Education

Schenenschoppen of hielenlikken

Voormalig Delfts wethouder Meine Oosten is dit voorjaar teruggekeerd onder de warme vleugels van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Als eerste businessmanager binnen de TU moet hij de kennis van de faculteit aan de wereld buiten Delft verkopen.

Zijn politieke jas komt hem daarbij goed van pas.

Uw kamer hangt vol met Pinkpop-posters. Is dat een gril van vroeger?

“Nee, ik ben nog steeds een groot popmuziekliefhebber en luister graag naar singer-songwriters als Elvis Costello en Joe Jackson. Ik ben twee jaar lang wethouder van cultuur geweest en ik vind dat ik me erg heb ingezet voor de popcultuur in Delft. Ik durf wel te zeggen dat er na mijn vertrek meer popmuziek in Delft is dan voor ik er kwam. Neem bijvoorbeeld Westerpop, dat eerst om het bot te zeggen een buurtfeestje was. Het is nu een festival met 20 duizend bezoekers en met uitstraling in heel Zuid Holland.”

U bent nu eindelijk, afgezien van Delta, van de regionale pers verlost?

“Als wethouder had ik iedere week een persbriefing en ik werd op de voet gevolgd door lokale en regionale kranten. Ook tussendoor wisten ze me te vinden. Nu is het een stuk rustiger geworden.”

Hebt u na zes jaar wethouderschap ook behoefte om de kranten een trap na te geven over vermeend rommelwerk? Dat is erg in bij politici, tegenwoordig.

“Over het algemeen heb ik niet veel te klagen gehad over media. Maar ik heb wel een paar aanvaringen gehad. Er zijn vaak twee zaken bij een journalist waardoor een bericht verkeerd in de krant komt. Of ze begrijpen de materie niet, óf – wat veel hardnekkiger is – ze zijn soms te eigenwijs. Een journalist heeft vaak van tevoren al een beeld van een zaak of persoon en houdt, zonder zich aan de feiten te storen, daaraan vast. Juist dat blijkt achteraf moeilijk te corrigeren en geeft soms onnodige heibel. Daar kan ik tal van anekdotes van geven.”

Noemt u er eens één?

“Ik had als wethouder de Kennisstad Delft in mijn portefeuille. Bij een ontmoeting met de Kamer van Koophandel hield ik een betoog over hoe de economische interesse van onze stad gaat verschuiven van industrie naar kennis. Hierbij noemde ik het voorbeeld dat we ‘minder buizen gaan lassen en meer gaan rekenen’, hoewel ik ook beton had kunnen noemen.

De volgende dag kopte de Delftsche Courant met ‘Oosten wil geen laswerk meer in Delft’ en meteen hing de lasopleiding van het vmbo boos bij ons aan de telefoon. Die moest ik toen uitleggen dat we juist heel blij zijn met het lager technisch onderwijs in Delft en helemaal niet de hele lassector uit Delft weg willen jagen. Maar dat beeld leefde bij de freelancer en die plaatste het boven het stuk. Vervolgens moet je dan puinruimen. Maar zelf heb ik in mijn begintijd als wethouder ook een paar uitglijders gemaakt.”

Welke mediamissers hebt u gemaakt?

“We liepen bijvoorbeeld een keer een subsidie van Provinciale Staten mis van ongeveer zeven ton in guldens. Nu lopen er wel meer projecten waarbij we geld van de provincie krijgen, dus ik zei iets in de trant van ‘nou ja, jammer, volgende keer beter’. Dat had ik nooit moeten doen, want ineens werd ik onverschillig genoemd. Bij de verdediging van het lokale belang moet je juist publiekelijk van elke mug een olifant maken.”

U hebt zes jaar wethouderschap volgehouden en vier keer met uw partij in het college van burgemeester en wethouders gezeten. Hoe deed u dat?

