Education

‘We kunnen hier een duurzaam vliegtuig ontwerpen’

Over het ‘ultragroene’ vliegtuig dat de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek de komende jaren zal ontwikkelen, is hij even enthousiast als over de Joint Strike Fighter. Prof. Ben Droste neemt na vier jaar afscheid als decaan.

Wat gaat u missen?

“De intensieve omgang met onderzoekers en studenten. En de ondernemingszin: ongeveer de helft van de Delftse technostarters heeft een L&R-achtergrond.

Mensen die hier studeren, weten dat uiteindelijk minder dan de helft van de afgestudeerden in de luchtvaart of ruimtevaart terecht komt. Desondanks blijft deze faculteit een studententrekker. We zijn kennelijk een sterk merk. Dat is voor een belangrijk deel te danken aan de studenten zelf. Studentenprojecten als de Nuna-serie, Wasub en Formula Zero spreken tot de verbeelding.”

Waar moest u aan wennen?

“Ik heb 38 jaar bij de Koninklijke Landmacht en het ministerie van defensie gediend. Daar heb je een duidelijk herkenbaar doel waar iedereen zich achter schaart. Dat zie je nu ook in Afghanistan: een zware missie, maar het gemeenschappelijke doel is helder.

Op deze faculteit is het lastiger een doel aan te wijzen waar elke wetenschappelijk medewerker zich in kan vinden. Daarom heb ik veel energie gestoken in het benutten van de samenwerkingsmogelijkheden van de verschillende disciplines. Dat is niet eenvoudig. Elke wetenschapper moet zijn eigen onderzoek ‘vermarkten’: leerstoelen zijn dus sterk gericht op het eigen onderzoeksgebied. Samenwerking moet je tot stand brengen met gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s waar overheid en bedrijfsleven geld in willen steken.

Uiteindelijk hebben we zo’n project weten te bedenken: de komende vier jaar gaat deze faculteit een ‘ultragroen’ vliegtuig voor circa 125 passagiers ontwerpen. Materiaalkunde, mechanica, besturing, aerodynamica, motortechniek, ontwerp . alle disciplines krijgen een rol. Op deze faculteit is nog altijd de kennis en kunde aanwezig om een geavanceerd vliegtuig te ontwerpen.”

Ultragroen, wat houdt dat in?

“Het vliegtuig moet ruimschoots voldoen aan de eisen die de Europese Unie stelt aan het vliegtuigverkeer van 2020 . halvering van de geluidsoverlast en van de CO2-uitstoot. Graduele veranderingen in het ontwerp van het passagiersvliegtuig volstaan niet meer: er is een doorbraak nodig. Een groep onderzoekers uit Europa, India en China gaat bij ons brainstormen over de vraag: wat is nu precies een vliegtuig? Moet het bijvoorbeeld per se veel geluid voortbrengen?

De natuur is voor het vliegen altijd de belangrijkste inspiratiebron geweest, en ik denk dat het ultragroene vliegtuig meer dan de huidige, grote passagiersvliegtuigen op een vogel zal lijken. Dat was al een droom van luchtvaartpioniers als de gebroeders Wright, maar nu maakt nieuwe technologie als slimme, ‘bewegende’ materialen het eindelijk mogelijk.”

Is de luchtvaartindustrie daar rijp voor?

“Die vindt het heel interessant. Stork wil bijvoorbeeld nauw bij dit project betrokken zijn en financiert de fulltime projectleider. Uiteindelijk moeten er natuurlijk dingen uitrollen die de luchtvaartindustrie wil overnemen.

Ruimtevaart vind ik overigens even belangrijk. Op 1 september gaan we met de faculteit EWI (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica . red.) een Nederlandse nanosatelliet lanceren. De Delfi-C3 weegt drie kilo en is ontworpen door afstudeerders van L&R en EWI. In 2012 willen we met de Tsing Hua universiteit gelijktijdig twee kleine aardobservatiesatellieten in een gezamenlijke baan om de aarde brengen. De missie van die satellieten past uitstekend in een relatief nieuw onderzoeks- en onderwijsgebied op deze faculteit: de toestand van onze aarde als gevolg van bijvoorbeeld klimaatverandering.”

U was één van de nieuwe decanen die geen onderzoeksachtergrond had. Dat leverde kritiek op.

