De Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wil dat alle resultaten van wetenschappers met een NWO-beurs vanaf volgend jaar publiek toegankelijk zijn.
Dat liet voorzitter Jos Engelen op 2 november weten. De NWO is de grootste Nederlandse subsidieverstrekker, en deelt onder meer de prestigieuze veni-, vidi- en vici-beursen uit.
<![CDATA[
]]>Als het aan Engelen ligt, worden alle wetenschappelijke
artikelen voortaan gelijk na publicatie openbaar. Omdat hij inziet dat dit
problemen kan opleveren, pleit hij voor een algemene, openbare database waarin
artikelen een half jaar na het verschijnen worden vrijgegeven. Dit alles gaat
in tegen het beleid van wetenschappelijke toptijdschriften zoals Nature en
Science.
Volgens Engelen is
het hoog tijd dat niet de wetenschappers maar dit soort journals zich gaan
aanpassen. “Tijdschriften als Nature en Science kunnen blijven bestaan, maar ze
moeten hun business model veranderen. Laten ze niet langer arbitraire abonnementskosten
rekenen, maar wetenschappers een betaling voor hun publicatie vragen.”, aldus
de NWO-voorzitter.
Op de vraag of hij de
vrees van sommige wetenschappers deelt dat het publiceren in open access
tijdschriften minder impact heeft, antwoord Engelen: “Ik weet niet hoe groot
dit probleem in de praktijk is, maar daarom moeten gevestigde wetenschappers –
zoals Spinoza-winnaars – het goede voorbeeld geven. Ik begrijp best dat een
promovendus liefst in een toptijdschrift wil publiceren, ongeacht of het open
access is of niet. Toch denk ik dat het mogelijk is om de omslag te maken.”
Elizabeth Koier van
het Promovendi Netwerk Nederland ziet nog wel enkele haken en ogen. “In veel
vakgebieden zijn nog geen open access-tijdschriften die in hoog aanzien staan,
terwijl het bij het aanvragen van een onderzoeksbeurs wel belangrijk is dat je
in goede tijdschriften hebt gepubliceerd. Daarom zullen promovendi
traditioneler zijn dan hun professoren; daar worden ze op afgerekend. Als NWO
bijvoorbeeld een lijst met open access-equivalenten van toptijdschriften
opstelt en daar bij de selectie ook naar handelt, dan zou het ook voor
promovendi prima zijn. ”
Zijn idee was eigenlijk bedoeld om tijd te besparen bij het nakijken van opdrachten. Maar al snel bleek dat ook de studenten van Mathijs de Weerdt erg enthousiast waren over het computerprogramma dat hun opdrachten automatisch test en tegelijkertijd feedback genereert. De docent algoritmiek van de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica bedacht een ict-toepassing waardoor studenten dag en nacht hun opdrachten via Blackboard kunnen insturen. “Een paar minuten nadat de studenten hun oplossing hebben verstuurd, krijgen ze al een reactie. Daarmee kunnen ze vervolgens hun oplossing aanpassen en daarna kunnen ze rustig gaan slapen”, zegt De Weerdt.
Vooral die snelle reactie en het gemak dat je op elk gewenst moment oplossingen kunt insturen, maakt het automatische test- en feedbacksysteem van De Weerdt populair onder studenten. Codes die ze insturen worden niet alleen getest. Ook eventuele fouten koppelt het systeem terug en waar mogelijk geeft het programma zelfs tips.
Het programma van De Weerdt is een van de tientallen ict-toepassingen die het afgelopen anderhalf jaar op de TU Delft zijn ingevoerd in het kader van het zogeheten Grassroots-project. Een Grassroot is een kleinschalig en laagdrempelig onderwijsproject. Het is bedoeld om docenten te stimuleren om op een creatieve manier gebruik te maken van de mogelijkheden van ict in het onderwijs.
Geïnspireerd door het succes van dit soort projecten in Canada besloot het ministerie van onderwijs enkele jaren geleden om Grassroots ook in Nederland op te zetten. In 2006 gingen de eerste projecten van start op de faculteit Techniek, Bestuur en Management. Door de positieve ervaringen besloot de TU het uit te breiden naar alle faculteiten.
