Of het nu de Top 2000, het Nederlands elftal, de taalontwikkeling van zijn tweejarig zoontje of computervirussen zijn; Rob Kooij ziet overal complexe netwerken.
Niet gek voor een hoogleraar robustness of complex networks. Maar Kooij is niet bang voor zijsporen: hij ontwikkelde games en leerde Chinees én jongleren in het circus.
Verstoringen in netwerken kunnen grote maatschappelijke gevolgen hebben, zei u half oktober in uw intree-rede. U noemde de brand in de Vodafone-centrale eerder dit jaar, waardoor dik één miljoen mensen een week lang niet konden bellen. Hoe kunt u ervoor zorgen dat zoiets niet meer gebeurt?
“Met onze rekenmethodieken kunnen we netwerken ontwerpen die bijna niet kwetsbaar zijn, zodat je kunt uitsluiten wat er bij Vodafone gebeurde. In de praktijk betekent dit dat je redundantie aanbrengt in zo’n netwerk. Je zorgt dat sommige dingen in het netwerk twee keer voorkomen. Zodat je een back-up hebt.”
Nog een centrale bouwen is duur.
“Dat is precies de discussie. Het is helemaal niet moeilijk om ervoor te zorgen dat netwerken bestand zijn tegen calamiteiten. Dan moet je alles dubbel doen, of driedubbel, maar dat is inderdaad duur. Het aardige van het voorbeeld van Vodafone is: je kunt een ander mobiel netwerk gebruiken. Je kunt zeggen: laten we met elkaar afspreken dat als Vodafone eruit ligt, dat die dan even via KPN mag en andersom. Om elkaars verkeer op te vangen, gaan ze allebei een beetje hun netwerken upgraden. In het tijdschrift van het ministerie van Veiligheid en Justitie heb ik laatst een rekenvoorbeeld gegeven van hoe beide netwerken zo robuuster worden.”
U rekent aan cybersecurity en zei in uw oratie dat er maar bar weinig bekend is over de effectiviteit van antivirussoftware. Is dat niet zorgwekkend?
“Cybercrime is een probleem dat zich heel ver uitstrekt. Hoe effectief antivirussoftware is, weten we niet. Hoeveel van de malware wordt tegengehouden? Bedrijven zijn karig in het delen van informatie, maar het is geen heel hoog percentage. Dat vind ik gevaarlijk. Dat er geld van je rekening wordt gehaald, is relatief onschuldig. Tot nu toe krijg je dat wel weer terug van de bank. Maar ergere dingen kunnen ook. Je kunt hele landen en infrastructuren platleggen.”
Bij de TU kon een op hol geslagen systeem het hele netwerk urenlang platleggen. Daar was niet eens kwade opzet in het spel.
“Daaraan zag je dat we helemaal afhankelijk zijn van een systeem waarvan we niet precies weten hoe het opereert en aan elkaar hangt. Gaat er een keer per ongeluk iets mis, dan kan het al uit de hand lopen. Wij proberen digitale systemen te doorgronden. Wat zijn de elementen in het systeem, hoe hangen ze samen, wat gebeurt er als ik een deel uit zet?”
U hebt met twee antivirusbedrijven een projectvoorstel ingediend bij NWO. Wat behelst dat onderzoek?
“Wij hebben nu een abstract model van hoe virussen zich verspreiden. Daar zitten veel niet-gevalideerde aannames is. Wij vooronderstellen bijvoorbeeld dat alle computers dezelfde antivirussoftware draaien. Dat moeten we realistischer maken, door rekening te houden met echte gegevens. Zodat we een toegepast model krijgen waar je echt wat aan hebt.”
Dus de bedrijven die meedoen in dit project hebben niks aan dat model?
“Nog niet, maar een antivirusbedrijf vindt het ook niet erg als er veel computers zijn besmet. Als ik iets geniaals ontdek waardoor er nooit meer computervirussen zijn, dan hoef ik waarschijnlijk niet bij hen aan te komen.”
Waarom werken jullie dan samen?
