Campus

Vormintegratie

,,Ieder studiejaar heeft zijn eigen tijdgeest”, mijmert Ger Bruens, coördinator van het practicum vormintegratie. ,,Dit jaar kwamen de studenten met heel bloemige ontwerpen.’

‘ Het is een uitspraak die de vormstudiestaf karakteriseert. Als er één practicum representatief is voor het beeld dat iedereen van de faculteit Industrieel Ontwerpen heeft, dan is dat wel vormstudie.

Zo’n honderd eerstejaars zitten in een gemoedelijke sfeer te tekenen in de zalen aan de Cornelis Drebbelweg. Er staat een radio aan en af en toe gaan studenten met hun begeleiders in discussie. Die vinden dat prachtig.

,,Tot hoever zal ik dat bolletje nu om het staafje heen buigen?”, vraagt een jongen bezorgd. ,,Ga er maar een beetje mee spelen, klei er maar lekker wat mee”, is het antwoord.

Vormintegratie: uit een scala aan houten bollen, schijven en cilinders in allerlei maten worden twee verschillende vormen gekozen die tot een ‘monovorm’ samengesmeed dienen te worden. ,,Eén en één is één”, typeert een student het practicum dan ook. De vormen worden eerst uitgewerkt op papier en in klei en tenslotte in hout gemaakt en in een fraaie kleur gespoten.

Bruens: ,,Wij leren studenten bewust met de vormtaal van het product om te gaan. Een product moet één vormtaal hebben. Het mag niet links Arabisch spreken en rechts Turks.”

,,Wat wij eigenlijk met studenten doen is het openzetten van de deurtjes van hun geest. We leren ze kijken. IO’ers zijn geen kunstenaars, ze moeten zich bewust zijn van wat cultuur is. Iemand kan nog zo’n goed ontwerp maken, als het niet binnen de tijdgeest past wordt het niet geaccepteerd.”

De eerstejaars zelf denken nog niet zo over het doel van vormstudie na, ze vinden het practicum vooral ‘leuk’. ,,Naarmate het beter gaat, is het wel steeds leuker”, is hun wat lauwe conclusie. Begeleidster Marianne Smits daarentegen is laaiend enthousiast en vindt haar studenten ‘gewéldig’. ,,We hebben weer zulke leuke studenten”, roept ze. Ook studenten zelf die het niet meer zien zitten montert ze op. ,,Je vorm wordt echt goed. Hij moet gewoon wat dunner en je moet er wat aan schuiven en duwen. Prachtig wordt-ie. Gewoon gaan maken, je loopt er al de hele morgen omheen te draaien.”

En tegen de jongen met twintig ideeën waar hij maar niet uit kan kiezen: ,,Ooh, wat zal jij het later moeilijk krijgen in je leven!” Resoluut schuift ze een aantal ideeën aan de kant. Die hoeven verder niet bekeken te worden. ,,Weet je wat ook goed helpt”, zegt ze, ,,gewoon afstand nemen van je werk. Je gaat gewoon geestelijk even op een wolk zitten.”

,,Voor industrieel ontwerpers is deze oefening iets dat hun hele verdere studie terugkomt. Een stofzuigermondstuk of een douchekop bestaat ook uit allemaal verschillende vormen, die wel naadloos in elkaar over moeten gaan”, zegt Bruens later.

Hij houdt zijn hart vast voor de visie die rector magnificus Blaauwendraad begin dit jaar verkondigde. Hij wijst op een artikel uit Delta dat aan de muur hangt. Daarin uitte Blaauwendraad het voornemen de ‘doe’-vakken uit het curriculum te strippen. ,,Een goed hoorcollege, daar wordt de ingenieurgeboren”, aldus Blaauwendraad. Tekeningen en projecten ziet hij liever verdwijnen. ‘Doodzonde’ zou de vormstudie-staf het vinden. ,,Er worden hier zulke geweldige dingen gemaakt.” Trots laat Bruens de web-pagina’s zien waarin het mooiste werk van studenten vormstudie met stereo-effect is geëtaleerd. Het werk gaat binnenkort ook mee in de reizende tentoonstelling van Studium Generale.

Kunnen getalenteerde studenten er nu al in het eerste jaar uitgepikt worden? ,,Jazeker”, zegt Bruens gedecideerd. ,,Vanaf dag één zie je wie goed is. Die mensen hebben een soort behendigheid, een bepaalde flair.” Zijn collega Erik Jepma is wat voorzichtiger. ,,Je ziet ook mensen die in het begin heel minnetjes zijn en later toch goed worden. Het is in ieder geval niet af te leiden uit het goed kunnen tekenen of niet. Juist de mensen die minder goed tekenen worden gedwongen zich op een andere manier goed te uiten. En vormstudie blijft toch vooral een heel ruimtelijk vak.” En hoe wordt nu bepaald welk ontwerp mooi is en welk niet? Bruens: ,,Het gaat niet om mooi of lelijk. Het gaat erom dat een vorm proporties heeft en evenwicht. Vormabstractie is eigenlijk zuivere wiskunde. Je kunt het van alle kanten bekijken en het klopt nog steeds.”