Inmiddels hebben ruim zestig docenten het Grassroots-project aangegrepen om met ict-middelen hun colleges en practica uitdagender, boeiender en interactiever te maken. Voor elk succesvol project werden de docenten beloond met duizend euro. Dat bedrag mochten zij vervolgens binnen hun sectie besteden aan onderwijsgerelateerde zaken, bijvoorbeeld aan de Grassroot zelf.
Tijdwinst
“De deelnemende docenten hebben enorm veel nieuwe, interessante dingen gedaan met ict”, zegt drs. Sofia Dopper, een van de projectleiders van Grassroots. Samen met Gerwin Pols coördineerde zij afgelopen jaar het Grassroots-project. “De docenten moeten hun Grassroots zelf bedenken en uitvoeren. Wel hebben we de docenten met ideeën die op elkaar aansloten bij elkaar in themagroepen geplaatst. In totaal waren er zes themagroepen die regelmatig bij elkaar kwamen.”
Die samenwerking leverde volgens Dopper veel nieuwe ideeën op. In veel gevallen bleek dat de docenten op zoek waren naar oplossingen voor dezelfde onderwijsproblemen, zoals tijdgebrek of het vinden van manieren om complexe theorieën begrijpelijk te maken tijdens hoorcolleges.
Zo was de themagroep elektronisch toetsen van Mathijs de Weerdt vooral bezig met het bedenken van ict-toepassingen die tijdwinst kunnen opleveren. Zijn groep ontwikkelde digitale toetsen in de hoop de last van het nakijken, beoordelen en administreren te beperken. Hoewel de gewenste tijdwinst niet altijd behaald werd, zijn zowel docenten als studenten zeer te spreken over de projecten.
Ook het gebruik van discussiefora levert tijdwinst op, zo ontdekten de docenten in de themagroep social software. Met social software verwerven, creëren én delen studenten kennis. Bekende vormen van social software zijn chat, forum en wiki. Marc Reunis, voormalig docent luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, gebruikt het discussieforum van Blackboard in zijn onderwijs. Op het forum discussiëren zijn studenten over vakinhoudelijke onderwerpen en geven ze elkaar feedback op opdrachten en papers. De studenten zijn op die manier betrokken bij elkaars leerproces. Een voordeel hiervan is dat ze de stof intensiever verwerken. Door mee te kijken op het forum kan Reunis het niveau van de studenten goed beoordelen. Bovendien levert het forum hem tijdswinst op, omdat de studenten pas aan de bel trekken als ze elkaar niet meer kunnen helpen.
Dit samenwerkend leren met behulp van ict-middelen is volgens projectleider Dopper een van de doelstellingen van het Grassroots-project. Dopper: “Alle projecten zijn uiteindelijk gericht op het leerproces van studenten. Tijd die docenten besparen door de inzet van ict-middelen kunnen ze vervolgens besteden aan het geven van individuele feedback aan studenten.”
Dopper is ervan overtuigd dat de Grassroots-projecten bijdragen aan een betere kwaliteit van het onderwijs aan de TU Delft. “Veel projecten dagen studenten uit om beter hun best te doen. Dat betekent dat je met ict-middelen dus meer uit de studenten kan halen. Daardoor wordt het onderwijsrendement hoger.”
Een mooi voorbeeld is volgens haar het gebruik van laptops tijdens de colleges. Zo schuift docent beleidsanalyse Erik Pruyt hoorcollege en practicum in elkaar door studenten tijdens het college problemen te laten modelleren op hun laptop. Dopper: “Ik vind het fantastisch dat je met het gebruik van laptops er voor kan zorgen dat een zaal van 150 studenten hoorcollege en practicum tegelijkertijd volgt. Eerder was de kennis uit een hoorcollege allang weggezakt als de studenten moesten beginnen aan hun practicum. En nu kan een docent precies zien waar de studenten vastlopen. Je kunt dus in een kortere tijd veel meer uit de studenten halen. Ook zie je meteen waar problemen ontstaan. Wat begrijpen de studenten wel en wat niet?”