“Ik ga het malware-probleem in brede zin niet oplossen, ik ga onderzoeken hoe het contactnetwerk van invloed is op de verspreiding van virussen. Natuurlijk met als doel inzicht krijgen, zodat er wat er aan gedaan kan worden. Voor antivirusbedrijven is het interessant om te weten hoe ze bepaalde netwerkconnecties moeten instellen om bepaalde effecten te bewerkstelligen. De twee bedrijven waar wij mee werken, vinden het bovendien bijzonder fijn om in één adem genoemd te worden met de TU. Voor ons is het leuk dat ze meedoen, want zij weten hoe malware werkt en zij hebben de data.”
U rekent ook aan smart grids. Binnen die toekomstige, complexe energienetwerken kan een heleboel misgaan, lijkt me.
“Er komen meer energiebronnen bij, mensen gaan hun eigen energie produceren en de rol van ict wordt veel groter. Het wordt zeker een ingewikkelder verhaal. Dus is het een interessante vraag hoe betrouwbaar dat netwerk wordt. Binnen het project Robusmart kijken we naar de beschikbaarheid van het netwerk, afhankelijk van zijn structuur. Concreet analyseren mijn studenten en ik in hoeverre wij door de structuur van het netwerk te analyseren in staat zijn om de meest kwetsbare elementen in het netwerk te identificeren. En dan: wat kunnen we doen om die kwetsbaarheid te verlagen?”
U houdt van samenwerken, met alle denkbare mensen en partijen. Kinderen, studenten, gepensioneerden, professionals uit allerlei richtingen.
“De mensen maken het leven interessant, veel meer dan de technologie. Technologie raakt het hart niet. Voor de TU heb ik ooit eens een project bedacht, Sense your World, waarbij internationale PhD’s hun familie filmden. Dat is een waanzinnig document geworden. We hadden bijvoorbeeld een jongen uit Ethiopië. Dan zie je ineens een hut ergens op de hoogvlakte. En een moeder in een traditioneel gewaad. Wat is er allemaal veranderd in één generatie, zeg? Dat vind ik een mooi verhaal. Daarnaast is werken met jonge mensen het leukste wat er is. Ze hebben er zin in, werken hard, zijn slim. En ze kunnen mij helpen met het uitwerken van mijn ideeën.”
Ideeën hebt u genoeg. U bedacht een game, die patiënten kunnen spelen in de tandartsstoel en een game die je speelt tijdens het zappen op een digitale tv.
“Ideeën heb ik constant, ja. Het idee voor de game in de tandartsstoel ontstond toen ik zelf in zo’n stoel lag voor een wortelkanaalbehandeling. Op het plafond boven me stond een zoekplaatje. Ik dacht: wow, dit biedt mij iets, dit helpt mij. Ongeveer anderhalf jaar geleden heb ik dit idee aangeboden aan een groep bachelorstudenten. Zij hebben een prototype ontworpen op de pc. Nadat Metro over dit project had geschreven, werd ik benaderd door twee tandartspraktijken die interesse hadden. Toen hebben we besloten hiermee in onze eigen tijd verder te gaan. Vorige week heb ik het prototype gezien dat een gamebouwer voor ons gemaakt heeft. Helemaal te gek, met een virtual reality-bril. Ik volg mijn ideeën steeds meer, ook al lijken ze zinloos. Zoals met de Top 2000. Van alle titels uit de Top 2000 heb ik met een paar collega’s een netwerkje gemaakt, ik houd immers van netwerken. Noem eens een songtitel.”
Paradise by the dashboard light.
“Paradise by the dashboard light. Light my fire. Fire and rain. Rain in the morning. Morning has broken. Ik heb me de vraag gesteld: hoeveel liedjes kan ik met de eerste en de laatste woorden aan elkaar plakken? Ik moest dat weten. Het langste pad blijkt 29 titels lang. Het artikel daarover verschijnt in december in de Wiskrant, vlak voordat de Top 2000 op tv komt. Ik wil daarbij zijn, ik wil een keer met mijn snoet op tv. Dat vind ik kicken. Waarom? I don’t know. Toepassing? Ik zie het niet direct. Maar het is toch leuk?”
