Campus

Veel moderne kunst roept vervreemding op

In het Techniek Museum startte onlangs een lezingenreeks getiteld ‘Kunst, techniek en vervreemding’. De fysicus dr. C.W. Rietdijk verzorgde de eerste bijdrage.

Hij publiceerde boeken over de quantummechanica, de relativiteitstheorie en cultureel-maatschappelijke vraagstukken. Binnenkort verschijnt van hem bij uitgeverij Kok Agora ‘Wetenschap als bevrijding’. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,De gedachte heerst dat de techniek een vervreemdend effect heeft op de mens. En in het verlengde daarvan dat de kunst, door die vervreemding weer te geven, ons daarbij uit de nood kan helpen. Welnu, ik denk dat de kunst, vooral die van de laatste halve eeuw, meer vervreemding oproept dan de techniek. Ik wil niet beweren dat alle producten van de techniek heilzaam zijn, maar ik meen dat de positieve kanten de negatieve ver overstemmen.

Eerst wil ik ingaan op de betekenis van het begrip ‘vervreemding’. Zoals ik het heb begrepen is vervreemding een situatie die de mens ervaart wanneer hij zich niet meer op positieve wijze betrokken voelt bij zichzelf of bij grote delen van de hem omringende wereld. Anders gezegd, als de mens voor zichzelf een vreemdeling is geworden of de wereld ervaart als iets dat hem vreemd is.

De Duitse socioloog Helmut Schelsky (1912-1984), waaraan ik mij bijzonder heb geërgerd vanwege zijn conservatieve ideeën over seksualiteit, heeft een theorie ontwikkeld die mij erg aanspreekt. Hij vroeg zich af waarom ideologen of liever gezegd ‘Heilsherrschaften‘ – waaronder je zowel geestelijke als sociale heilsleren, zoals het nazisme of het communisme kunt verstaan – vaak een hekel hebben aan techniek. Dat komt volgens hem omdat de techniek de mens onafhankelijker maakt van de overmacht van de natuur. Wanneer dat plaatsvindt heeft de mens minder behoefte aan Heilsherrschaften.
Rode draad

In mijn boek ‘The Scientifization of Culture‘ (Van Gorkum, 1994) heb ik dit gezichtspunt uitgebreid tot een theorie over de rode draad in de geschiedenis. Deze behelst dat ik in de geschiedenis een toenemende articulatie, bewustwording en toepassing van de menselijke rede, het gevoelsleven en de moraal meen te bespeuren. De maatschappelijke dynamiek is op veel terreinen te begrijpen vanuit het beginsel dat er krachten zijn die de rode draad steunen en krachten die daar tegenin gaan. De strijd in de achttiende eeuw tussen verlichters als Voltaire en de encyclopedisten enerzijds en anderzijds de kerk en de adel is daarvan een voorbeeld.

Mijn stelling is dat de krachten die tegen de rode draad ingaan zich tegenwoordig veel meer verhuld manifesteren dan vroeger. Neem de huidige onderwijsvernieuwing. Deze houdt in dat het intellectualisme en de kennisoverdracht worden teruggeschroefd. Dit is eigenlijk een verkapte wijze waarop men zich tegen de rode draad keert. Men wil onbewust de mensenweer dom houden, nu meer indirect dan vroeger de kerk deed.

Een ander voorbeeld vinden we in de filosofie. In een Russische encyclopedie staat daarvan een prachtige definitie. Eerst wordt gezegd: wetenschap houdt zich bezig met feiten en relaties tussen feiten. Filosofie nu houdt zich bezig met de meest algemene van die feiten en relaties, zoals met ‘goed en kwaad’, het begrip ‘waarheid’ en wat ‘weten’ is. De huidige filosofie is evenwel zeer anders gericht. Zo keert het postmodernisme zich tegen de gedachte dat er objectieve waarden zijn en een objectieve waarheid die wetenschappelijk kenbaar is. Dat is mijns inziens een tendens die ingaat tegen de rode draad.
Opborrelen

Hetzelfde geldt voor moderne kunst die niet de bedoeling heeft te ontroeren, zoals de werken van Karel Appel, Robert Rauschenberg, Joseph Beuys of de gedichten van Lucebert. De moderne componist Schönberg heeft eens de uitspraak gedaan dat niets wat met een bedoeling wordt gedaan kunst kan zijn. Hij vindt dat kunst spontaan uit ons moet opborrelen zonder dat we er een bepaalde richting mee uit willen. Deze opvatting strijkt mij uitermate tegen de haren in. Het zou betekenen dat men met kunst niet iets beoogt, bijvoorbeeld om sommige waarheden, gevoelens of morele zaken tot een catharsische intensiteit te brengen.