“We – D66 – wonnen telkens bij de coalitievorming en kwamen daardoor in het college van B&W. Hoe dat kan? Je moet gevoel hebben voor het krachtenveld. Dat klinkt wat abstract, maar het houdt in dat je aanvoelt welke mensen elkaar liggen en welke niet. Het gaat bij het vormen van een coalitie namelijk bijna nooit om de inhoud en bijna altijd om wie elkaar mag. Inhoudelijk is elk programmapunt voor iedereen verdedigbaar.”

U bent dus een echt politiek dier?

“Ik weet de juiste signalen op te pikken bij mensen. Je moet snel inzicht hebben in menselijke verhoudingen. Sommigen hebben dat niet en begaan heel domme dingen. In Delft kwam dat voor bij zowel CDA en VVD als Leefbaar Delft. Oppositiepartijen die drie maanden voor de verkiezingen de wethouder schofferen om zich te profileren, en daarbij totaal verkeerd de timing aanvoelen. Je moet goed weten wanneer de eigen profilering belangrijk is en wanneer het coalitiebelang voorgaat, een goede afweging maken tussen wanneer je tegen schenen gaat schoppen en wanneer je moet hielen likken.”

Hoe belangrijk zijn TU-ingenieurs voor de Delftse politiek?

“Er hebben altijd TU’ers in het Delftse college van B&Wgezeten. Een goed lokaal voorbeeld van het voordeel van een ingenieur in de politiek is wethouder Rick Grashoff van GroenLinks, die nu Ruimtelijke Ordening doet in Delft. Hij is afgestudeerd bij Civiele Techniek en zit bij technische discussies meteen veel dichter bij zijn gesprekspartner, omdat hij begrijpt waar het over gaat. Of het nu gaat om mensen uit de bouwsector of milieuactivisten.”

En hoe belangrijk zijn ze buiten de stad?

“Het hele politieke veld wordt gedomineerd door bestuurskundigen en het rechtenvolk. Met name bij keuzes rond de HSL-lijn hadden meer exacte wetenschappers in de besluitvorming een verschil kunnen maken.

Het meeste gerommel zie je altijd bij Rijkswaterstaat, daar zitten de meeste techneutenambtenaren. Ze sneuvelen steeds weer in de communicatie met de politiek, die hen niet begrijpt. De ambtenaren geven advies A, de politiek geeft mogelijkheid B en uiteindelijk krijg je een beslissing die ertussenin ligt en waar niemand blij mee is.”

Wat is de belangrijkste reden dat u bij L&R bent aangenomen als businessmanager?

“Mijn politieke ervaring speelde natuurlijk een belangrijke rol, en ik ben een handige tussenpersoon tussen gemeente en universiteit. Ik ken het politieke landschap en de gemeente weet mij ook makkelijk te vinden. Maar ook het feit dat ik bij L&R heb gestudeerd en een eigen bedrijf heb gehad in composietmaterialen speelt mee. Dat bedrijf heb ik verkocht toen ik wethouder van economische zaken werd. Het bestaat nog steeds en een studiegenoot van mij, David Manten, is nu de directeur.”

U bent de eerste businessmanager op de TU. Waarom stelt L&R zo iemand aan?

“Het doel van de TU om meer kennis naar buiten te brengen en de markt op te gaan is bij L&R al langer ingeburgerd. In de geschiedenis van de faculteit zijn altijd verkoopbare dingen ontstaan waarbij iedereen zich meteen iets kan voorstellen. Het heeft altijd iets met een vliegtuig te maken.”

Wat doet u als businessmanager?

“Ik ben directeur van vliegsimulator Simona en van Asti, het nieuwe bedrijf in het L&R-gebouw dat software voor vliegtuigen ontwikkelt. Simona moet veel meer gebruikt worden. Daarvoor moet ik meer klanten van buiten de universiteit binnenhalen. Met enkele universiteiten in Duitsland maken we vorderingen. Voor twee onderzoeksopdrachten voor de Joint Strike Fighter is de simulator ook nodig. De JSF-voorstellen van de TU liggen nu in Washington ter goedkeuring.

Voor Asti, dat in de opstartfase zit, probeer ik geschikte onderzoekers te vinden. Daarvoor bezoek ik bijvoorbeeld afstudeerpraatjes van studenten, om te kijken of er talent bijzit.”

