Misschien is het een revolutionaire vinding: de laddermolen van Wubbo Ockels. Het apparaat heeft een vermogen van een middelgrote kerncentrale, maar levert schone, goedkope energie. Molen? Het ding lijkt eigenlijk meer op een vlieger.
Kyoto 1997: de mondiale klimaatconferentie ligt nog vers in het geheugen. De wereld belooft zichzelf het broeikaseffect eindelijk aan te pakken. Tien procent van de energie moet in 2020 duurzaam zijn, stelt Nederland zich ten doel.
Duurzame energie is er in vele vormen: wind, zon, biomassa, golfslag, etcetera. Maar alleen windenergie is op dit moment enigszins rendabel. Als tien procent van de energieproductie zo gewonnen wordt, hoeveel windmolens zijn er dan nodig? ,,Zo’n vijftienduizend”, rekent prof.dr. W.J. Ockels uit. ,,Op de dijk bij Lelystad staan gemiddeld vijf molens per kilometer. In totaal is er dus zo’n drieduizend kilometer dijk voor nodig”, aldus de hoogleraar ruimtevaarttechniek.
Het probleem met de normale windmolen is dat hij alleen de wind opvangt die over het aardoppervlak scheert. Op tien meter hoogte levert de wind gemiddeld zo’n honderdvijftig watt per vierkante meter. Op tien kilometer is het vermogen van de wind ongeveer twintig keer groter. Maar die lucht stroomt ongemoeid verder.
Ockels brak zich er de laatste jaren het hoofd over hoe die krachtige wind op grote hoogte toch geëxploiteerd kan worden. En hij kwam met het idee van de zogenaamde laddermolen, dat hij twee jaar geleden patenteerde. Met zijn broer richtte hij het bedrijfje O-Mill B.V. op om het concept verder te ontwikkelen.
Een molen kun je de laddermolen moeilijk noemen. Het heeft meer weg van een grote vlieger. Een kilometerslange lusvormige kabel richt zich vanaf de grond de lucht in, zoals een elastiek die je tussen twee vingers spant. Van afstand zie je dus twee parallelle kabels, gespannen tussen aarde en ruimte.
Aan de kabel zitten honderden vleugeltjes, op gelijke afstand van elkaar bevestigd. De vleugels aan de ene zijde van de kabel krijgen door de wind een sterke opwaartse druk. Hierdoor gaat de kabel draaien: de ene kant van de lus omhoog, de andere kant naar beneden. Op de grond drijft de kabel op deze wijze een zware generator aan.
De vleugels bewegen met de kabel mee omhoog tot zo’n tien kilometer hoogte. Daar klappen ze om en worden langs het neergaande deel van de kabel terug naar de aarde gedirigeerd. De kabel hangt overigens los in de lucht, doordat de vleugels het hele systeem makkelijk kunnen dragen.
Het idee is vrij simpel, maar de uitvoering ervan uiterst complex. Elf L&R-studenten voerden afgelopen voorjaar een haalbaarheidsstudie uit naar de laddermolen. Conclusie: het is mogelijk, maar er zitten nog wel wat haken en ogen aan het plan.
Enthousiast geworden sloegen de studenten daarna aan het bouwen van een klein model. In plaats van vleugels gebruiktenze kleine vliegertjes, omdat die veel goedkoper zijn en makkelijker te maken. ,,Het probleem was alleen dat we in de literatuur heel weinig over het gedrag van vliegers konden vinden”, vertelt Mathieu de Rooij. De studenten kwamen erachter dat vliegers veel te instabiel zijn voor de laddermolen, en het project mislukte.
Maar ze hebben de hoop niet opgegeven. Er wordt zelfs een officiële studievereniging opgericht die verder moet werken aan de laddermolen. De eerste doelstelling: het bouwen van een nieuw model, nu wel met echte vleugels. Als alles volgens plan verloopt, is het nieuwe model over twee jaar te zien in het Nederlands paviljoen op de expo in Hannover.