Ik wil de hypothese wagen dat naast de onderwijsvernieuwing, de moderne filosofie en de moderne kunst ook het antisemitisme van deze eeuw gericht is tegen de rode draad. De joden zijn erg actief geweest om de modernisering van de samenleving gestalte te geven, onder andere op het gebied van de natuurkunde, de psychologie en de economie. In dat licht bezien is het niet verwonderlijk dat de nazi’s negatief over de joden spraken als ‘Vaterlandslose Gesellen‘. Zij waren, laat ik het in andere termen zeggen, zeer actief in het doen vorderen van de mensheid in de richting van de rode draad.

Nu is er met de moderne kunst iets vreemds aan de hand. In privé-gesprekken is mij vaak gebleken dat tal van mensen moderne kunst bespottelijk vinden. In het openbaar zal men dat echter nooit zeggen. Het lijkt wel dat er een taboe op rust. Rudi Fuchs, directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, die heel erg voor de moderne kunst is, heeft eens gezegd dat hij het jammer vindt dat geen enkele recensent in Nederland tegen de moderne kunst is. Zelfs Rudi Fuchs vindt dat te eenzijdig.

Wat beoogt men nu met de moderne filosofie, de moderne kunst en met het taboe op oppositie tegen de laatste? De suggestie die ervan uitgaat is de volgende: de wereld is onsamenhangend; de mens is irrationeel; waarden zijn subjectief. De conclusie luidt dat vooruitgang in de samenleving onmogelijk is. Men suggereert dat het leven is zoals het toneelstuk ‘Wachten op Godot’ van Samuel Beckett, waarin een aantal mensen zit te wachten op iemand die niet komt opdagen. Dat lijkt me buitengewoon verlammend en defaitistisch. Het is het tegendeel van de Verlichting en de opgang die de wetenschap en de techniek beogen.
Beschaafdheidsfrase

De socioloog Abraham de Swaan schreef eens in NRC Handelsblad dat het cultuurrelativisme – de opvatting dat alle culturen gelijkwaardig zijn – een beschaafdheidsfrase is die iedereen naar voren brengt maar niemand gelooft. Ik denk dat we er meer van dit soort beschaafdheidsfrasen op na houden. Zo blijkt uit enquêtes dat de helft van de bevolking vindt dat er in Nederland teveel buitenlanders zijn. Toch verheft deze vijftig procent nooit zijn stem in de media of in de Tweede Kamer. Het zou best kunnen dat het gejubel over de multiculturele samenleving ook zo’n beschaafdheidsfrase is. Dergelijke beschaafdheidsfrasen spelen een rol in het tegenwerken van de rode draad.

Terwijl veel moderne kunst de mens van zijn gevoelsleven vervreemdt, heeft de techniek juist een tegenovergestelde werking. Ik hanteer meestal de kreet ‘bewust streven plus intelligentie leidt tot planmatigheid’. Als een mens bewust iets wil en hij is slim, dan maakt hij plannen om dat streven te verwezenlijken. Dat is geen grote trouvaille, maar het is wel zo dat de geest van de huidige kunst en filosofie er lijnrecht tegenin gaat. De opmerking van Schönberg is een antipode van wat het fundament van de beschaving kan zijn.

Sommige uitingen van moderne kunst vertonen een analogie met seksuele taboes uit vroegere tijden. De seksueel repressieve moraal probeerde de prikkeling en de catharsis van een sterk menselijk instinct tegen te houden. Goethe heeft gezegd dat vrijheid van drukpers en meningsuiting gelijk staat aan vrijhandel in gedachten. Je kunt zeggen dat seksuele vrijheid neerkomt op vrijhandel in gevoelens. Het is geen toeval dat totalitaire stelsels, zoals het communisme en het nationaal-socialisme, maar ook de katholieke kerk, gericht zijn tegen seksualiteit. Nu er niet meer met openlijke verboden wordt gewerkt, hebben conservatieve krachten een andere weg gevonden om de vrijhandel in gedachten en gevoelens te belemmeren, namelijk door het pousseren van kladschilders en chaos-verhalen.