U bent nu vijf maanden aan het werk. Hoe staan de zaken?

“Het is lastig als Nederlandse universiteit om in de vliegtuigindustrie een voet aan de grond te krijgen. Vooral Amerikaanse bedrijven zijn sinds 11 september terughoudend met het delen van kennis. Ook bij de Airbus, een Europees project, was dit lastig. Zelfs met een product als glare, dat nergens anders dan aan de TU te krijgen was, zijn jaren voorbij gegaan voordat de opdracht binnen was.

Toch krijgen we wel opdrachten binnen. Vorige week zat ik nog in de vliegsimulator met zakenman Roel Pieper, voormalig Philips-directeur. Hij wil in Europa een nieuw zakenvliegtuig introduceren, de Eclipse 500. In Amerika is dat door de tweede man van Microsoft op de markt gebracht en de heren kennen elkaar nog van vroeger. De bedoeling is dat wij in de verdere ontwikkeling van het vliegtuig bijdragen. We hebben het stuurprogramma vorige week in de simulator geladen en alvast samen een rondje gevlogen.”

WIE IS MEINE OOSTEN?

Met in totaal veertien jaar ervaring in de D66-fractie in Delft is ir. Meine Oosten (40) het politieke dier binnen Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Oosten gaf in april dit jaar zijn politieke loopbaan als wethouder op om bij zijn ware thuis, de L&R-faculteit waar hij in 1992 afstudeerde, aan de slag te kunnen als kennisventer, of liever: businessmanager.

Zes jaar lang bestierde hij bij de gemeente Economische Zaken en Financiën, waarbij hij onder meer de portefeuille Kennisstad Delft beheerde. Ook was hij twee jaar cultuurwethouder. Oosten is nu de telefonische ingang van gemeente naar universiteit en omgekeerd, dankzij wie de contacten gesmeerder moeten lopen.

Het zaken doen is Oosten niet vreemd, want al vlot na zijn studie startte hij zijn eigen bedrijf in de ontwikkeling en verkoop van deze composieten, die nu veel in de vliegtuigbouw worden toegepast.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Uw kamer hangt vol met Pinkpop-posters. Is dat een gril van vroeger?

“Nee, ik ben nog steeds een groot popmuziekliefhebber en luister graag naar singer-songwriters als Elvis Costello en Joe Jackson. Ik ben twee jaar lang wethouder van cultuur geweest en ik vind dat ik me erg heb ingezet voor de popcultuur in Delft. Ik durf wel te zeggen dat er na mijn vertrek meer popmuziek in Delft is dan voor ik er kwam. Neem bijvoorbeeld Westerpop, dat eerst om het bot te zeggen een buurtfeestje was. Het is nu een festival met 20 duizend bezoekers en met uitstraling in heel Zuid Holland.”

U bent nu eindelijk, afgezien van Delta, van de regionale pers verlost?

“Als wethouder had ik iedere week een persbriefing en ik werd op de voet gevolgd door lokale en regionale kranten. Ook tussendoor wisten ze me te vinden. Nu is het een stuk rustiger geworden.”

Hebt u na zes jaar wethouderschap ook behoefte om de kranten een trap na te geven over vermeend rommelwerk? Dat is erg in bij politici, tegenwoordig.

“Over het algemeen heb ik niet veel te klagen gehad over media. Maar ik heb wel een paar aanvaringen gehad. Er zijn vaak twee zaken bij een journalist waardoor een bericht verkeerd in de krant komt. Of ze begrijpen de materie niet, óf – wat veel hardnekkiger is – ze zijn soms te eigenwijs. Een journalist heeft vaak van tevoren al een beeld van een zaak of persoon en houdt, zonder zich aan de feiten te storen, daaraan vast. Juist dat blijkt achteraf moeilijk te corrigeren en geeft soms onnodige heibel. Daar kan ik tal van anekdotes van geven.”

Noemt u er eens één?