,,Ieder studiejaar heeft zijn eigen tijdgeest”, mijmert Ger Bruens, coördinator van het practicum vormintegratie. ,,Dit jaar kwamen de studenten met heel bloemige ontwerpen.” Het is een uitspraak die de vormstudiestaf karakteriseert. Als er één practicum representatief is voor het beeld dat iedereen van de faculteit Industrieel Ontwerpen heeft, dan is dat wel vormstudie.

Zo’n honderd eerstejaars zitten in een gemoedelijke sfeer te tekenen in de zalen aan de Cornelis Drebbelweg. Er staat een radio aan en af en toe gaan studenten met hun begeleiders in discussie. Die vinden dat prachtig.

,,Tot hoever zal ik dat bolletje nu om het staafje heen buigen?”, vraagt een jongen bezorgd. ,,Ga er maar een beetje mee spelen, klei er maar lekker wat mee”, is het antwoord.

Vormintegratie: uit een scala aan houten bollen, schijven en cilinders in allerlei maten worden twee verschillende vormen gekozen die tot een ‘monovorm’ samengesmeed dienen te worden. ,,Eén en één is één”, typeert een student het practicum dan ook. De vormen worden eerst uitgewerkt op papier en in klei en tenslotte in hout gemaakt en in een fraaie kleur gespoten.

Bruens: ,,Wij leren studenten bewust met de vormtaal van het product om te gaan. Een product moet één vormtaal hebben. Het mag niet links Arabisch spreken en rechts Turks.”

,,Wat wij eigenlijk met studenten doen is het openzetten van de deurtjes van hun geest. We leren ze kijken. IO’ers zijn geen kunstenaars, ze moeten zich bewust zijn van wat cultuur is. Iemand kan nog zo’n goed ontwerp maken, als het niet binnen de tijdgeest past wordt het niet geaccepteerd.”

De eerstejaars zelf denken nog niet zo over het doel van vormstudie na, ze vinden het practicum vooral ‘leuk’. ,,Naarmate het beter gaat, is het wel steeds leuker”, is hun wat lauwe conclusie. Begeleidster Marianne Smits daarentegen is laaiend enthousiast en vindt haar studenten ‘gewéldig’. ,,We hebben weer zulke leuke studenten”, roept ze. Ook studenten zelf die het niet meer zien zitten montert ze op. ,,Je vorm wordt echt goed. Hij moet gewoon wat dunner en je moet er wat aan schuiven en duwen. Prachtig wordt-ie. Gewoon gaan maken, je loopt er al de hele morgen omheen te draaien.”

En tegen de jongen met twintig ideeën waar hij maar niet uit kan kiezen: ,,Ooh, wat zal jij het later moeilijk krijgen in je leven!” Resoluut schuift ze een aantal ideeën aan de kant. Die hoeven verder niet bekeken te worden. ,,Weet je wat ook goed helpt”, zegt ze, ,,gewoon afstand nemen van je werk. Je gaat gewoon geestelijk even op een wolk zitten.”

,,Voor industrieel ontwerpers is deze oefening iets dat hun hele verdere studie terugkomt. Een stofzuigermondstuk of een douchekop bestaat ook uit allemaal verschillende vormen, die wel naadloos in elkaar over moeten gaan”, zegt Bruens later.

Hij houdt zijn hart vast voor de visie die rector magnificus Blaauwendraad begin dit jaar verkondigde. Hij wijst op een artikel uit Delta dat aan de muur hangt. Daarin uitte Blaauwendraad het voornemen de ‘doe’-vakken uit het curriculum te strippen. ,,Een goed hoorcollege, daar wordt de ingenieurgeboren”, aldus Blaauwendraad. Tekeningen en projecten ziet hij liever verdwijnen. ‘Doodzonde’ zou de vormstudie-staf het vinden. ,,Er worden hier zulke geweldige dingen gemaakt.” Trots laat Bruens de web-pagina’s zien waarin het mooiste werk van studenten vormstudie met stereo-effect is geëtaleerd. Het werk gaat binnenkort ook mee in de reizende tentoonstelling van Studium Generale.

Kunnen getalenteerde studenten er nu al in het eerste jaar uitgepikt worden? ,,Jazeker”, zegt Bruens gedecideerd. ,,Vanaf dag één zie je wie goed is. Die mensen hebben een soort behendigheid, een bepaalde flair.” Zijn collega Erik Jepma is wat voorzichtiger. ,,Je ziet ook mensen die in het begin heel minnetjes zijn en later toch goed worden. Het is in ieder geval niet af te leiden uit het goed kunnen tekenen of niet. Juist de mensen die minder goed tekenen worden gedwongen zich op een andere manier goed te uiten. En vormstudie blijft toch vooral een heel ruimtelijk vak.” En hoe wordt nu bepaald welk ontwerp mooi is en welk niet? Bruens: ,,Het gaat niet om mooi of lelijk. Het gaat erom dat een vorm proporties heeft en evenwicht. Vormabstractie is eigenlijk zuivere wiskunde. Je kunt het van alle kanten bekijken en het klopt nog steeds.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.