Education

Onderdeelscommissie: ‘Belang van het IRI en reactor wordt onderschat’

Wat heeft de toekomst in petto voor het IRI? Wordt het een faciliterende instelling of blijft het instituut in afgeslankte vorm op dezelfde voet doorgaan? Eén ding staat wel vast: bij beide opties zullen er ontslagen vallen.

/strong>

Of ze dan wel gewoon door mochten blijven werken, vroeg een aantal IRI-medewerkers. Hen was verzocht om over vrijwillige FPU na te denken. Vanwege de op handen zijnde reorganisatie zijn er 38 medewerkers gepolst of ze ‘van dit recht gebruik willen maken’, 22 daarvan hebben een aanbod gekregen. Volgens Menno Blaauw, voorzitter van de onderdeelscommissie van het IRI, toont dit antwoord dat medewerkers erg toegewijd zijn aan hun onderzoek. “De plannen voor reorganisatie komen dan ook hard aan.”

Volgens het nieuwe allocatiemodel genereerde het IRI te weinig inkomsten uit de tweede en derde geldstroom. Bezuinigingen waren daarom noodzakelijk. Een commissie onder leiding van prof. Carel Luyben, decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen, heeft de situatie van het IRI onderzocht. In zijn tussenrapportage stelt de professor dat de reactor blijft gehandhaafd en komt dan tot twee scenario’s. De eerste is: het afgeslankte IRI wordt een faciliterende instelling waar voor de diensten wordt betaald. Het onderzoek kan dan ondergebracht worden bij TNW. In het tweede scenario blijft het IRI % ook in afgeslankte vorm – zoals het is, maar dan moet het veel meer geld generen uit de tweede en derde geldstroom. Blaauw: “Na twee of drie jaar moet dan bekeken worden wat dat heeft opgeleverd. Alleen is wel de vraag wanneer die periode ingaat: nu of na de reorganisatie.”

Blaauw vindt dat Luyben de situatie bij het IRI scherp en genuanceerd analyseert. Ook vindt hij hem eerlijk. “Alle stukken benadrukken dat de reactor van het IRI van nationaal belang is en daarom moet blijven. Bij de presentatie van de tussenrapportage in de ondernemingsraad gaf Luyben aan dat daar toch twijfels over zijn. Hij verwacht dat de reactor na die periode van drie jaar toch dichtgaat.”

De waardering voor Luybens eerlijkheid impliceert niet dat hij het met hem eens is. “Het IRI heeft de enige universitaire onderzoeksreactor van Nederland. Het is een faciliteit waar alle Nederlandse universiteiten gebruik van kunnen maken. Vanuit Den Haag krijgt de TU Delft zelfs extra geld voor beheer van de reactor. Alleen is dat geld niet meer geoormerkt. Het zit verwerkt in de ‘vaste voet’, een bedrag dat alle universiteiten krijgen. Wij kunnen het daarom niet precies aanwijzen.”
Neutronenbronnen

In het wetenschappelijk onderzoek is volgens Blaauw de taak van de reactor wel gewijzigd. “Eerst speelde deze een belangrijke rol bij het beantwoorden van fundamentele vragen, nu bij het testen van nieuwe materialen. Nieuwe materialen worden in economisch opzicht echter steeds belangrijker. In de VS, Duitsland en Japan worden daarom drie nieuwe neutronenbronnen % kosten een miljard euro per stuk – gebouwd. Daarnaast staat het onderzoek naar kernenergie, zoals de kernfusie, momenteel op een laag pitje, maar dat kan onverwacht veranderen. Als je dan geen onderzoeksreactor meer hebt, mis je de boot.”

Verder speelt de Delftse reactor een rol bij het verkrijgen van experimenteertijd in de grote neutronenbronnen in Frankrijk, Zwitserland en Engeland. ,,Er is een scherpe concurrentie om die dure experimenteertijd. Als je in het netwerk zit en al gelijksoortige experimenten hebt uitgevoerd, heb je meer kans om toegang te krijgen.”

Maar voorlopig staat toch nog niet vast dat de reactor gesloten wordt? “Nee, maar het is belangrijk af en toe mensen aan de waarde te herinneren van het IRI en de reactor.”

Over de beide opties van Luyben heeft Blaauw zijn twijfels. ,,Bij alle twee verdwijnen er zo’n zeventig arbeidsplaatsen. Een deel daarvan komt in aanmerking voor wachtgeld. Dat is wel een besparing voor het IRI, maar niet voor de TU.” Als het IRI een faciliterende instelling wordt, dan moeten derden voor de diensten gaan betalen. “Die kunnen dan terecht roepen dat zij al betalen voor de reactor via de extra bijdrage die de TU uit Den Haag krijgt.” De optie om meer geld uit de tweede of derde geldstroom te genereren, heeft volgens Blaauw ook zijn beperkingen. “Er zit een grens aan wat we met onze faciliteiten uit het bedrijfsleven kunnen halen.”

Eind maart komt Luyben met zijn eindrapportage. Blaauw verwacht dat die niet sterk zal afwijken van het tussenrapport. “Maar we wachten af. Misschien komen ze wel met een aangename verrassing.”