“Ik had als wethouder de Kennisstad Delft in mijn portefeuille. Bij een ontmoeting met de Kamer van Koophandel hield ik een betoog over hoe de economische interesse van onze stad gaat verschuiven van industrie naar kennis. Hierbij noemde ik het voorbeeld dat we ‘minder buizen gaan lassen en meer gaan rekenen’, hoewel ik ook beton had kunnen noemen.

De volgende dag kopte de Delftsche Courant met ‘Oosten wil geen laswerk meer in Delft’ en meteen hing de lasopleiding van het vmbo boos bij ons aan de telefoon. Die moest ik toen uitleggen dat we juist heel blij zijn met het lager technisch onderwijs in Delft en helemaal niet de hele lassector uit Delft weg willen jagen. Maar dat beeld leefde bij de freelancer en die plaatste het boven het stuk. Vervolgens moet je dan puinruimen. Maar zelf heb ik in mijn begintijd als wethouder ook een paar uitglijders gemaakt.”

Welke mediamissers hebt u gemaakt?

“We liepen bijvoorbeeld een keer een subsidie van Provinciale Staten mis van ongeveer zeven ton in guldens. Nu lopen er wel meer projecten waarbij we geld van de provincie krijgen, dus ik zei iets in de trant van ‘nou ja, jammer, volgende keer beter’. Dat had ik nooit moeten doen, want ineens werd ik onverschillig genoemd. Bij de verdediging van het lokale belang moet je juist publiekelijk van elke mug een olifant maken.”

U hebt zes jaar wethouderschap volgehouden en vier keer met uw partij in het college van burgemeester en wethouders gezeten. Hoe deed u dat?

“We – D66 – wonnen telkens bij de coalitievorming en kwamen daardoor in het college van B&W. Hoe dat kan? Je moet gevoel hebben voor het krachtenveld. Dat klinkt wat abstract, maar het houdt in dat je aanvoelt welke mensen elkaar liggen en welke niet. Het gaat bij het vormen van een coalitie namelijk bijna nooit om de inhoud en bijna altijd om wie elkaar mag. Inhoudelijk is elk programmapunt voor iedereen verdedigbaar.”

U bent dus een echt politiek dier?

“Ik weet de juiste signalen op te pikken bij mensen. Je moet snel inzicht hebben in menselijke verhoudingen. Sommigen hebben dat niet en begaan heel domme dingen. In Delft kwam dat voor bij zowel CDA en VVD als Leefbaar Delft. Oppositiepartijen die drie maanden voor de verkiezingen de wethouder schofferen om zich te profileren, en daarbij totaal verkeerd de timing aanvoelen. Je moet goed weten wanneer de eigen profilering belangrijk is en wanneer het coalitiebelang voorgaat, een goede afweging maken tussen wanneer je tegen schenen gaat schoppen en wanneer je moet hielen likken.”

Hoe belangrijk zijn TU-ingenieurs voor de Delftse politiek?

“Er hebben altijd TU’ers in het Delftse college van B&Wgezeten. Een goed lokaal voorbeeld van het voordeel van een ingenieur in de politiek is wethouder Rick Grashoff van GroenLinks, die nu Ruimtelijke Ordening doet in Delft. Hij is afgestudeerd bij Civiele Techniek en zit bij technische discussies meteen veel dichter bij zijn gesprekspartner, omdat hij begrijpt waar het over gaat. Of het nu gaat om mensen uit de bouwsector of milieuactivisten.”

En hoe belangrijk zijn ze buiten de stad?

“Het hele politieke veld wordt gedomineerd door bestuurskundigen en het rechtenvolk. Met name bij keuzes rond de HSL-lijn hadden meer exacte wetenschappers in de besluitvorming een verschil kunnen maken.

Het meeste gerommel zie je altijd bij Rijkswaterstaat, daar zitten de meeste techneutenambtenaren. Ze sneuvelen steeds weer in de communicatie met de politiek, die hen niet begrijpt. De ambtenaren geven advies A, de politiek geeft mogelijkheid B en uiteindelijk krijg je een beslissing die ertussenin ligt en waar niemand blij mee is.”