“Ik begrijp de reacties wel. Ik zou wel eens willen weten hoe generaals zouden reageren als je een professor generaal maakte. Toch denk ik dat het goed is om van tijd tot tijd een decaan te benoemen die de luchtvaart goed kent, maar van buiten de faculteit komt. Zo iemand kijkt anders tegen de dingen aan. Juist daarom heeft het college me aangesteld.”

Heeft u altijd willen vliegen?

“Ja. Ik kom uit een luchtvaartfamilie. Mijn vader was militair vlieger. In de jaren vijftig was de luchtvaart nog iets wat je kon aanraken – letterlijk. Mijn vader nam me soms mee naar de vliegbasis Soesterberg, waar nog oude Spitfires te vinden waren. Of je zag in Schiphol een propellervliegtuig dat naar Jakarta ging. Noem het maar een jongensdroom. Op mijn zestiende heb ik mijn brevet gehaald als sportvlieger en een jaar later ben ik naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda gegaan om militair vlieger te worden.”

Voelde u zich daar meteen thuis?

“Ja, toch wel. Ik was gewend aan een militaire omgeving. Mijn vader was geplaatst op een hoofdkwartier van de Navo in Fontainebleau gedurende de laatste drie jaar van mijn middelbareschooltijd.

Mijn vader vond mijn passie voor het vliegen wel mooi. De vraag was natuurlijk of ik een zware opleiding als de KMA zou kunnen afmaken, maar dat is me gelukt. De luchtvaart stond centraal in mijn loopbaan, en ik ben er trots op dat ik in 1980 een van de eerste piloten was die op die in de F-16 terecht kwam. Dat toestel is een mooi voorbeeld van een technologische doorbraak zoals we die nu weer nastreven. Ik heb op de F-16 bijna de duizend uur kunnen volmaken.”

Hoe was het om voor de eerste keer te vliegen in een F-16?

“Ik durf het een life changing experience te noemen. De F-16 kun je bijna beschouwen als een verlengstuk van je zintuigen en je lichaam. Het is een uiterst beweeglijk vliegtuig, een prachtig vliegtuig waar ik ook nu nog lyrisch over kan worden.

Als voorzitter van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart ben ik betrokken bij het aandeel dat de Nederlandse industrie en onderzoeksinstituten hebben in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, de opvolger van de F-16. Er lopen nu elk jaar acht van onze studenten een stage van een half jaar in het hart van het JSF-programma. Bij Lockheed Martin zijn ze verrast over hun hoge niveau. De studenten worden steeds meer bij kerntaken betrokken. Terwijl het om een militair programma gaat en de Amerikanen niet geneigd zijn baanbrekende technologieën te delen.

Twee promovendi van L&R zijn betrokken bij een onderzoeksprogramma om het besturingsprogramma van JSF nog robuuster te maken. Als je bij Lockheed Martin in Fort Worth komt vertellen dat jij het nog beter kan, zullen ze je in eerste instantie vragen of je of je wel weet waar je over praat. Ik ben blij dat we die hoge ‘not invented here’-drempel hebben kunnen nemen.”

Nederlandse deelname aan de ontwikkeling van de JSF is belangrijk voor de kenniseconomie, heeft u altijd betoogd. Sinds kort zit de PvdA in het kabinet, en de PvdA-fractie is al jarenlang tegenstander van de aankoop van de JSF. Is het denkbaar dat straks besloten wordt om de JSF ‘van de plank te kopen’, wat zou betekenen dat Nederland niet meer participeert in de ontwikkeling?

“Het is denkbaar, maar ik denk niet dat het zal gebeuren. Dat lijkt me een gepasseerd station.”

Schrok u van het rapport van de Rekenkamer, die zich zorgen maakt over de ontwikkelingskosten van de JSF?

“Het is de taak van de Rekenkamer om kritisch naar zo’n programma te kijken. Militaire programma’s hebben de neiging duurder uit te vallen dan was geraamd, maar bij de JSF is kostenbeheersing een designcriterium. Als de radar bijvoorbeeld tien procent te duur uitvalt, moeten de ingenieurs terug naar de tekenkamer. Dat dwingt tot innoveren. Als je naar de verhouding kosten en kwaliteit kijkt, is er geen alternatief voor de JSF.”