Ondertussen laat Ockels ook een groot haalbaarheidsonderzoek uitvoeren door een aantal prominente TU-hoogleraren. Ockels verwacht dat zij net als de studenten zullen oordelen dat de laddermolen technisch haalbaar is. ,,De natuurkunde klopt”, zegt Ockels stellig. Als de deskundigen hun ja-woord geven, wordt begonnen met de bouw van een echt prototype van enkele kilometers hoog.
Maar is het ding ook economisch rendabel? Daar is Ockels erg optimistisch over. Door massaproductie hoeven de vijfhonderd tot duizend vleugels van de laddermolen volgens hem niet duur te zijn. En het vermogen van de laddermolen is enorm. Doordat alle vleugels samen zeer veel wind vangen, verwacht Ockels dat een beetje laddermolen zo’n zestig megawatt aan energie levert. Ter vergelijking: het gemiddeld rendement van een flinke windmolen is zo’n 0,2 megawatt.
Wanneer zullen de eerste commerciële laddermolens aan de Nederlandse horizon verschijnen? Ockels wil geen voorspelling doen. Maar dat het eerder 2020 zal zijn dan 2010 is waarschijnlijk. En hoeveel laddermolens zijn er nodig om die tien procent duurzame energie te halen? ,,Tussen de vijftig en de honderd”, schat Ockels optimistisch.
Op 4 oktober, tijdens Wetenschapsdag, wordt aan de TU een lezing gehouden over de laddermolen.
,
Kyoto 1997: de mondiale klimaatconferentie ligt nog vers in het geheugen. De wereld belooft zichzelf het broeikaseffect eindelijk aan te pakken. Tien procent van de energie moet in 2020 duurzaam zijn, stelt Nederland zich ten doel.
Duurzame energie is er in vele vormen: wind, zon, biomassa, golfslag, etcetera. Maar alleen windenergie is op dit moment enigszins rendabel. Als tien procent van de energieproductie zo gewonnen wordt, hoeveel windmolens zijn er dan nodig? ,,Zo’n vijftienduizend”, rekent prof.dr. W.J. Ockels uit. ,,Op de dijk bij Lelystad staan gemiddeld vijf molens per kilometer. In totaal is er dus zo’n drieduizend kilometer dijk voor nodig”, aldus de hoogleraar ruimtevaarttechniek.
Het probleem met de normale windmolen is dat hij alleen de wind opvangt die over het aardoppervlak scheert. Op tien meter hoogte levert de wind gemiddeld zo’n honderdvijftig watt per vierkante meter. Op tien kilometer is het vermogen van de wind ongeveer twintig keer groter. Maar die lucht stroomt ongemoeid verder.
Ockels brak zich er de laatste jaren het hoofd over hoe die krachtige wind op grote hoogte toch geëxploiteerd kan worden. En hij kwam met het idee van de zogenaamde laddermolen, dat hij twee jaar geleden patenteerde. Met zijn broer richtte hij het bedrijfje O-Mill B.V. op om het concept verder te ontwikkelen.
Een molen kun je de laddermolen moeilijk noemen. Het heeft meer weg van een grote vlieger. Een kilometerslange lusvormige kabel richt zich vanaf de grond de lucht in, zoals een elastiek die je tussen twee vingers spant. Van afstand zie je dus twee parallelle kabels, gespannen tussen aarde en ruimte.
Aan de kabel zitten honderden vleugeltjes, op gelijke afstand van elkaar bevestigd. De vleugels aan de ene zijde van de kabel krijgen door de wind een sterke opwaartse druk. Hierdoor gaat de kabel draaien: de ene kant van de lus omhoog, de andere kant naar beneden. Op de grond drijft de kabel op deze wijze een zware generator aan.
De vleugels bewegen met de kabel mee omhoog tot zo’n tien kilometer hoogte. Daar klappen ze om en worden langs het neergaande deel van de kabel terug naar de aarde gedirigeerd. De kabel hangt overigens los in de lucht, doordat de vleugels het hele systeem makkelijk kunnen dragen.
