De vraag van vorige week was er eentje van mezelf: “Als je naar een heldere sterrenhemel kijkt, zie je miljoenen minuscule, zwakke sterretjes. Als je op één van die sterretjes probeert te focussen, verdwijnt het.
Hoe kan dit?” Aan de eenduidige antwoorden van lezers blijkt dat deze theorie op de meeste middelbare scholen wel een keertje behandeld is. Misschien nét in het uurtje dat ik niet op heb zitten letten.
Allereerst legt Xavier van Rijnsoever, student elektrotechniek, haarfijn uit: “Het oog bevat twee soorten lichtreceptoren: staafjes en kegeltjes. Met kegeltjes kun je kleur zien, met staafjes enkel grijstinten. Staafjes zijn in staat om met weinig omgevingslicht (zoals bij de sterrenhemel) al een beeld te ontvangen. Het brandpunt van de ooglens ligt bij het scherpstellen op een punt dat bekend is als de ‘gele vlek’. Dit punt bevat een grote concentratie kegeltjes, maar vrijwel geen staafjes. Wanneer je dus focust op zo’n ster, wordt het beeld geprojecteerd op een grote concentratie kegeltjes, die bij de geringe hoeveelheid licht niet in staat zijn een beeld te vormen: de ster valt uit het zicht weg.”
Wout Broekema, tweedejaars bouwkunde, en Vincent Gusdorf, tweedejaars werktuigbouwkunde, vullen Van Rijnsoever aan: “De staafjes reageren op zwak licht, waardoor men in de schemering of ‘s nachts kan zien. Daar de staafjes zich voornamelijk aan de rand van je netvlies bevinden, en helemaal niet in je gele vlek, zie je hem pas als je na’a’st de zwakke ster kijkt.”
Koen Vermeer, geen student, geeft (naast een dergelijke uitleg), het volgende commentaar op de vraag: “Je kunt met het blote oog geen miljoenen sterren waarnemen. Onder optimale condities is het aantal voor het blote oog zichtbare sterren geschat op zo’n vijfduizend. Vanuit Delft zou ik niet rekenen op meer dan een paar honderd.”
Deze week heeft Wouter Rittel, student technische materiaalwetenschappen uit het vorige millennium, een prangende vraag over het moderne verschijnsel fantoomtrillingen: “Hoe kan het dat je, indien je je mobiele telefoon in je broekzak draagt, tijdens het lopen of fietsen regelmatig het gevoel hebt dat je telefoon met trilfunctie afgaat terwijl dit niet het geval is?” Hij heeft hier overigens alleen last van als hij zijn telefoon ook daadwerkelijk in zijn broekzak heeft zitten. (IK)
Reacties of nieuwe vragen kun je wekelijks vóór maandag 16.00 uur mailen naar: waarom_daarom@yahoo.com. Maximaal vijftig woorden, en vergeet je naam, studie en studiejaar niet te vermelden!
De vraag van vorige week was er eentje van mezelf: “Als je naar een heldere sterrenhemel kijkt, zie je miljoenen minuscule, zwakke sterretjes. Als je op één van die sterretjes probeert te focussen, verdwijnt het. Hoe kan dit?” Aan de eenduidige antwoorden van lezers blijkt dat deze theorie op de meeste middelbare scholen wel een keertje behandeld is. Misschien nét in het uurtje dat ik niet op heb zitten letten.
Allereerst legt Xavier van Rijnsoever, student elektrotechniek, haarfijn uit: “Het oog bevat twee soorten lichtreceptoren: staafjes en kegeltjes. Met kegeltjes kun je kleur zien, met staafjes enkel grijstinten. Staafjes zijn in staat om met weinig omgevingslicht (zoals bij de sterrenhemel) al een beeld te ontvangen. Het brandpunt van de ooglens ligt bij het scherpstellen op een punt dat bekend is als de ‘gele vlek’. Dit punt bevat een grote concentratie kegeltjes, maar vrijwel geen staafjes. Wanneer je dus focust op zo’n ster, wordt het beeld geprojecteerd op een grote concentratie kegeltjes, die bij de geringe hoeveelheid licht niet in staat zijn een beeld te vormen: de ster valt uit het zicht weg.”
Wout Broekema, tweedejaars bouwkunde, en Vincent Gusdorf, tweedejaars werktuigbouwkunde, vullen Van Rijnsoever aan: “De staafjes reageren op zwak licht, waardoor men in de schemering of ‘s nachts kan zien. Daar de staafjes zich voornamelijk aan de rand van je netvlies bevinden, en helemaal niet in je gele vlek, zie je hem pas als je na’a’st de zwakke ster kijkt.”
Koen Vermeer, geen student, geeft (naast een dergelijke uitleg), het volgende commentaar op de vraag: “Je kunt met het blote oog geen miljoenen sterren waarnemen. Onder optimale condities is het aantal voor het blote oog zichtbare sterren geschat op zo’n vijfduizend. Vanuit Delft zou ik niet rekenen op meer dan een paar honderd.”
Deze week heeft Wouter Rittel, student technische materiaalwetenschappen uit het vorige millennium, een prangende vraag over het moderne verschijnsel fantoomtrillingen: “Hoe kan het dat je, indien je je mobiele telefoon in je broekzak draagt, tijdens het lopen of fietsen regelmatig het gevoel hebt dat je telefoon met trilfunctie afgaat terwijl dit niet het geval is?” Hij heeft hier overigens alleen last van als hij zijn telefoon ook daadwerkelijk in zijn broekzak heeft zitten. (IK)
Reacties of nieuwe vragen kun je wekelijks vóór maandag 16.00 uur mailen naar: waarom_daarom@yahoo.com. Maximaal vijftig woorden, en vergeet je naam, studie en studiejaar niet te vermelden!

Comments are closed.