Er is niets mis met onze grondhouding tegenover techniek. Oké, velen vinden biotechnologie eng (stier Herman!). En scholieren – àls ze al wiskunde in hun pakket hebben – vinden een technische studie in toenemende mate te moeilijk.
En in menige concerntop halen de directeuren met een meester- of doctor(andus)-titel hogere salarissen dan ingenieurs. Toch hebben Nederlanders, vergeleken met andere EU-landen, de meeste belangstelling voor uitvindingen en technologiën.
Zo luidt, kort samengevat, de conclusie van techniek-historicus prof.dr.ir. Harry Lintsen op een bijeenkomst, vorige week woensdag in De Balie in Amsterdam, die draaide om de vraag: ‘Is Nederland bang voor techniek?’
De discussie ging gepaard met de presentatie van het laatste deel van de zesdelige serie ‘Geschiedenis van de Techniek in Nederland’, dat handelt over maatschappelijke omwentelingen als gevolg van technische en industriële veranderingen in de vorige eeuw. Hoofdredacteur Lintsen heeft met zo’n kleine veertig medeauteurs en redacteuren de serie standaardwerken, met de subtitel ‘De wording van een moderne sameleving 1800-1890’, in anderhalf jaar tijd het levenlicht doen aanschouwen.
Globaal komen Lintsen en de zijnen tot de conclusie dat het beeld van Nederland in de vorige eeuw als een ingedut koopliedenlandje bevolkt door Droogstoppels en Jan Salies, geenszins klopt. En dat ook het imago van Groot-Brittannië als de voorloper in de Industriële Revolutie, meer te danken is aan een ,,geweldige publiciteitsstunt” tijdens de eerste Wereldtentoonstelling van 1851 in Crystal Palace.
Monstrums
Nederlanders waren weliswaar niet de uitvinders van stoommachines, of andere apparaten die de take off naar het industrie-tijdperk in het Verenigd Koninkrijk veroorzaakten, maar wel slim in het aanpassen van nieuwe technieken in lokale omstandigheden. Zo is het eigenlijk heel verklaarbaar dat hier ten lande tot 1850 nauwelijks stoommachines – volgens sommigen hèt symbool van technische vooruitgang – voorkwamen. Stoommachines in Engeland waren ,,technische monstrums, grote grove steenkool vretende machines”, die dienden om water uit mijnen op te pompen. Aan deze kant van de Noordzee waren nauwelijks mijnen en de elegante en goedkope windmolen deed het hier prima, stelt Lintsen c.s.
De gave van ondernemers uit dit land om vondsten uit het buitenland over te nemen en aan te passen, uit zich ook in bijvoorbeeld het succes van Antoon Jurgens uit Oss met de Franse uitvinding van margarine. En in de grootscheepse produktie bij Philips van gloeilampen, een uitvinding waaraan door een aantal buitenlanders was gewerkt, waaronder Edison.
Maar hoe zit het nou anno nu? In Nederland wordt toch eindeloos gemekkerd over dijkverzwaring totdat de dijk bij Ochten bijna met het kwelwater wegspoelt? En die Betuwelijn, die had er toch eigenlijk al kunnen liggen, net als de vijfdebaan van mainport Schiphol? Zijn de langdurige discussies daarover geen uitingen van techniekangst?
Nee, antwoordt Lintsen. De bewoners van het noordelijke deel der Lage Landen maken zich wel druk over grootschalige infrastructurele werken, maar ,,wie dat een anti-technische houding noemt, slaat de plank volledig mis. Een dergelijke kritische opstelling tegenover techniek kan alleen toegejuicht worden. Het kan ons een hoop ellende besparen, zoals ook de geschiedenis leert. Nederlanders hebben een goede traditie in het kritisch volgen van de techniek en dat moet zo blijven.”
Blunder
Lintsen, die zowel in Eindhoven als in Delft is aangesteld als hoogleraar techniekgeschiedenis, toonde zich overigens wel ‘verbaasd’ dat de publieke opinie de uitbreiding van Schiphol en de aanleg van de Betuwelijn nu zonder grote strubbelingen accepteert. Misschien komt het door de intensieve lobby door mensen als voormalig minister van economische zaken dr. J.E. Andriessen (dezelfde die ooit de vreesde dat Nederlanders lijden aan ‘techniekfobie’), veronderstelde Lintsen. Andriessen is voorzitter van ‘Nederland distributieland’, ,,een club die geweldig veel moeite doet om kritische burgers te omzeilen”, beweerde Lintsen.