De econoom John Kenneth Galbraith heeft geopperd dat ideeën niet ten gronde gaan door de opkomst van andere ideeën, maar door ‘the onslaught of circumstances‘- de intrede van veranderende omstandigheden. Een voorbeeld daarvan is de seksuele revolutie. Deze is niet tot stand gekomen doordat men pastoors en dominees heeft omgepraat, maar door de uitvinding van voorbehoedmiddelen, door auto’s waarmee men zich aan sociale controle kan onttrekken en door communicatiemiddelen die mensen in contact brengen met andere levenssferen die prikkelend werken op de seksualiteit. Ook voor andere sociale en geestelijke revoluties is de techniek verantwoordelijk.

Misschien heeft u weleens gehoord van de Paradox van Einstein, Podolsky en Rosen. In de natuurkunde komen situaties voor waarbij twee deeltjes die aan elkaar vastzitten worden gescheiden, zodat ze in diametrale richtingen uiteen vliegen. Als je vervolgens op deeltje A een experiment uitvoert, dan blijkt dat deeltje B daar ogenblikkelijk repercussies van ondervindt. Er is vastgesteld dat zelfs de lichtsnelheid te traag is om het effect over te dragen. Kennelijk bestaan er in de natuur bovenlokale samenhangen.

Als we ervan uitgaan dat er een orkestratie op bovenlokaal niveau plaatsvindt, dan komen we dicht in de buurt van religie. De meest zwaarwegende reden waarom ik voor dewetenschap ben, is dat deze kan aantonen dat de wereld niet toevallig is, maar dat er diepe verbanden bestaan die haar zinvol maken, waardoor we ons niet vervreemd hoeven te voelen in het leven. De techniek hebben we hard nodig om de natuurkunde in deze te steunen.”

In het Techniek Museum startte onlangs een lezingenreeks getiteld ‘Kunst, techniek en vervreemding’. De fysicus dr. C.W. Rietdijk verzorgde de eerste bijdrage. Hij publiceerde boeken over de quantummechanica, de relativiteitstheorie en cultureel-maatschappelijke vraagstukken. Binnenkort verschijnt van hem bij uitgeverij Kok Agora ‘Wetenschap als bevrijding’. Van zijn voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,De gedachte heerst dat de techniek een vervreemdend effect heeft op de mens. En in het verlengde daarvan dat de kunst, door die vervreemding weer te geven, ons daarbij uit de nood kan helpen. Welnu, ik denk dat de kunst, vooral die van de laatste halve eeuw, meer vervreemding oproept dan de techniek. Ik wil niet beweren dat alle producten van de techniek heilzaam zijn, maar ik meen dat de positieve kanten de negatieve ver overstemmen.

Eerst wil ik ingaan op de betekenis van het begrip ‘vervreemding’. Zoals ik het heb begrepen is vervreemding een situatie die de mens ervaart wanneer hij zich niet meer op positieve wijze betrokken voelt bij zichzelf of bij grote delen van de hem omringende wereld. Anders gezegd, als de mens voor zichzelf een vreemdeling is geworden of de wereld ervaart als iets dat hem vreemd is.

De Duitse socioloog Helmut Schelsky (1912-1984), waaraan ik mij bijzonder heb geërgerd vanwege zijn conservatieve ideeën over seksualiteit, heeft een theorie ontwikkeld die mij erg aanspreekt. Hij vroeg zich af waarom ideologen of liever gezegd ‘Heilsherrschaften‘ – waaronder je zowel geestelijke als sociale heilsleren, zoals het nazisme of het communisme kunt verstaan – vaak een hekel hebben aan techniek. Dat komt volgens hem omdat de techniek de mens onafhankelijker maakt van de overmacht van de natuur. Wanneer dat plaatsvindt heeft de mens minder behoefte aan Heilsherrschaften.
Rode draad