Wat is het belangrijkste voordeel van de JSF ten opzichte van de F-16?

“De F-16 is de laatste generatie van een gevechtsvliegtuig zoals we dat nog kennen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog: ontworpen om met een vijandig vliegtuig in gevecht te treden en om bommen af te werpen. De JSF is geen verbeterde F-16, want op dat gebied valt weinig meer te verbeteren. Het is een nieuwe categorie vliegtuig: een verzameling sensoren die zo gekoppeld zijn aan allerlei informatiebronnen over de hele wereld, dat je een permanente ‘situation awareness’ hebt van wat er om je heen gebeurt. De JSF heeft systemen aan boord waardoor hij waarschijnlijk nooit van nabij een gevecht met ander vliegtuig hoeft aan te gaan. Hij weet lang van te voren dat een vliegtuig in zijn buurt dreigt te komen.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS BEN DROSTE

Ben Droste (Den Haag, 1944) blijft voorzitter van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). “Ik zal de voortgang van het ultragroene vliegtuig van dichtbij kunnen volgen.”

Toen Droste in 1995 werd benoemd als bevelhebber der luchtstrijdkrachten, had hij al een lange carrière bij de Luchtmacht achter de rug. In vogelvlucht: militair vlieger, commandant op een vliegbasis, souschef plannen defensiestaf.

Drostes periode als bevelhebber (1995-2000) viel samen met de oorlog in voormalig Joegoslavië. Nederlandse F-16’s namen deel aan de Navo-bombardementen die in 1999 een beslissende wending gaven aan het conflict: Operation Allied Force. “Ik ben na afloop van die 84 dagen luchtoorlog in Kosovo geweest en het viel me op hoe dankbaar de Kosovaren waren, zelfs als hun eigen boerderij was geraakt. De Serviërs waren uiteraard niet blij, maar ik denk dat alle partijen er uiteindelijk beter van zijn geworden.”

In 2003 werd Droste benoemd als decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Bij zijn vertrek ligt het aantal eerstejaars hoger dan ooit en is het aantal studenten dat de propedeuse binnen een jaar haalt gestegen tot 26 procent. “Over de te lange gemiddelde studieduur ben ik iets milder geworden.” Droste heeft twee kinderen en vier kleinkinderen.

Wat gaat u missen?

“De intensieve omgang met onderzoekers en studenten. En de ondernemingszin: ongeveer de helft van de Delftse technostarters heeft een L&R-achtergrond.

Mensen die hier studeren, weten dat uiteindelijk minder dan de helft van de afgestudeerden in de luchtvaart of ruimtevaart terecht komt. Desondanks blijft deze faculteit een studententrekker. We zijn kennelijk een sterk merk. Dat is voor een belangrijk deel te danken aan de studenten zelf. Studentenprojecten als de Nuna-serie, Wasub en Formula Zero spreken tot de verbeelding.”

Waar moest u aan wennen?

“Ik heb 38 jaar bij de Koninklijke Landmacht en het ministerie van defensie gediend. Daar heb je een duidelijk herkenbaar doel waar iedereen zich achter schaart. Dat zie je nu ook in Afghanistan: een zware missie, maar het gemeenschappelijke doel is helder.

Op deze faculteit is het lastiger een doel aan te wijzen waar elke wetenschappelijk medewerker zich in kan vinden. Daarom heb ik veel energie gestoken in het benutten van de samenwerkingsmogelijkheden van de verschillende disciplines. Dat is niet eenvoudig. Elke wetenschapper moet zijn eigen onderzoek ‘vermarkten’: leerstoelen zijn dus sterk gericht op het eigen onderzoeksgebied. Samenwerking moet je tot stand brengen met gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s waar overheid en bedrijfsleven geld in willen steken.

Uiteindelijk hebben we zo’n project weten te bedenken: de komende vier jaar gaat deze faculteit een ‘ultragroen’ vliegtuig voor circa 125 passagiers ontwerpen. Materiaalkunde, mechanica, besturing, aerodynamica, motortechniek, ontwerp . alle disciplines krijgen een rol. Op deze faculteit is nog altijd de kennis en kunde aanwezig om een geavanceerd vliegtuig te ontwerpen.”

Ultragroen, wat houdt dat in?

