De technologische topinstituten worden in hun voortbestaan bedreigd, nu het kabinet wil bezuinigen op innovatiesubsidies. Ze leggen zich er niet zomaar bij neer en hebben een brief naar minister Verhagen van innovatie gestuurd.
De topinstituten vormen ‘de ruggengraat van de Nederlandse kennisinfrastructuur en de valorisatie daarvan’, aldus de ondertekenaars. Ze vrezen dat duizend tot vijftienhonderd onderzoekers hun baan zullen verliezen, nu de overheid bezuinigt op innovatiesubsidies.
Universiteiten
Buiten de topinstituten werken er in Nederland ruim 22 duizend wetenschappers aan universiteiten (in fte) en nog eens 1600 bij instituten van KNAW en NWO. Verder hebben ook academische ziekenhuizen en het bedrijfsleven wetenschappers in dienst.
Sleutelrol
De topinstituten vinden dat zij een sleutelrol vervullen. Ze richten zich op vier gebieden waarin Nederland zou moeten uitblinken: chemie, food & flowers, high tech systemen & materialen en water. De overheid draagt een derde van de kosten, het bedrijfsleven tweederde.
Stagnatie
De instituten waarschuwen voor ‘ernstige stagnatie van de groei van de economie, door het wegvallen van nieuwe producten en processen en van de export van innovatieve goederen en diensten uit Nederland’.
Kennisinfrastructuur
Rutte verdedigde de bezuinigingen door op het budget voor innovatie in het bedrijfsleven te wijzen: dat gaat omhoog. Maar dat stimuleert de samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven niet, benadrukken de instituten. Het zou ten koste van de kennisinfrastructuur gaan.
Kritiek en lof
Nederland heeft momenteel negen technologische topinstituten, waarvan de eerste vier in 1997 zijn opgericht. Ze zijn door de jaren heen lang niet boven alle kritiek verheven, maar kregen vaak ook lof.
Het door de TU gecoördineerde project Be-Basic ontvangt zestig miljoen euro. Be-Basic staat voor Bio-based ecologically balanced sustainable industrial chemistry. Daarbinnen wordt onderzoek gedaan naar de invloed op de leefomgeving van producten die zijn gebaseerd op biologische grondstoffen. Het project wordt uitgevoerd door een groot aantal internationale industriële, academische en financiële partners. De bijdrage wordt gebruikt voor experimenten rond duurzame industriële productie van biochemicaliën, bioplastics en biobrandstoffen.
Het programma ‘Towards a sustainable open innovation ecosystem’ ontvangt 125 miljoen euro. De TU Delft is een belangrijke partner binnen het project. Het onderzoekt nieuwe toepassingen op het gebied van nano- en microtechnologie en ontwikkelt die tot commerciële producten. Voorbeelden zijn de ‘laboratoria op chip’ voor medische toepassingen, het ontwikkelen van zonnecellen met een hoger rendement, verbeterde waterzuivering en voedselkwaliteitsbewaking in verpakkingen.
Het energieproject Cato-2, waarin de TU Delft een partner is, ontvangt tien miljoen euro. Cato-2 is een Nederlands onderzoeks-
programma naar afvang en opslag van CO2. Om in de komende decennia te kunnen voldoen aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen wordt binnen het Cato-2 programma getracht om deze techniek vanaf 2020 grootschalig commercieel toe te passen.
De FES-gelden daarvoor zijn afkomstig van de aardgasbaten. Ruim veertig procent daarvan gaat naar het FES. Het fonds financiert projecten die de Nederlandse economie op de lange termijn versterken. Dit jaar wordt 350 miljoen uitgekeerd. De geselecteerde projecten zorgen voor nieuwe bedrijvigheid en creëren daarmee extra werkgelegenheid. FES-ronde 2009 was de laatste uitkering van het fonds tot de volgende nationale verkiezingen in 2011.
De topinstituten vormen ‘de ruggengraat van de Nederlandse kennisinfrastructuur en de valorisatie daarvan’, aldus de ondertekenaars. Ze vrezen dat duizend tot vijftienhonderd onderzoekers hun baan verliezen, nu de overheid bezuinigt op innovatiesubsidies.
Universiteiten
Buiten de topinstituten werken er in Nederland ruim 22 duizend wetenschappers aan universiteiten (in fte) en nog eens 1600 bij instituten van KNAW en NWO. Verder hebben ook academische ziekenhuizen en het bedrijfsleven wetenschappers in dienst.
Sleutelrol
De topinstituten vinden dat zij een sleutelrol vervullen. Ze richten zich op vier gebieden waarin Nederland zou moeten uitblinken: chemie, food & flowers, high tech systemen & materialen en water. De overheid draagt een derde van de kosten, het bedrijfsleven tweederde.
Stagnatie
De instituten waarschuwen voor ‘ernstige stagnatie van de groei van de economie, door het wegvallen van nieuwe producten en processen en van de export van innovatieve goederen en diensten uit Nederland’.
Kennisinfrastructuur
Rutte verdedigde de bezuinigingen door op het budget voor innovatie in het bedrijfsleven te wijzen: dat gaat omhoog. Maar dat stimuleert de samenwerking tussen universiteiten en bedrijfsleven niet, benadrukken de instituten. Het zou ten koste van de kennisinfrastructuur gaan.
Kritiek en lof
Nederland heeft momenteel negen technologische topinstituten, waarvan de eerste vier in 1997 zijn opgericht. Ze zijn door de jaren heen lang niet boven alle kritiek verheven, maar kregen vaak ook lof.

Comments are closed.