Het idee is vrij simpel, maar de uitvoering ervan uiterst complex. Elf L&R-studenten voerden afgelopen voorjaar een haalbaarheidsstudie uit naar de laddermolen. Conclusie: het is mogelijk, maar er zitten nog wel wat haken en ogen aan het plan.
Enthousiast geworden sloegen de studenten daarna aan het bouwen van een klein model. In plaats van vleugels gebruiktenze kleine vliegertjes, omdat die veel goedkoper zijn en makkelijker te maken. ,,Het probleem was alleen dat we in de literatuur heel weinig over het gedrag van vliegers konden vinden”, vertelt Mathieu de Rooij. De studenten kwamen erachter dat vliegers veel te instabiel zijn voor de laddermolen, en het project mislukte.
Maar ze hebben de hoop niet opgegeven. Er wordt zelfs een officiële studievereniging opgericht die verder moet werken aan de laddermolen. De eerste doelstelling: het bouwen van een nieuw model, nu wel met echte vleugels. Als alles volgens plan verloopt, is het nieuwe model over twee jaar te zien in het Nederlands paviljoen op de expo in Hannover.
Ondertussen laat Ockels ook een groot haalbaarheidsonderzoek uitvoeren door een aantal prominente TU-hoogleraren. Ockels verwacht dat zij net als de studenten zullen oordelen dat de laddermolen technisch haalbaar is. ,,De natuurkunde klopt”, zegt Ockels stellig. Als de deskundigen hun ja-woord geven, wordt begonnen met de bouw van een echt prototype van enkele kilometers hoog.
Maar is het ding ook economisch rendabel? Daar is Ockels erg optimistisch over. Door massaproductie hoeven de vijfhonderd tot duizend vleugels van de laddermolen volgens hem niet duur te zijn. En het vermogen van de laddermolen is enorm. Doordat alle vleugels samen zeer veel wind vangen, verwacht Ockels dat een beetje laddermolen zo’n zestig megawatt aan energie levert. Ter vergelijking: het gemiddeld rendement van een flinke windmolen is zo’n 0,2 megawatt.
Wanneer zullen de eerste commerciële laddermolens aan de Nederlandse horizon verschijnen? Ockels wil geen voorspelling doen. Maar dat het eerder 2020 zal zijn dan 2010 is waarschijnlijk. En hoeveel laddermolens zijn er nodig om die tien procent duurzame energie te halen? ,,Tussen de vijftig en de honderd”, schat Ockels optimistisch.
Op 4 oktober, tijdens Wetenschapsdag, wordt aan de TU een lezing gehouden over de laddermolen.
Kyoto 1997: de mondiale klimaatconferentie ligt nog vers in het geheugen. De wereld belooft zichzelf het broeikaseffect eindelijk aan te pakken. Tien procent van de energie moet in 2020 duurzaam zijn, stelt Nederland zich ten doel.
Duurzame energie is er in vele vormen: wind, zon, biomassa, golfslag, etcetera. Maar alleen windenergie is op dit moment enigszins rendabel. Als tien procent van de energieproductie zo gewonnen wordt, hoeveel windmolens zijn er dan nodig? ,,Zo’n vijftienduizend”, rekent prof.dr. W.J. Ockels uit. ,,Op de dijk bij Lelystad staan gemiddeld vijf molens per kilometer. In totaal is er dus zo’n drieduizend kilometer dijk voor nodig”, aldus de hoogleraar ruimtevaarttechniek.
Het probleem met de normale windmolen is dat hij alleen de wind opvangt die over het aardoppervlak scheert. Op tien meter hoogte levert de wind gemiddeld zo’n honderdvijftig watt per vierkante meter. Op tien kilometer is het vermogen van de wind ongeveer twintig keer groter. Maar die lucht stroomt ongemoeid verder.