Online colleges
Het feit dat 95 procent van de studenten tegenwoordig over een laptop beschikt, inspireerde de docenten in de werkgroep online colleges om ict-toepassingen te bedenken voor het stimuleren van zelfstudie. Zo besloten ze online instructiefilmpjes beschikbaar te stellen en kwamen er online videocolleges. Deze toepassingen kosten de docent nauwelijks extra tijd en de winst is groot. Studenten begrijpen de vaak complexe leerstof beter. En ze gaan, vaker dan voorheen, thuis met de materie aan de slag.
Wel is het voor docenten soms even wennen om een weblecture te geven. Een docent die zijn studenten in de zaal altijd weet te boeien, kan voor de camera in een studio opeens tegen problemen aan lopen. Omdat er geen communicatie over en weer is, wordt een weblecture al snel saai. Sommige docenten losten dit op door het college gewoon met publiek op te nemen.
Studenten blijken de online colleges erg te waarderen. Het grootste voordeel is dat ze nooit meer een college hoeven te missen. Trein gemist of ziek op bed, het college kan altijd gevolgd worden. Bovendien vinden ze het een handig naslagwerk bij het leren voor een tentamen. Ze kunnen ingewikkelde lessen eindeloos herhalen, totdat ze de stof beheersen.
Hoewel studenten nu dus colleges vanuit hun studentenkamer kunnen volgen, worden ze nog wel steeds verwacht in de collegezaal. Het liefst met laptop en al. Docenten uit de themagroep laptops in het onderwijs experimenteerden op verschillende manieren met het gebruik van laptops in hoorcolleges. Dr. Tomas Klos, docent binnen de faculteit EWI, gebruikte E-votingapparatuur in zijn colleges logica. Met zogenaamde clickers kunnen studenten tijdens het college hun stem uitbrengen en vragen beantwoorden. Volgens Klos leidt dit tot levendige discussies onder de studenten.
Het gebruik van laptops in het onderwijs levert echter niet alleen voordelen op. Docenten lopen nogal eens tegen praktische problemen aan. Een college duurt minimaal anderhalf uur, maar de accu’s van de meeste studentenlaptops houden dat niet vol. En ook bij een computercrash zal de docent terug moeten vallen op zijn oude vertrouwde manier van lesgeven. Bovendien lopen niet alle studenten warm voor veelvuldig gebruik van de laptop. In een evaluatie van een van de projecten kwam naar voren dat een derde van de studenten liever minder gebruik maakt van zijn laptop.
Van weerstand onder studenten merkten de docenten van de themagroep games en simulaties weinig. Zij laten studenten op speelse wijze ervaren hoe abstracte systemen in de praktijk werken. Hiermee wisten zij het begrip van complexe materie te verbeteren. En daarmee bereikten ze één van de doelstellingen van het Grassroots-project.
Studenten krijgen met games en simulaties meer grip op de werkelijkheid. Zo ontwikkelde Laurens de Vries, docent bij de sectie energie & industrie, een game waarbij studenten de energiemarkt beter leren begrijpen. In teams nemen de studenten besluiten over investeringen en biedingen. Wat hun concurrenten doen, kunnen ze volgen via internet. De Vries ziet een duidelijk verschil met vroeger. Studenten krijgen het basisconcept van de energiemarkt sneller onder de knie.
Dat niet alle studenten direct enthousiast zijn over een Grassroots-project, merkten de docenten uit de themagroep smartboards. Op een smartboard, een digitaal schoolbord, kunnen studenten gezamenlijk aan opdrachten werken. Sommige studenten reageren echter onwennig op het werken met zo’n smartboard. Ze weten niet altijd hoe het werkt en de angst om fouten te maken voor de groep maakte sommige studenten afwachtend. Volgens Niki Frantzeskaki, een van de docenten, verdwijnen die nadelen als ze eenmaal op gang zijn. Studenten nemen dan zelfs actiever deel aan de lessen.
