Opinion

Schakeljaar in plaats van schakelminor

Prof.dr.ir. Klaas van Breugel is bezorgd over de kwaliteit van een generieke schakelminor, schreef hij in Delta 12. Zowel hbo’ers als het afnemende veld zijn meer gebaat bij een schakeljaar.

Onder de kop ‘Pas op voor de verandercultuur’ (Delta 12) gaf ik onlangs blijk van mijn zorg over de gevolgen van steeds weer nieuwe veranderingen voor de kwaliteit van het onderwijs. De directe aanleiding voor mijn artikel was de ontwikkeling van een generieke schakelminor voor optimale doorstroom van het hbo naar de TU Delft. Collega Klein Woud reageerde op mijn artikel in Delta 14. Volgens het intro van zijn artikel zou hij ernstig met mij van mening verschillen. Maar na lezing van zijn reactie moest ik vaststellen dat de zaak waar het mij om ging, vrijwel onaangeroerd was gebleven. Mijn punt was dat de invoering van veranderingen in het onderwijs steeds gepaard gaat met de belofte van winst, maar dat het in de waarneming van velen vaak uitdraait op verlies. Ik vrees dat de invoering van een generieke schakelminor ons uiteindelijk ook geen winst zal opleveren. Ik eindigde mijn artikel daarom met de opmerking dat het tijd was voor een ‘winstwaarschuwing’. Wat is het geval?

In de afgelopen jaren hebben opeenvolgende veranderingen er toe geleid dat straks een negenjarige havo+hbo-opleiding toegang geeft tot een masteropleiding, en daarmee gelijkwaardig wordt gesteld aan de eveneens negenjarige vwo+bsc-opleiding, mits de hbo’er tijdens zijn opleiding een generieke schakelminor van ongeveer dertig ECTS heeft gevolgd. In mijn bijdrage heb ik deze gelijkwaardigheid betwijfeld. Maar volgens Klein Woud is de kwaliteit van de opleiding gewaarborgd en is het te eenvoudig om uitsluitend naar de studieduur te kijken.

Met deze opmerkingen is mijn zorg echter niet weggenomen. Eerlijk gezegd is juist het omgekeerde het geval. De reden voor mijn zorg kan ik niet beter onder woorden brengen dan met een citaat uit Klein Wouds bijdrage: ‘In de huidige situatie richt het schakelprogramma zich niet op het bereiken van alle kwalificaties van het TU-bachelordiploma. Het schakelprogramma is zo ingericht, dat de hbo-bachelor alleen kennis en vaardigheden verwerft die een succesvolle studie van een mastervariant mogelijk maken. Hij bereikt niet de breedte en diepgang die vereist zijn voor een bachelordiploma en dat diploma krijgt hij ook niet. Na het succesvol volgen van het schakelprogramma plus de masteropleiding, krijgt hij uiteraard wel het TU-diploma.’

Zo hard als het hier staat heb ik het in mijn artikel niet durven opschrijven. Maar het staat er echt: niet alle kwalificaties van een bacheloropleiding, niet de breedte en niet de diepgang van een bacheloropleiding, maar wel het masterdiploma. Voor een winstwaarschuwing lijkt het inmiddels te laat. Men heeft het verlies al genomen.

Het gaat mij niet om een eenvoudige vergelijking van de duur van twee verschillende opleidingstrajecten, maar om de inhoud ervan. Ter compensatie van wat hbo’ers missen, zouden ze kunnen bogen op een flinke praktijkervaring. Maar praktijkervaring is nu juist iets waarmee een hbo’er zich onderscheidt van een wo’er. Die ervaring is nooit bedoeld als compensatie voor afwezige diepgang en breedte. Ook zouden hbo-studenten zeer gemotiveerd zijn. Ik onderschrijf dat onmiddellijk . ik ben zelf ook hbo’er – maar ik herinner mij dat die motivatie juist gericht was op het verwerven van meer diepgang en meer breedte. Beluister ik de huidige generatie hbo’ers goed, dan is hun motivatie nog precies dezelfde. En daarom zeggen ze: “Geef ons maar een schakeljaar. De deficiënties op het gebied van wiskunde en mechanica zijn echt veel meer dan een schakelprogramma van dertig ECTS nu suggereert.”

Luister ik vervolgens naar het afnemende veld, dan vraagt ook dat om verdieping en om het vermogen om breed, interdisciplinair inzetbaar te zijn. Tijdens een internationaal forum in Sjanghai van presidenten van universiteiten in China, Japan, de VS, Frankrijk en Duitsland, ging het om het type problemen waar technische universiteiten zich op zouden moeten concentreren en het type ingenieur dat daarvoor nodig is: diepgang en vermogen om in de breedte van je vakgebied en daarbuiten interdisciplinair te opereren. Een opleidingstraject dat wordt gekenmerkt door minder kwalificaties, minder diepgang en minder breedte resulteert niet in een profiel waar hier om wordt gevraagd. Integendeel. Alles overziende komt het mij voor dat, met het oog op de toekomst, zowel hbo’ers als het afnemende veld veel meer gebaat zijn bij een schakeljaar dan bij een generieke schakelminor. Dit zal niet stroken met de uitgangspunten die aan de ontwikkeling van een generieke schakelminor ten grondslag liggen. Maar waarom zou je je vrijwillig de gevangene maken van deze uitgangspunten als er een goed alternatief binnen handbereik ligt?

Prof.dr.ir. Klaas van Breugel is opleidingsdirecteur van civiele techniek.