Zelf zijn kritische grondhouding demonstrerend, voegde de techniekhistoricus daar aan toe: ,,Ik ga me in die hele Schipholkwestie verdiepen. Ik denk dat de luchthavenuitbreiding dé blunder van de twintigste eeuw wordt. Om in het dichtbevolkte centrum van Nederland een mainport te realiseren … Nou ja, het is in feite al besloten. Het gaat nu allemaal makkelijker dan zo’n tien jaar geleden. Dat betreur ik.”
Techno-mafia
Secretaris-generaal van Economische Zaken prof.mr. L.A. Geelhoed, die net deel zes in ontvangst had genomen, hoorde het allemaal met een verbeten blik aan. Al die ‘indianenverhalen’ over ,,een techno-mafia die grote projecten door de strot wil wringen”, die zijn uit de lucht gegrepen, aldus de topambtenaar. En toen een panellid opperde dat wellicht niet goed genoeg gekeken was naar een ‘opschaling’ van vervoer per binnenschip als alternatief voor de Betuwelijn, reageerde Geelhoed boos met: ,,Meneer, u moet uw stukken lezen”, en gooide demonstratief zijn papieren op de grond.
Geelhoed, een man die niet de reputatie heeft van een aartsoptimist als het om de toekomst van de economie gaat, was niet ingenomen met de constatering van Lintsen en zijn medeauteurs dat Nederlanders geen afkeer van techniek zouden hebben. We zijn dan misschien niet bang, erg gretig zijn we nou ook niet. In ‘het schip van de economie’ is het in de machinekamer redelijk rustig, op de brug wat drukker (,,want we willen allemaal meesturen”) en aan de wal overbevolkt met de alfa’s en gamma’s van de consultancy-bureaus.
Met enig afgrijzen in zijn stem memoreerde Geelhoed dat nog niet zo lang geleden tijdens de discussie over de maatschappelijke gevolgen van chip-technologie, een politicusgeopperd had belasting te heffen op micro-elektronica. En dat als summum van benauwd protectionistisch denken, er stemmen opgingen het kabeltje dat bij Sluis de grens over kwam, met ‘verderfelijke’ tv-programma’s uit Luxemburg, maar niet door te trekken.
In technologiebeleid moet je je richten op de mondiale concurrentie, stelde Geelhoed. ,,We moeten daarom meer gretigheid in techniek ten toon spreiden, zodat de economie verder gestimuleerd wordt. Net als een eeuw gelden. Dat heb ik van deel zes geleerd.”
Er is niets mis met onze grondhouding tegenover techniek. Oké, velen vinden biotechnologie eng (stier Herman!). En scholieren – àls ze al wiskunde in hun pakket hebben – vinden een technische studie in toenemende mate te moeilijk. En in menige concerntop halen de directeuren met een meester- of doctor(andus)-titel hogere salarissen dan ingenieurs. Toch hebben Nederlanders, vergeleken met andere EU-landen, de meeste belangstelling voor uitvindingen en technologiën.
Zo luidt, kort samengevat, de conclusie van techniek-historicus prof.dr.ir. Harry Lintsen op een bijeenkomst, vorige week woensdag in De Balie in Amsterdam, die draaide om de vraag: ‘Is Nederland bang voor techniek?’
De discussie ging gepaard met de presentatie van het laatste deel van de zesdelige serie ‘Geschiedenis van de Techniek in Nederland’, dat handelt over maatschappelijke omwentelingen als gevolg van technische en industriële veranderingen in de vorige eeuw. Hoofdredacteur Lintsen heeft met zo’n kleine veertig medeauteurs en redacteuren de serie standaardwerken, met de subtitel ‘De wording van een moderne sameleving 1800-1890’, in anderhalf jaar tijd het levenlicht doen aanschouwen.
Globaal komen Lintsen en de zijnen tot de conclusie dat het beeld van Nederland in de vorige eeuw als een ingedut koopliedenlandje bevolkt door Droogstoppels en Jan Salies, geenszins klopt. En dat ook het imago van Groot-Brittannië als de voorloper in de Industriële Revolutie, meer te danken is aan een ,,geweldige publiciteitsstunt” tijdens de eerste Wereldtentoonstelling van 1851 in Crystal Palace.
Monstrums
Nederlanders waren weliswaar niet de uitvinders van stoommachines, of andere apparaten die de take off naar het industrie-tijdperk in het Verenigd Koninkrijk veroorzaakten, maar wel slim in het aanpassen van nieuwe technieken in lokale omstandigheden. Zo is het eigenlijk heel verklaarbaar dat hier ten lande tot 1850 nauwelijks stoommachines – volgens sommigen hèt symbool van technische vooruitgang – voorkwamen. Stoommachines in Engeland waren ,,technische monstrums, grote grove steenkool vretende machines”, die dienden om water uit mijnen op te pompen. Aan deze kant van de Noordzee waren nauwelijks mijnen en de elegante en goedkope windmolen deed het hier prima, stelt Lintsen c.s.