“Het vliegtuig moet ruimschoots voldoen aan de eisen die de Europese Unie stelt aan het vliegtuigverkeer van 2020 . halvering van de geluidsoverlast en van de CO2-uitstoot. Graduele veranderingen in het ontwerp van het passagiersvliegtuig volstaan niet meer: er is een doorbraak nodig. Een groep onderzoekers uit Europa, India en China gaat bij ons brainstormen over de vraag: wat is nu precies een vliegtuig? Moet het bijvoorbeeld per se veel geluid voortbrengen?

De natuur is voor het vliegen altijd de belangrijkste inspiratiebron geweest, en ik denk dat het ultragroene vliegtuig meer dan de huidige, grote passagiersvliegtuigen op een vogel zal lijken. Dat was al een droom van luchtvaartpioniers als de gebroeders Wright, maar nu maakt nieuwe technologie als slimme, ‘bewegende’ materialen het eindelijk mogelijk.”

Is de luchtvaartindustrie daar rijp voor?

“Die vindt het heel interessant. Stork wil bijvoorbeeld nauw bij dit project betrokken zijn en financiert de fulltime projectleider. Uiteindelijk moeten er natuurlijk dingen uitrollen die de luchtvaartindustrie wil overnemen.

Ruimtevaart vind ik overigens even belangrijk. Op 1 september gaan we met de faculteit EWI (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica . red.) een Nederlandse nanosatelliet lanceren. De Delfi-C3 weegt drie kilo en is ontworpen door afstudeerders van L&R en EWI. In 2012 willen we met de Tsing Hua universiteit gelijktijdig twee kleine aardobservatiesatellieten in een gezamenlijke baan om de aarde brengen. De missie van die satellieten past uitstekend in een relatief nieuw onderzoeks- en onderwijsgebied op deze faculteit: de toestand van onze aarde als gevolg van bijvoorbeeld klimaatverandering.”

U was één van de nieuwe decanen die geen onderzoeksachtergrond had. Dat leverde kritiek op.

“Ik begrijp de reacties wel. Ik zou wel eens willen weten hoe generaals zouden reageren als je een professor generaal maakte. Toch denk ik dat het goed is om van tijd tot tijd een decaan te benoemen die de luchtvaart goed kent, maar van buiten de faculteit komt. Zo iemand kijkt anders tegen de dingen aan. Juist daarom heeft het college me aangesteld.”

Heeft u altijd willen vliegen?

“Ja. Ik kom uit een luchtvaartfamilie. Mijn vader was militair vlieger. In de jaren vijftig was de luchtvaart nog iets wat je kon aanraken – letterlijk. Mijn vader nam me soms mee naar de vliegbasis Soesterberg, waar nog oude Spitfires te vinden waren. Of je zag in Schiphol een propellervliegtuig dat naar Jakarta ging. Noem het maar een jongensdroom. Op mijn zestiende heb ik mijn brevet gehaald als sportvlieger en een jaar later ben ik naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda gegaan om militair vlieger te worden.”

Voelde u zich daar meteen thuis?

“Ja, toch wel. Ik was gewend aan een militaire omgeving. Mijn vader was geplaatst op een hoofdkwartier van de Navo in Fontainebleau gedurende de laatste drie jaar van mijn middelbareschooltijd.

Mijn vader vond mijn passie voor het vliegen wel mooi. De vraag was natuurlijk of ik een zware opleiding als de KMA zou kunnen afmaken, maar dat is me gelukt. De luchtvaart stond centraal in mijn loopbaan, en ik ben er trots op dat ik in 1980 een van de eerste piloten was die op die in de F-16 terecht kwam. Dat toestel is een mooi voorbeeld van een technologische doorbraak zoals we die nu weer nastreven. Ik heb op de F-16 bijna de duizend uur kunnen volmaken.”

Hoe was het om voor de eerste keer te vliegen in een F-16?

“Ik durf het een life changing experience te noemen. De F-16 kun je bijna beschouwen als een verlengstuk van je zintuigen en je lichaam. Het is een uiterst beweeglijk vliegtuig, een prachtig vliegtuig waar ik ook nu nog lyrisch over kan worden.

