de gemoederen bezighoudt? En vanwaar die plotselinge gezamenlijke preoccupatie van vaders met al of niet bestaande dochters, culminerend in een prachtig melancholiek beeld van Jurgen Bey?
Juist de kloof tussen de twee disciplines staat garant voor de nodige verrassende uitkomsten. Soms lijken die voor de lezer/kijker, die immers wel de hele voorafgaande reeks kent, voort te komen uit een onbegrip, dat zowat even komiek aandoet als de vergissing tussen machine en margarine. Maar andere keren doemt bij nadere beschouwing iets veel interessanters op: het ijle spoor van het hoogstpersoonlijke associatiepatroon van de ontwerper of dichter.
Zo dwingt dit boekje je als het ware om heel nauwkeurig te kijken en heel nauwkeurig te lezen. Maar gewoon hapsnap grasduinen mag natuurlijk ook. Of de twee lange harmonicabladen . versje-plaatje-versje-plaatje . helemaal uitvouwen en ophangen als feestelijke, zij het misschien wat dure, verjaardagsslinger. ‘Woord-bijt-beeld’ is er mooi genoeg voor.
Pieter Desmet en Jeroen Nauta, Woord-bijt-beeld, Uitgeverij Agiel, €42,50.
Wie kent dat kringspelletje niet, waarbij van deelnemer tot deelnemer een zin wordt doorgefluisterd? Meestal verstaat de luisteraar de fluisteraar niet goed: ‘machine’ wordt ‘margarine’ en ‘heel rood’ ‘de dood’, en vervolgens wordt ‘margarine’ ‘magere trien’ en ‘de dood’ ‘m’n blootje’ en komt aan het eind een heel andere zin tevoorschijn dan waarmee was begonnen.
Zo ongeveer is de opzet van ‘Woord-bijt-beeld’, al gaat de bedoeling natuurlijk dieper. De handicap is in dit geval niet de fluistertoon waarop de communicatie plaatsvindt, maar de vertaalslag die steeds moet worden gemaakt tussen twee heel verschillende manieren van expressie: poëzie en vormgeving.
Het project begon meer dan vijf jaar geleden. Pieter Desmet van de faculteit Industrieel Ontwerpen en student Jeroen Nauta (inmiddels toneelregisseur) gingen op zoek naar de interactie tussen woord en beeld. Wat kunnen die twee met elkaar? En wat niet? Ze strikten in totaal 26 ontwerpers (onder anderen Ton Haas, Jurgen Bey en Marcel Wanders) en 27 dichters (onder wie Ilja Leonard Pfeijffer, Hagar Peeters en Ingmar Heytze) om dit uit te zoeken. Beginpunt was het gedicht ‘Het lot van de eenhoorn’ van Jules Deelder.
Het lot van de eenhoorn
is simpel verklaard
Toen Noach vertrok
kwam de eenhoorn te laat
Staand op een rots
zagen hij en zijn maat
de ark in de woelige
baren vergaan.
Het ingenieuze van de opzet van ‘Woord-bijt-beeld’ is, dat van daaruit twee afzonderlijke creatieve estafettes werden opgestart. Twee vormgevers reageerden los van elkaar op Deelders gedicht, en twee dichters reageerden daar weer op, enzovoorts, tot tweemaal 26 keer. Iedereen kreeg alleen de laatste schakel voor ogen en wist niet van wie die kwam.
Het resultaat: twee totaal verschillende reeksen. De ene eindigt met het beeld van een omgegooid of omgestoten glas rode wijn en een uitgesproken koel gedicht:’[…]Dit wil ik niet in mijn huis/Ik wil je niet langer bij mij/We heffen de zitting op[…]’. De tweede met de schaduw van een brandende kaars en het veel gezelliger: ‘Door zoet water gaat/een klein feestschip/snipper van een droom[…]’.
Tussen begin- en eindpunt trekt een bonte verzameling van verzen en ontwerpen voorbij, met daarbij een paar echte juweeltjes. Maar het ware avontuur voor de lezer/kijker zit hem eigenlijk niet zozeer in de afzonderlijke werken. De connectie tussen die werken is hier het spannende. Wat zal Ruben van Gogh gaan schrijven over Rick Porcelijns tekening van twee tulpen, dobberend in een bak water? Hè? Een oorlogsliedje! Waar komt toch ineens die hond vandaan die bladzijden lang de gemoederen bezighoudt? En vanwaar die plotselinge gezamenlijke preoccupatie van vaders met al of niet bestaande dochters, culminerend in een prachtig melancholiek beeld van Jurgen Bey?
Juist de kloof tussen de twee disciplines staat garant voor de nodige verrassende uitkomsten. Soms lijken die voor de lezer/kijker, die immers wel de hele voorafgaande reeks kent, voort te komen uit een onbegrip, dat zowat even komiek aandoet als de vergissing tussen machine en margarine. Maar andere keren doemt bij nadere beschouwing iets veel interessanters op: het ijle spoor van het hoogstpersoonlijke associatiepatroon van de ontwerper of dichter.
Zo dwingt dit boekje je als het ware om heel nauwkeurig te kijken en heel nauwkeurig te lezen. Maar gewoon hapsnap grasduinen mag natuurlijk ook. Of de twee lange harmonicabladen . versje-plaatje-versje-plaatje . helemaal uitvouwen en ophangen als feestelijke, zij het misschien wat dure, verjaardagsslinger. ‘Woord-bijt-beeld’ is er mooi genoeg voor.
Pieter Desmet en Jeroen Nauta, Woord-bijt-beeld, Uitgeverij Agiel, €42,50.

Comments are closed.