Van alle Nederlandse hoogleraren noemt 44 procent zichzelf atheïst. De wetenschappers zijn veel vaker ongelovig dan de rest van de bevolking, waarvan veertien procent zich atheïst noemt.
In hun wetenschappelijke overtuigingen zijn zelfs nog meer hoogleraren goddeloos. Mocht er al een god of hogere macht bestaan, dan was die niet betrokken bij het ontstaan van leven, meent zestig procent. Vijftien procent doet daar geen uitspraak over en een kwart van de hoogleraren is het ronduit oneens met die stelling.
Ietsisme
Dit blijkt uit een enquête van ForumC, een christelijke organisatie voor geloof, wetenschap en samenleving. De organisatie vroeg alle hoogleraren van Nederland een online vragenlijst in te vullen. Een op de drie heeft dat ook daadwerkelijk gedaan.
Het ‘ietsisme’ – er is meer tussen hemel en aarde, maar ik weet niet wat – is weinig populair onder de hoogleraren: slechts één op de twintig vereenzelvigt zich daarmee, tegenover één op de drie (36 procent) doorsnee Nederlanders.
Harmonie
Zeventien procent van de professoren gelooft in een god. Bij hun collega’s valt dat niet altijd in goede aarde: twintig procent neemt een gelovige collega minder serieus. Overigens zegt slechts twee procent van de gelovige profs daar iets van te merken.
Onder biologen bevinden zich de meeste atheïsten, terwijl theologen en filosofen vaker in een god geloven. Slechts acht procent van alle hoogleraren denkt dat geloof en wetenschap volledig in harmonie zijn.
Minder schroom
De organisatie vroeg twee hoogleraren op de bevindingen te reageren. James Kennedy, hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit, is vooral getroffen door de zekerheid waarmee de professoren hun eigen levensovertuiging aanhangen: 81 procent is sterk of zeer sterk overtuigd van zijn eigen ideeën, terwijl slechts vier procent wel eens onzeker is. Onderling praten hoogleraren hier zelden over, zegt Kennedy. “Misschien zijn we in onze zekerheid gewoon niet erg benieuwd naar de inzichten van een ander.”
Paul Cliteur, hoogleraar rechtsgeleerdheid en cultuurfilosofie te Leiden, vraagt zich af hoe de resultaten moeten worden opgevat: “Moeten we het zo zien dat naarmate mensen geleerder worden zij toch gaan inzien dat God niet bestaat? Of hebben hoogleraren alleen maar minder schroom zich als ‘atheïst’ te benoemen?”
Gefeliciteerd met de benoeming, maar is het wel zo’n leuke baan? Uw voorganger hield het na een jaar voor gezien.
“Ik denk dat het een heel leuke baan is in een fantastische faculteit met grote uitdagingen.”
Dat kunt u wel zeggen.
“Waar het om gaat is toponderwijs, toponderzoek en een omgeving creëren waar mensen met plezier werken. Op korte termijn hebben we te maken met versterking van stromingsleer en procestechniek, de nieuwbouw en – daar is het woord – de herijking. Dat is inderdaad een hele kluif, maar ik denk dat we daar doorheen komen.”
Vorig jaar was er tien miljoen euro te kort, en dat schijnt teruggebracht te zijn tot zes miljoen.
“De herijking vereist 4,2 miljoen euro minderen op de kosten. Dat is de opdracht.”
U hebt een achtergrond in kernfysica en in besturen. Hoe sterk bent u financieel?
“Dat is een hele verantwoordelijkheid. Gelukkig hebben we goede mensen in de faculteit die financieel van wanten weten. Zelf heb ik een lange historie bij de faculteit. Ik loop er al 27 jaar rond. Ik ken de faculteit goed, ik ken de universiteit goed, ik weet hoe een universiteit bestuurd wordt en hoe de financiën lopen. Dus ik denk: als ik het niet kan, wie dan wel? Dat klinkt arrogant maar iemand moet het doen en ik ben er voor gaan staan.”
U was directeur van het reactorinstituut, naar verluidt de duurste afdeling van de faculteit. Moet u binnenkort als decaan uw oude afdeling sluiten?
“We hebben de herijkingsmaatregelen in kaart gebracht. Daar zit snijden in het reactorinstituut niet bij. Sterker nog: het college van bestuur (cvb) heeft negen ton extra toegekend aan het reactorinstituut. Voor het reactorinstituut is het Oysterproject allesbepalend. Als dat niet doorgaat vind ik dat we de kernreactor moeten sluiten. Ik verwacht niet dat het gebeurt, en het zou heel slecht zijn voor Nederland.”
Die aanvraag loopt al drie jaar. Wanneer denkt u helderheid te hebben?
“Het cvb en het bestuur van het reactorinstituut hebben besloten uiterlijk eind 2012 zicht te moeten hebben op de uitkomst. Nu moet er eerst een nieuw kabinet komen, want daar ligt onze aanvraag.”
U hebt veel nevenfuncties. Hoe is dat te combineren met het decanaat?
“Ik heb in de afgelopen jaren veel functies bij elkaar gesprokkeld, maar nu ik voor het eerst in mijn carrière een knik maak van wetenschap naar management, zal ik een groot aantal functies overdragen, waaronder het voorzitterschap van het DRI Energie en het directeurschap van het reactorinstituut. Het lidmaatschap van de Energieraad en de Gezondheidsraad wil ik blijven doen. Mijn ideaal is een decanaat dat 70 procent intern gericht is en 30 procent naar buiten gericht. De zichtbaarheid van het onderzoek is buiten de TU niet ideaal. Een decaan moet de TU naar buiten weten te presenteren. Dat vertaalt zich uiteindelijk in betere studenten, betere medewerkers en meer onderzoeksgeld.”
Comments are closed.