Wat is de belangrijkste reden dat u bij L&R bent aangenomen als businessmanager?

“Mijn politieke ervaring speelde natuurlijk een belangrijke rol, en ik ben een handige tussenpersoon tussen gemeente en universiteit. Ik ken het politieke landschap en de gemeente weet mij ook makkelijk te vinden. Maar ook het feit dat ik bij L&R heb gestudeerd en een eigen bedrijf heb gehad in composietmaterialen speelt mee. Dat bedrijf heb ik verkocht toen ik wethouder van economische zaken werd. Het bestaat nog steeds en een studiegenoot van mij, David Manten, is nu de directeur.”

U bent de eerste businessmanager op de TU. Waarom stelt L&R zo iemand aan?

“Het doel van de TU om meer kennis naar buiten te brengen en de markt op te gaan is bij L&R al langer ingeburgerd. In de geschiedenis van de faculteit zijn altijd verkoopbare dingen ontstaan waarbij iedereen zich meteen iets kan voorstellen. Het heeft altijd iets met een vliegtuig te maken.”

Wat doet u als businessmanager?

“Ik ben directeur van vliegsimulator Simona en van Asti, het nieuwe bedrijf in het L&R-gebouw dat software voor vliegtuigen ontwikkelt. Simona moet veel meer gebruikt worden. Daarvoor moet ik meer klanten van buiten de universiteit binnenhalen. Met enkele universiteiten in Duitsland maken we vorderingen. Voor twee onderzoeksopdrachten voor de Joint Strike Fighter is de simulator ook nodig. De JSF-voorstellen van de TU liggen nu in Washington ter goedkeuring.

Voor Asti, dat in de opstartfase zit, probeer ik geschikte onderzoekers te vinden. Daarvoor bezoek ik bijvoorbeeld afstudeerpraatjes van studenten, om te kijken of er talent bijzit.”

U bent nu vijf maanden aan het werk. Hoe staan de zaken?

“Het is lastig als Nederlandse universiteit om in de vliegtuigindustrie een voet aan de grond te krijgen. Vooral Amerikaanse bedrijven zijn sinds 11 september terughoudend met het delen van kennis. Ook bij de Airbus, een Europees project, was dit lastig. Zelfs met een product als glare, dat nergens anders dan aan de TU te krijgen was, zijn jaren voorbij gegaan voordat de opdracht binnen was.

Toch krijgen we wel opdrachten binnen. Vorige week zat ik nog in de vliegsimulator met zakenman Roel Pieper, voormalig Philips-directeur. Hij wil in Europa een nieuw zakenvliegtuig introduceren, de Eclipse 500. In Amerika is dat door de tweede man van Microsoft op de markt gebracht en de heren kennen elkaar nog van vroeger. De bedoeling is dat wij in de verdere ontwikkeling van het vliegtuig bijdragen. We hebben het stuurprogramma vorige week in de simulator geladen en alvast samen een rondje gevlogen.”

WIE IS MEINE OOSTEN?

Met in totaal veertien jaar ervaring in de D66-fractie in Delft is ir. Meine Oosten (40) het politieke dier binnen Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Oosten gaf in april dit jaar zijn politieke loopbaan als wethouder op om bij zijn ware thuis, de L&R-faculteit waar hij in 1992 afstudeerde, aan de slag te kunnen als kennisventer, of liever: businessmanager.

Zes jaar lang bestierde hij bij de gemeente Economische Zaken en Financiën, waarbij hij onder meer de portefeuille Kennisstad Delft beheerde. Ook was hij twee jaar cultuurwethouder. Oosten is nu de telefonische ingang van gemeente naar universiteit en omgekeerd, dankzij wie de contacten gesmeerder moeten lopen.

Het zaken doen is Oosten niet vreemd, want al vlot na zijn studie startte hij zijn eigen bedrijf in de ontwikkeling en verkoop van deze composieten, die nu veel in de vliegtuigbouw worden toegepast.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.