Ockels brak zich er de laatste jaren het hoofd over hoe die krachtige wind op grote hoogte toch geëxploiteerd kan worden. En hij kwam met het idee van de zogenaamde laddermolen, dat hij twee jaar geleden patenteerde. Met zijn broer richtte hij het bedrijfje O-Mill B.V. op om het concept verder te ontwikkelen.
Een molen kun je de laddermolen moeilijk noemen. Het heeft meer weg van een grote vlieger. Een kilometerslange lusvormige kabel richt zich vanaf de grond de lucht in, zoals een elastiek die je tussen twee vingers spant. Van afstand zie je dus twee parallelle kabels, gespannen tussen aarde en ruimte.
Aan de kabel zitten honderden vleugeltjes, op gelijke afstand van elkaar bevestigd. De vleugels aan de ene zijde van de kabel krijgen door de wind een sterke opwaartse druk. Hierdoor gaat de kabel draaien: de ene kant van de lus omhoog, de andere kant naar beneden. Op de grond drijft de kabel op deze wijze een zware generator aan.
De vleugels bewegen met de kabel mee omhoog tot zo’n tien kilometer hoogte. Daar klappen ze om en worden langs het neergaande deel van de kabel terug naar de aarde gedirigeerd. De kabel hangt overigens los in de lucht, doordat de vleugels het hele systeem makkelijk kunnen dragen.
Het idee is vrij simpel, maar de uitvoering ervan uiterst complex. Elf L&R-studenten voerden afgelopen voorjaar een haalbaarheidsstudie uit naar de laddermolen. Conclusie: het is mogelijk, maar er zitten nog wel wat haken en ogen aan het plan.
Enthousiast geworden sloegen de studenten daarna aan het bouwen van een klein model. In plaats van vleugels gebruiktenze kleine vliegertjes, omdat die veel goedkoper zijn en makkelijker te maken. ,,Het probleem was alleen dat we in de literatuur heel weinig over het gedrag van vliegers konden vinden”, vertelt Mathieu de Rooij. De studenten kwamen erachter dat vliegers veel te instabiel zijn voor de laddermolen, en het project mislukte.
Maar ze hebben de hoop niet opgegeven. Er wordt zelfs een officiële studievereniging opgericht die verder moet werken aan de laddermolen. De eerste doelstelling: het bouwen van een nieuw model, nu wel met echte vleugels. Als alles volgens plan verloopt, is het nieuwe model over twee jaar te zien in het Nederlands paviljoen op de expo in Hannover.
Ondertussen laat Ockels ook een groot haalbaarheidsonderzoek uitvoeren door een aantal prominente TU-hoogleraren. Ockels verwacht dat zij net als de studenten zullen oordelen dat de laddermolen technisch haalbaar is. ,,De natuurkunde klopt”, zegt Ockels stellig. Als de deskundigen hun ja-woord geven, wordt begonnen met de bouw van een echt prototype van enkele kilometers hoog.
Maar is het ding ook economisch rendabel? Daar is Ockels erg optimistisch over. Door massaproductie hoeven de vijfhonderd tot duizend vleugels van de laddermolen volgens hem niet duur te zijn. En het vermogen van de laddermolen is enorm. Doordat alle vleugels samen zeer veel wind vangen, verwacht Ockels dat een beetje laddermolen zo’n zestig megawatt aan energie levert. Ter vergelijking: het gemiddeld rendement van een flinke windmolen is zo’n 0,2 megawatt.
Wanneer zullen de eerste commerciële laddermolens aan de Nederlandse horizon verschijnen? Ockels wil geen voorspelling doen. Maar dat het eerder 2020 zal zijn dan 2010 is waarschijnlijk. En hoeveel laddermolens zijn er nodig om die tien procent duurzame energie te halen? ,,Tussen de vijftig en de honderd”, schat Ockels optimistisch.
Op 4 oktober, tijdens Wetenschapsdag, wordt aan de TU een lezing gehouden over de laddermolen.

Comments are closed.