In mijn boek ‘The Scientifization of Culture‘ (Van Gorkum, 1994) heb ik dit gezichtspunt uitgebreid tot een theorie over de rode draad in de geschiedenis. Deze behelst dat ik in de geschiedenis een toenemende articulatie, bewustwording en toepassing van de menselijke rede, het gevoelsleven en de moraal meen te bespeuren. De maatschappelijke dynamiek is op veel terreinen te begrijpen vanuit het beginsel dat er krachten zijn die de rode draad steunen en krachten die daar tegenin gaan. De strijd in de achttiende eeuw tussen verlichters als Voltaire en de encyclopedisten enerzijds en anderzijds de kerk en de adel is daarvan een voorbeeld.

Mijn stelling is dat de krachten die tegen de rode draad ingaan zich tegenwoordig veel meer verhuld manifesteren dan vroeger. Neem de huidige onderwijsvernieuwing. Deze houdt in dat het intellectualisme en de kennisoverdracht worden teruggeschroefd. Dit is eigenlijk een verkapte wijze waarop men zich tegen de rode draad keert. Men wil onbewust de mensenweer dom houden, nu meer indirect dan vroeger de kerk deed.

Een ander voorbeeld vinden we in de filosofie. In een Russische encyclopedie staat daarvan een prachtige definitie. Eerst wordt gezegd: wetenschap houdt zich bezig met feiten en relaties tussen feiten. Filosofie nu houdt zich bezig met de meest algemene van die feiten en relaties, zoals met ‘goed en kwaad’, het begrip ‘waarheid’ en wat ‘weten’ is. De huidige filosofie is evenwel zeer anders gericht. Zo keert het postmodernisme zich tegen de gedachte dat er objectieve waarden zijn en een objectieve waarheid die wetenschappelijk kenbaar is. Dat is mijns inziens een tendens die ingaat tegen de rode draad.
Opborrelen

Hetzelfde geldt voor moderne kunst die niet de bedoeling heeft te ontroeren, zoals de werken van Karel Appel, Robert Rauschenberg, Joseph Beuys of de gedichten van Lucebert. De moderne componist Schönberg heeft eens de uitspraak gedaan dat niets wat met een bedoeling wordt gedaan kunst kan zijn. Hij vindt dat kunst spontaan uit ons moet opborrelen zonder dat we er een bepaalde richting mee uit willen. Deze opvatting strijkt mij uitermate tegen de haren in. Het zou betekenen dat men met kunst niet iets beoogt, bijvoorbeeld om sommige waarheden, gevoelens of morele zaken tot een catharsische intensiteit te brengen.

Ik wil de hypothese wagen dat naast de onderwijsvernieuwing, de moderne filosofie en de moderne kunst ook het antisemitisme van deze eeuw gericht is tegen de rode draad. De joden zijn erg actief geweest om de modernisering van de samenleving gestalte te geven, onder andere op het gebied van de natuurkunde, de psychologie en de economie. In dat licht bezien is het niet verwonderlijk dat de nazi’s negatief over de joden spraken als ‘Vaterlandslose Gesellen‘. Zij waren, laat ik het in andere termen zeggen, zeer actief in het doen vorderen van de mensheid in de richting van de rode draad.

Nu is er met de moderne kunst iets vreemds aan de hand. In privé-gesprekken is mij vaak gebleken dat tal van mensen moderne kunst bespottelijk vinden. In het openbaar zal men dat echter nooit zeggen. Het lijkt wel dat er een taboe op rust. Rudi Fuchs, directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam, die heel erg voor de moderne kunst is, heeft eens gezegd dat hij het jammer vindt dat geen enkele recensent in Nederland tegen de moderne kunst is. Zelfs Rudi Fuchs vindt dat te eenzijdig.