Muziek is uw passie. U speelt zelf gitaar. Was het conservatorium iets voor u geweest?
“Ik heb erover getwijfeld, maar besloot wiskunde te gaan studeren. Ik weet niet of ik het conservatorium had aangekund. Hoe dan ook blijft muziek samen met sport mijn passie. Liefst speel ik iedere dag. Met mijn vrouw, die zingt tweede stem. Bij TNO ben ik programma-manager ‘vitale ict’ en heb ik twintig projecten onder me. Eens in het jaar maak ik een overzichtje van hoe die projecten ervoor staan. Dit jaar wilde ik eens iets anders, dus heb ik het in liedvorm gedaan: van elk project een coupletje op rijm, op het nummer ‘You’re gonna make me lonesome when you go’ van Bob Dylan. Ik houd van spelen met vorm.”
U hebt ook het Nederlands elftal als complex netwerk onderzocht. U ziet overal complexe netwerken, lijkt het wel.
“Klopt. Mijn zoontje is bijna drie en leert woordjes. Die staan eerst op zichzelf. Ineens kunnen peuters zinnen maken, woorden met elkaar verbinden, later zinnen met elkaar verbinden en verhalen vertellen. Zo ontstaat een netwerk. Ik heb inmiddels nagevraagd of al eens is onderzocht hoe dat soort netwerken zich in de tijd vergroten, of we daar modellen voor hebben. Het mooie van hoogleraar zijn is dat mij zoveel middelen ter beschikking staan. Zo zijn er altijd studenten die projecten willen doen, vast ook met dit onderwerp.”
U hebt veel interesses. Wat is de gemene deler?
“Ogenschijnlijk is die er niet, ik ben de enige verbinding. Na mijn promotie ben ik twee jaar in China geweest. Daar heb ik een opleiding tot jongleur gevolgd, in het circus. Dat heeft weinig te maken met wat ik nu doe. Het was een passie. Mensen waarschuwden me dat ik mijn carrière weggooide, dat het een heel slechte zet was. Maar zelf had ik geen zorgen. Ik zie het als een kracht om dit soort keuzes te maken en ik weet zeker dat ik nog steeds tot dat soort keuzes in staat ben. Dat is toch de vrijheid die we hebben als mensen? Als ik een raar idee heb, dan heb ik er vertrouwen in dat het past en dat het niet tegen me zal werken. Dat is geen logica, maar gevoel. Er komt ooit een situatie waarin die ervaring van pas komt. Ik was in 1994 in China, toen nog niemand er was. Nu heeft iedereen het over China en ik spreek Chinees. Dat komt vast een keer van pas. In China heb ik opgetreden voor drieduizend mensen. Dat komt nu goed uit. Op het podium staan vind ik lekker, daar heb ik het naar mijn zin. Wat dat betreft zie ik mezelf steeds minder als een bèta en steeds meer als een performer.”
CV
Prof.dr.ir. Rob Kooij (Schiedam, 1963) hield op 17 oktober zijn intreerede ‘Overal netwerken? Reken maar!’. Hij studeerde wiskunde in Delft en in 1993 promoveerde hij bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica. Daarna vertrok Kooij voor twee jaar naar China, onder meer voor een opleiding aan de circusschool van Nanjing. Kooij was tijdens zijn promotie begonnen met jongleren en wilde ‘gewoon heel goed worden’. Terugblikkend bekent hij dat zijn jaar in China hem niet veel beter had gemaakt. Wel leerde hij Chinees. Terug in Nederland ging Kooij aan de slag bij KPN Research, dat later opging in TNO ICT. In 1999 wilde hij iets naast zijn werk bij TNO doen. Hij ging werken voor het adviesbureau van een vriend.
Toen daar het werk opdroogde, keerde hij in 2005 als universitair hoofddocent in deeltijd terug bij de TU Delft. In 2009 werd hij benoemd tot professor.
Comments are closed.