Als voorzitter van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart ben ik betrokken bij het aandeel dat de Nederlandse industrie en onderzoeksinstituten hebben in de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter, de opvolger van de F-16. Er lopen nu elk jaar acht van onze studenten een stage van een half jaar in het hart van het JSF-programma. Bij Lockheed Martin zijn ze verrast over hun hoge niveau. De studenten worden steeds meer bij kerntaken betrokken. Terwijl het om een militair programma gaat en de Amerikanen niet geneigd zijn baanbrekende technologieën te delen.

Twee promovendi van L&R zijn betrokken bij een onderzoeksprogramma om het besturingsprogramma van JSF nog robuuster te maken. Als je bij Lockheed Martin in Fort Worth komt vertellen dat jij het nog beter kan, zullen ze je in eerste instantie vragen of je of je wel weet waar je over praat. Ik ben blij dat we die hoge ‘not invented here’-drempel hebben kunnen nemen.”

Nederlandse deelname aan de ontwikkeling van de JSF is belangrijk voor de kenniseconomie, heeft u altijd betoogd. Sinds kort zit de PvdA in het kabinet, en de PvdA-fractie is al jarenlang tegenstander van de aankoop van de JSF. Is het denkbaar dat straks besloten wordt om de JSF ‘van de plank te kopen’, wat zou betekenen dat Nederland niet meer participeert in de ontwikkeling?

“Het is denkbaar, maar ik denk niet dat het zal gebeuren. Dat lijkt me een gepasseerd station.”

Schrok u van het rapport van de Rekenkamer, die zich zorgen maakt over de ontwikkelingskosten van de JSF?

“Het is de taak van de Rekenkamer om kritisch naar zo’n programma te kijken. Militaire programma’s hebben de neiging duurder uit te vallen dan was geraamd, maar bij de JSF is kostenbeheersing een designcriterium. Als de radar bijvoorbeeld tien procent te duur uitvalt, moeten de ingenieurs terug naar de tekenkamer. Dat dwingt tot innoveren. Als je naar de verhouding kosten en kwaliteit kijkt, is er geen alternatief voor de JSF.”

Wat is het belangrijkste voordeel van de JSF ten opzichte van de F-16?

“De F-16 is de laatste generatie van een gevechtsvliegtuig zoals we dat nog kennen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog: ontworpen om met een vijandig vliegtuig in gevecht te treden en om bommen af te werpen. De JSF is geen verbeterde F-16, want op dat gebied valt weinig meer te verbeteren. Het is een nieuwe categorie vliegtuig: een verzameling sensoren die zo gekoppeld zijn aan allerlei informatiebronnen over de hele wereld, dat je een permanente ‘situation awareness’ hebt van wat er om je heen gebeurt. De JSF heeft systemen aan boord waardoor hij waarschijnlijk nooit van nabij een gevecht met ander vliegtuig hoeft aan te gaan. Hij weet lang van te voren dat een vliegtuig in zijn buurt dreigt te komen.”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)
WIE IS BEN DROSTE

Ben Droste (Den Haag, 1944) blijft voorzitter van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). “Ik zal de voortgang van het ultragroene vliegtuig van dichtbij kunnen volgen.”

Toen Droste in 1995 werd benoemd als bevelhebber der luchtstrijdkrachten, had hij al een lange carrière bij de Luchtmacht achter de rug. In vogelvlucht: militair vlieger, commandant op een vliegbasis, souschef plannen defensiestaf.

Drostes periode als bevelhebber (1995-2000) viel samen met de oorlog in voormalig Joegoslavië. Nederlandse F-16’s namen deel aan de Navo-bombardementen die in 1999 een beslissende wending gaven aan het conflict: Operation Allied Force. “Ik ben na afloop van die 84 dagen luchtoorlog in Kosovo geweest en het viel me op hoe dankbaar de Kosovaren waren, zelfs als hun eigen boerderij was geraakt. De Serviërs waren uiteraard niet blij, maar ik denk dat alle partijen er uiteindelijk beter van zijn geworden.”

In 2003 werd Droste benoemd als decaan van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Bij zijn vertrek ligt het aantal eerstejaars hoger dan ooit en is het aantal studenten dat de propedeuse binnen een jaar haalt gestegen tot 26 procent. “Over de te lange gemiddelde studieduur ben ik iets milder geworden.” Droste heeft twee kinderen en vier kleinkinderen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.