Wat beoogt men nu met de moderne filosofie, de moderne kunst en met het taboe op oppositie tegen de laatste? De suggestie die ervan uitgaat is de volgende: de wereld is onsamenhangend; de mens is irrationeel; waarden zijn subjectief. De conclusie luidt dat vooruitgang in de samenleving onmogelijk is. Men suggereert dat het leven is zoals het toneelstuk ‘Wachten op Godot’ van Samuel Beckett, waarin een aantal mensen zit te wachten op iemand die niet komt opdagen. Dat lijkt me buitengewoon verlammend en defaitistisch. Het is het tegendeel van de Verlichting en de opgang die de wetenschap en de techniek beogen.
Beschaafdheidsfrase

De socioloog Abraham de Swaan schreef eens in NRC Handelsblad dat het cultuurrelativisme – de opvatting dat alle culturen gelijkwaardig zijn – een beschaafdheidsfrase is die iedereen naar voren brengt maar niemand gelooft. Ik denk dat we er meer van dit soort beschaafdheidsfrasen op na houden. Zo blijkt uit enquêtes dat de helft van de bevolking vindt dat er in Nederland teveel buitenlanders zijn. Toch verheft deze vijftig procent nooit zijn stem in de media of in de Tweede Kamer. Het zou best kunnen dat het gejubel over de multiculturele samenleving ook zo’n beschaafdheidsfrase is. Dergelijke beschaafdheidsfrasen spelen een rol in het tegenwerken van de rode draad.

Terwijl veel moderne kunst de mens van zijn gevoelsleven vervreemdt, heeft de techniek juist een tegenovergestelde werking. Ik hanteer meestal de kreet ‘bewust streven plus intelligentie leidt tot planmatigheid’. Als een mens bewust iets wil en hij is slim, dan maakt hij plannen om dat streven te verwezenlijken. Dat is geen grote trouvaille, maar het is wel zo dat de geest van de huidige kunst en filosofie er lijnrecht tegenin gaat. De opmerking van Schönberg is een antipode van wat het fundament van de beschaving kan zijn.

Sommige uitingen van moderne kunst vertonen een analogie met seksuele taboes uit vroegere tijden. De seksueel repressieve moraal probeerde de prikkeling en de catharsis van een sterk menselijk instinct tegen te houden. Goethe heeft gezegd dat vrijheid van drukpers en meningsuiting gelijk staat aan vrijhandel in gedachten. Je kunt zeggen dat seksuele vrijheid neerkomt op vrijhandel in gevoelens. Het is geen toeval dat totalitaire stelsels, zoals het communisme en het nationaal-socialisme, maar ook de katholieke kerk, gericht zijn tegen seksualiteit. Nu er niet meer met openlijke verboden wordt gewerkt, hebben conservatieve krachten een andere weg gevonden om de vrijhandel in gedachten en gevoelens te belemmeren, namelijk door het pousseren van kladschilders en chaos-verhalen.

De econoom John Kenneth Galbraith heeft geopperd dat ideeën niet ten gronde gaan door de opkomst van andere ideeën, maar door ‘the onslaught of circumstances‘- de intrede van veranderende omstandigheden. Een voorbeeld daarvan is de seksuele revolutie. Deze is niet tot stand gekomen doordat men pastoors en dominees heeft omgepraat, maar door de uitvinding van voorbehoedmiddelen, door auto’s waarmee men zich aan sociale controle kan onttrekken en door communicatiemiddelen die mensen in contact brengen met andere levenssferen die prikkelend werken op de seksualiteit. Ook voor andere sociale en geestelijke revoluties is de techniek verantwoordelijk.

Misschien heeft u weleens gehoord van de Paradox van Einstein, Podolsky en Rosen. In de natuurkunde komen situaties voor waarbij twee deeltjes die aan elkaar vastzitten worden gescheiden, zodat ze in diametrale richtingen uiteen vliegen. Als je vervolgens op deeltje A een experiment uitvoert, dan blijkt dat deeltje B daar ogenblikkelijk repercussies van ondervindt. Er is vastgesteld dat zelfs de lichtsnelheid te traag is om het effect over te dragen. Kennelijk bestaan er in de natuur bovenlokale samenhangen.

Als we ervan uitgaan dat er een orkestratie op bovenlokaal niveau plaatsvindt, dan komen we dicht in de buurt van religie. De meest zwaarwegende reden waarom ik voor dewetenschap ben, is dat deze kan aantonen dat de wereld niet toevallig is, maar dat er diepe verbanden bestaan die haar zinvol maken, waardoor we ons niet vervreemd hoeven te voelen in het leven. De techniek hebben we hard nodig om de natuurkunde in deze te steunen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.