De gave van ondernemers uit dit land om vondsten uit het buitenland over te nemen en aan te passen, uit zich ook in bijvoorbeeld het succes van Antoon Jurgens uit Oss met de Franse uitvinding van margarine. En in de grootscheepse produktie bij Philips van gloeilampen, een uitvinding waaraan door een aantal buitenlanders was gewerkt, waaronder Edison.
Maar hoe zit het nou anno nu? In Nederland wordt toch eindeloos gemekkerd over dijkverzwaring totdat de dijk bij Ochten bijna met het kwelwater wegspoelt? En die Betuwelijn, die had er toch eigenlijk al kunnen liggen, net als de vijfdebaan van mainport Schiphol? Zijn de langdurige discussies daarover geen uitingen van techniekangst?
Nee, antwoordt Lintsen. De bewoners van het noordelijke deel der Lage Landen maken zich wel druk over grootschalige infrastructurele werken, maar ,,wie dat een anti-technische houding noemt, slaat de plank volledig mis. Een dergelijke kritische opstelling tegenover techniek kan alleen toegejuicht worden. Het kan ons een hoop ellende besparen, zoals ook de geschiedenis leert. Nederlanders hebben een goede traditie in het kritisch volgen van de techniek en dat moet zo blijven.”
Blunder
Lintsen, die zowel in Eindhoven als in Delft is aangesteld als hoogleraar techniekgeschiedenis, toonde zich overigens wel ‘verbaasd’ dat de publieke opinie de uitbreiding van Schiphol en de aanleg van de Betuwelijn nu zonder grote strubbelingen accepteert. Misschien komt het door de intensieve lobby door mensen als voormalig minister van economische zaken dr. J.E. Andriessen (dezelfde die ooit de vreesde dat Nederlanders lijden aan ‘techniekfobie’), veronderstelde Lintsen. Andriessen is voorzitter van ‘Nederland distributieland’, ,,een club die geweldig veel moeite doet om kritische burgers te omzeilen”, beweerde Lintsen.
Zelf zijn kritische grondhouding demonstrerend, voegde de techniekhistoricus daar aan toe: ,,Ik ga me in die hele Schipholkwestie verdiepen. Ik denk dat de luchthavenuitbreiding dé blunder van de twintigste eeuw wordt. Om in het dichtbevolkte centrum van Nederland een mainport te realiseren … Nou ja, het is in feite al besloten. Het gaat nu allemaal makkelijker dan zo’n tien jaar geleden. Dat betreur ik.”
Techno-mafia
Secretaris-generaal van Economische Zaken prof.mr. L.A. Geelhoed, die net deel zes in ontvangst had genomen, hoorde het allemaal met een verbeten blik aan. Al die ‘indianenverhalen’ over ,,een techno-mafia die grote projecten door de strot wil wringen”, die zijn uit de lucht gegrepen, aldus de topambtenaar. En toen een panellid opperde dat wellicht niet goed genoeg gekeken was naar een ‘opschaling’ van vervoer per binnenschip als alternatief voor de Betuwelijn, reageerde Geelhoed boos met: ,,Meneer, u moet uw stukken lezen”, en gooide demonstratief zijn papieren op de grond.
Geelhoed, een man die niet de reputatie heeft van een aartsoptimist als het om de toekomst van de economie gaat, was niet ingenomen met de constatering van Lintsen en zijn medeauteurs dat Nederlanders geen afkeer van techniek zouden hebben. We zijn dan misschien niet bang, erg gretig zijn we nou ook niet. In ‘het schip van de economie’ is het in de machinekamer redelijk rustig, op de brug wat drukker (,,want we willen allemaal meesturen”) en aan de wal overbevolkt met de alfa’s en gamma’s van de consultancy-bureaus.
Met enig afgrijzen in zijn stem memoreerde Geelhoed dat nog niet zo lang geleden tijdens de discussie over de maatschappelijke gevolgen van chip-technologie, een politicusgeopperd had belasting te heffen op micro-elektronica. En dat als summum van benauwd protectionistisch denken, er stemmen opgingen het kabeltje dat bij Sluis de grens over kwam, met ‘verderfelijke’ tv-programma’s uit Luxemburg, maar niet door te trekken.
In technologiebeleid moet je je richten op de mondiale concurrentie, stelde Geelhoed. ,,We moeten daarom meer gretigheid in techniek ten toon spreiden, zodat de economie verder gestimuleerd wordt. Net als een eeuw gelden. Dat heb ik van deel zes geleerd.”
![](https://delta.tudelft.nl/wp-content/uploads/2023/08/Delta_favicon.png)
Comments are closed.