Deze maand wordt het Grassroots-project 2007–2008 afgesloten. Dit betekent niet dat ict weer uit het onderwijs verdwijnt. In tegendeel, zegt projectleider Dopper. “Bijna alle docenten gaan door met hun project. Ze willen hun toepassingen optimaliseren, verfijnen of ze gaan iets nieuws uitproberen binnen hun sectie. We hopen natuurlijk op een sneeuwbaleffect. Dat docenten de middelen in andere vakken gaan toepassen. En dat andere docenten door de successen ook enthousiast worden.”
Dyslexie
Een van de speerpunten binnen het Grassroots-project was dyslexie. Zo’n vijfhonderd studenten binnen de TU zijn dyslectisch. Zij hebben meer moeite met het volgen van colleges omdat ze het tempo minder goed kunnen bijhouden. Ook is tegelijkertijd luisteren en aantekeningen maken voor hen lastiger. Online colleges zijn een uitkomst voor deze studenten.
Docenten van het mastervak digital signal processing namen hun colleges op met Collegerama en plaatsten deze online op Blackboard. Studenten konden hierdoor op ieder gewenst moment het college onderbreken om aantekeningen te maken. Ook konden ze moeilijke stukken nog eens in hun eigen tempo doornemen.
Volgens Geert Leus, een van de docenten, vonden studenten het geweldig dat ze de lessen konden herbekijken. Dit gold overigens niet alleen voor dyslectische studenten. Leus merkte dat de kennis van het vak bij alle studenten hoger lag dan in voorgaande jaren.
Het Grassroots-project 2007-2008 wordt op donderdag 29 januari feestelijk afgesloten met een seminar. Docenten laten zien op welke vernieuwende manieren ze de afgelopen anderhalf jaar ict in hun onderwijs hebben gebruikt. Er zijn interessante sprekers, verrassende workshops en de dag wordt afgesloten met een borrel. Docenten en andere belangstellenden zijn van harte welkom. Deelname aan het seminar is gratis, maar er is een maximum van 150 deelnemers.
<![CDATA[
]]>Als het aan Engelen ligt, worden alle wetenschappelijke
artikelen voortaan gelijk na publicatie openbaar. Omdat hij inziet dat dit
problemen kan opleveren, pleit hij voor een algemene, openbare database waarin
artikelen een half jaar na het verschijnen worden vrijgegeven. Dit alles gaat
in tegen het beleid van wetenschappelijke toptijdschriften zoals Nature en
Science.
Volgens Engelen is
het hoog tijd dat niet de wetenschappers maar dit soort journals zich gaan
aanpassen. “Tijdschriften als Nature en Science kunnen blijven bestaan, maar ze
moeten hun business model veranderen. Laten ze niet langer arbitraire abonnementskosten
rekenen, maar wetenschappers een betaling voor hun publicatie vragen.”, aldus
de NWO-voorzitter.
Op de vraag of hij de
vrees van sommige wetenschappers deelt dat het publiceren in open access
tijdschriften minder impact heeft, antwoord Engelen: “Ik weet niet hoe groot
dit probleem in de praktijk is, maar daarom moeten gevestigde wetenschappers –
zoals Spinoza-winnaars – het goede voorbeeld geven. Ik begrijp best dat een
promovendus liefst in een toptijdschrift wil publiceren, ongeacht of het open
access is of niet. Toch denk ik dat het mogelijk is om de omslag te maken.”
Elizabeth Koier van
het Promovendi Netwerk Nederland ziet nog wel enkele haken en ogen. “In veel
vakgebieden zijn nog geen open access-tijdschriften die in hoog aanzien staan,
terwijl het bij het aanvragen van een onderzoeksbeurs wel belangrijk is dat je
in goede tijdschriften hebt gepubliceerd. Daarom zullen promovendi
traditioneler zijn dan hun professoren; daar worden ze op afgerekend. Als NWO
bijvoorbeeld een lijst met open access-equivalenten van toptijdschriften
opstelt en daar bij de selectie ook naar handelt, dan zou het ook voor
promovendi prima zijn. ”
Comments are closed.