Wat heeft de toekomst in petto voor het IRI? Wordt het een faciliterende instelling of blijft het instituut in afgeslankte vorm op dezelfde voet doorgaan? Eén ding staat wel vast: bij beide opties zullen er ontslagen vallen.

Of ze dan wel gewoon door mochten blijven werken, vroeg een aantal IRI-medewerkers. Hen was verzocht om over vrijwillige FPU na te denken. Vanwege de op handen zijnde reorganisatie zijn er 38 medewerkers gepolst of ze ‘van dit recht gebruik willen maken’, 22 daarvan hebben een aanbod gekregen. Volgens Menno Blaauw, voorzitter van de onderdeelscommissie van het IRI, toont dit antwoord dat medewerkers erg toegewijd zijn aan hun onderzoek. “De plannen voor reorganisatie komen dan ook hard aan.”

Volgens het nieuwe allocatiemodel genereerde het IRI te weinig inkomsten uit de tweede en derde geldstroom. Bezuinigingen waren daarom noodzakelijk. Een commissie onder leiding van prof. Carel Luyben, decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen, heeft de situatie van het IRI onderzocht. In zijn tussenrapportage stelt de professor dat de reactor blijft gehandhaafd en komt dan tot twee scenario’s. De eerste is: het afgeslankte IRI wordt een faciliterende instelling waar voor de diensten wordt betaald. Het onderzoek kan dan ondergebracht worden bij TNW. In het tweede scenario blijft het IRI % ook in afgeslankte vorm – zoals het is, maar dan moet het veel meer geld generen uit de tweede en derde geldstroom. Blaauw: “Na twee of drie jaar moet dan bekeken worden wat dat heeft opgeleverd. Alleen is wel de vraag wanneer die periode ingaat: nu of na de reorganisatie.”

Blaauw vindt dat Luyben de situatie bij het IRI scherp en genuanceerd analyseert. Ook vindt hij hem eerlijk. “Alle stukken benadrukken dat de reactor van het IRI van nationaal belang is en daarom moet blijven. Bij de presentatie van de tussenrapportage in de ondernemingsraad gaf Luyben aan dat daar toch twijfels over zijn. Hij verwacht dat de reactor na die periode van drie jaar toch dichtgaat.”

De waardering voor Luybens eerlijkheid impliceert niet dat hij het met hem eens is. “Het IRI heeft de enige universitaire onderzoeksreactor van Nederland. Het is een faciliteit waar alle Nederlandse universiteiten gebruik van kunnen maken. Vanuit Den Haag krijgt de TU Delft zelfs extra geld voor beheer van de reactor. Alleen is dat geld niet meer geoormerkt. Het zit verwerkt in de ‘vaste voet’, een bedrag dat alle universiteiten krijgen. Wij kunnen het daarom niet precies aanwijzen.”
Neutronenbronnen

In het wetenschappelijk onderzoek is volgens Blaauw de taak van de reactor wel gewijzigd. “Eerst speelde deze een belangrijke rol bij het beantwoorden van fundamentele vragen, nu bij het testen van nieuwe materialen. Nieuwe materialen worden in economisch opzicht echter steeds belangrijker. In de VS, Duitsland en Japan worden daarom drie nieuwe neutronenbronnen % kosten een miljard euro per stuk – gebouwd. Daarnaast staat het onderzoek naar kernenergie, zoals de kernfusie, momenteel op een laag pitje, maar dat kan onverwacht veranderen. Als je dan geen onderzoeksreactor meer hebt, mis je de boot.”

Verder speelt de Delftse reactor een rol bij het verkrijgen van experimenteertijd in de grote neutronenbronnen in Frankrijk, Zwitserland en Engeland. ,,Er is een scherpe concurrentie om die dure experimenteertijd. Als je in het netwerk zit en al gelijksoortige experimenten hebt uitgevoerd, heb je meer kans om toegang te krijgen.”

Maar voorlopig staat toch nog niet vast dat de reactor gesloten wordt? “Nee, maar het is belangrijk af en toe mensen aan de waarde te herinneren van het IRI en de reactor.”

Over de beide opties van Luyben heeft Blaauw zijn twijfels. ,,Bij alle twee verdwijnen er zo’n zeventig arbeidsplaatsen. Een deel daarvan komt in aanmerking voor wachtgeld. Dat is wel een besparing voor het IRI, maar niet voor de TU.” Als het IRI een faciliterende instelling wordt, dan moeten derden voor de diensten gaan betalen. “Die kunnen dan terecht roepen dat zij al betalen voor de reactor via de extra bijdrage die de TU uit Den Haag krijgt.” De optie om meer geld uit de tweede of derde geldstroom te genereren, heeft volgens Blaauw ook zijn beperkingen. “Er zit een grens aan wat we met onze faciliteiten uit het bedrijfsleven kunnen halen.”

Eind maart komt Luyben met zijn eindrapportage. Blaauw verwacht dat die niet sterk zal afwijken van het tussenrapport. “Maar we wachten af. Misschien komen ze wel met een aangename verrassing.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.