Het gaat mij niet om een eenvoudige vergelijking van de duur van twee verschillende opleidingstrajecten, maar om de inhoud ervan

Onder de kop ‘Pas op voor de verandercultuur’ (Delta 12) gaf ik onlangs blijk van mijn zorg over de gevolgen van steeds weer nieuwe veranderingen voor de kwaliteit van het onderwijs. De directe aanleiding voor mijn artikel was de ontwikkeling van een generieke schakelminor voor optimale doorstroom van het hbo naar de TU Delft. Collega Klein Woud reageerde op mijn artikel in Delta 14. Volgens het intro van zijn artikel zou hij ernstig met mij van mening verschillen. Maar na lezing van zijn reactie moest ik vaststellen dat de zaak waar het mij om ging, vrijwel onaangeroerd was gebleven. Mijn punt was dat de invoering van veranderingen in het onderwijs steeds gepaard gaat met de belofte van winst, maar dat het in de waarneming van velen vaak uitdraait op verlies. Ik vrees dat de invoering van een generieke schakelminor ons uiteindelijk ook geen winst zal opleveren. Ik eindigde mijn artikel daarom met de opmerking dat het tijd was voor een ‘winstwaarschuwing’. Wat is het geval?

In de afgelopen jaren hebben opeenvolgende veranderingen er toe geleid dat straks een negenjarige havo+hbo-opleiding toegang geeft tot een masteropleiding, en daarmee gelijkwaardig wordt gesteld aan de eveneens negenjarige vwo+bsc-opleiding, mits de hbo’er tijdens zijn opleiding een generieke schakelminor van ongeveer dertig ECTS heeft gevolgd. In mijn bijdrage heb ik deze gelijkwaardigheid betwijfeld. Maar volgens Klein Woud is de kwaliteit van de opleiding gewaarborgd en is het te eenvoudig om uitsluitend naar de studieduur te kijken.

Met deze opmerkingen is mijn zorg echter niet weggenomen. Eerlijk gezegd is juist het omgekeerde het geval. De reden voor mijn zorg kan ik niet beter onder woorden brengen dan met een citaat uit Klein Wouds bijdrage: ‘In de huidige situatie richt het schakelprogramma zich niet op het bereiken van alle kwalificaties van het TU-bachelordiploma. Het schakelprogramma is zo ingericht, dat de hbo-bachelor alleen kennis en vaardigheden verwerft die een succesvolle studie van een mastervariant mogelijk maken. Hij bereikt niet de breedte en diepgang die vereist zijn voor een bachelordiploma en dat diploma krijgt hij ook niet. Na het succesvol volgen van het schakelprogramma plus de masteropleiding, krijgt hij uiteraard wel het TU-diploma.’

Zo hard als het hier staat heb ik het in mijn artikel niet durven opschrijven. Maar het staat er echt: niet alle kwalificaties van een bacheloropleiding, niet de breedte en niet de diepgang van een bacheloropleiding, maar wel het masterdiploma. Voor een winstwaarschuwing lijkt het inmiddels te laat. Men heeft het verlies al genomen.

Het gaat mij niet om een eenvoudige vergelijking van de duur van twee verschillende opleidingstrajecten, maar om de inhoud ervan. Ter compensatie van wat hbo’ers missen, zouden ze kunnen bogen op een flinke praktijkervaring. Maar praktijkervaring is nu juist iets waarmee een hbo’er zich onderscheidt van een wo’er. Die ervaring is nooit bedoeld als compensatie voor afwezige diepgang en breedte. Ook zouden hbo-studenten zeer gemotiveerd zijn. Ik onderschrijf dat onmiddellijk . ik ben zelf ook hbo’er – maar ik herinner mij dat die motivatie juist gericht was op het verwerven van meer diepgang en meer breedte. Beluister ik de huidige generatie hbo’ers goed, dan is hun motivatie nog precies dezelfde. En daarom zeggen ze: “Geef ons maar een schakeljaar. De deficiënties op het gebied van wiskunde en mechanica zijn echt veel meer dan een schakelprogramma van dertig ECTS nu suggereert.”

Luister ik vervolgens naar het afnemende veld, dan vraagt ook dat om verdieping en om het vermogen om breed, interdisciplinair inzetbaar te zijn. Tijdens een internationaal forum in Sjanghai van presidenten van universiteiten in China, Japan, de VS, Frankrijk en Duitsland, ging het om het type problemen waar technische universiteiten zich op zouden moeten concentreren en het type ingenieur dat daarvoor nodig is: diepgang en vermogen om in de breedte van je vakgebied en daarbuiten interdisciplinair te opereren. Een opleidingstraject dat wordt gekenmerkt door minder kwalificaties, minder diepgang en minder breedte resulteert niet in een profiel waar hier om wordt gevraagd. Integendeel. Alles overziende komt het mij voor dat, met het oog op de toekomst, zowel hbo’ers als het afnemende veld veel meer gebaat zijn bij een schakeljaar dan bij een generieke schakelminor. Dit zal niet stroken met de uitgangspunten die aan de ontwikkeling van een generieke schakelminor ten grondslag liggen. Maar waarom zou je je vrijwillig de gevangene maken van deze uitgangspunten als er een goed alternatief binnen handbereik ligt?

Prof.dr.ir. Klaas van Breugel is opleidingsdirecteur van civiele techniek.

Het gaat mij niet om een eenvoudige vergelijking van de duur van twee verschillende opleidingstrajecten, maar om de inhoud ervan

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.