Prof.dr.ir. M. de Bruin, wetenschappelijk directeur van het Interfacultair Reactor Instituut (IRI), heeft er niet wakker van gelegen, maar is blij dat hij het geld gekregen heeft van de universiteitsraad.
De toegewezen 250-duizend gulden gedurende vijf jaar is hard nodig om extra personeel te kunnen betalen. Personeel dat nodig voor de uitbreiding van het neutronenbundelonderzoek.
Het zag er een week geleden nog niet zo rooskleurig uit voor het neutronenbundelonderzoek. Het geld dat nodig is voor de uitbreiding van de betreffende groep vormde een knelpunt op de begroting van 1995. Zowel u-raadsfractie DB als TH Akkoord stonden kritisch tegenover de toekenning.
Een week later was de kogel toch door de kerk. Een goede lobby? ,,Ik lobby niet”, zegt De Bruin vriendelijk maar resoluut. ,,Je moet de zaken duidelijk maken. Misverstanden ophelderen. Lobbyen doe je in een politieke organisatie. Hier binnen de TU moet de discussie op puur inhoudelijke gronden gevoerd worden.”
,,Het was bij de u-raadsfracties onvoldoende duidelijk dat het om een opdracht van buitenaf ging en niet iets was wat het IRI per se zelf wilde. NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, red.) had het college van bestuur namelijk gevraagd of het IRI het onderzoek op zich kon nemen. Zo’n opdracht kun je niet naast je neerleggen vinden wij, daar moet je op ingaan. En om dergelijk extra onderzoek niet ten koste te laten gaan van andere IRI-taken was geld nodig voor extra mensen. Het kostte maar een paar minuten om dat aan de fracties uit te leggen.”
De Bruin zit ook in de Adviesraad Technologiebeleid, maar die heeft zich niet over dit project uitgelaten. ,,Deze commissie is er meer voor de grotere lijnen dan voor afzonderlijke onderzoeken. Maar als er over het IRI gesproken zou worden, dan was ik even de deur uitgelopen. Je komt zo snel in een onzuivere positie. Net zo goed als dat ik, omdat ik op de lijst van TH-akkoord sta, met deze fractie minder goed over belangen van het IRI kan praten.”
Paus
Vroeger verzorgde zowel het IRI als het Energie Centrum Nederland (ECN) een deel van het neutronenbundelonderzoek. Beide instituten leverden de faciliteiten en expertise voor alle Nederlandse maar ook buitenlandse onderzoekers die daar een beroep op deden. Vaak zijn dat materiaalkundigen of vaste stof fysici. ,,We doen ook zelf mee aan het onderzoek. Dat is belangrijk anders word je als de paus die over geboortenbeperking praat”, vindt De Bruin.
In 1991 besloot het ECN de wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van universiteiten te verminderen en hun deel van het neutronenbundelonderzoek af te stoten. NWO heeft toen een commissie ingesteld om te kijken of Nederland zonder dit deel van het onderzoek kon en kwam tot de conclusie dat dat niethet geval was. Zij gaf twee adviezen over hoe het verder moest met het onderzoek: ofwel de activiteiten bij het ECN toch weer versterken onder wetenschappelijke verantwoordelijkheid van het IRI, ofwel het onderzoek bij het IRI uitbreiden en de toegang tot buitenlandse faciliteiten vergroten.
Al snel bleek dat de eerste optie veel te duur was aangezien er dan een volledige groep mensen bij ECN aangesteld moest worden. NWO vroeg het cvb daarom om te kijken of het tweede alternatief wel haalbaar was.
Door middel van een contract met de Engelse neutronenbron in Daresbury is reeds aan de eis van vergroting van toegang tot buitenlandse faciliteiten voldaan. Enkele miljoenen guldens voor apparatuur is verzameld uit verschillende fondsen. Het IRI zelf steekt twee miljoen in de versnelde bouw van een experimenteerhal, waarmee rond de jaarwisseling begonnen wordt.
Dat het IRI ineens zo’n groot bedrag op kan hoesten komt door zijn investeringsbeleid. ,,Het IRI hangt aan goede instrumenten”, verklaart De Bruin. ,,Zonder dat hebben wij geen bestaansrecht. Daarom wordt ieder jaar een belangrijk deel van het budget apart gezet voor grote investeringen. Daar wordt nu ook de hal van betaald.”
Sinds vorige week is ook één en een kwart miljoen gulden van de TU binnen. ,,Als het niet gelukt dit geld te krijgen en het voorstel was in de u-raad op redelijke gronden afgeketst, dan had ik me erbij neergelegd en hadden we gewoon naar een andere oplossing moeten zoeken. Meestal als we wat willen, dan lukt dat ook wel.”
Koekoeksjong
Men vergeet wel eens wat de rol van het IRI is, meent De Bruin. ,,Het IRI is er voor heel Nederland. We verzorgen onderwijs, leveren faciliteiten en expertise en vormen een thuisbasis voor internationaal onderzoek aan de grote buitenlandse reactorinstituten. We hebben hier vier hoogleraren die buiten Delft onderwijs verzorgen, waarvan ik er zelf één ben, als deeltijdhoogleraar in Utrecht.” Dat onderwijs berekent het IRI volgens De Bruin overigens lang niet altijd door. ,,Op de TU wordt alles wat los en vast zit doorberekend. Wij doen dat niet. Dat onderwijs hoort gewoon bij onze taak.”
De Bruin is van huis uit chemisch technoloog van Delftse makelij en al sinds zijn afstuderen aan het IRI verbonden. Hij heeft nog meegemaakt dat het IRI een interuniversitair instituut was. In de tijd dat de politiek interuniversitaire instituten maar ongrijpbaar vond en deze onder wilde brengen bij universiteiten, was De Bruin dekaan van het IRI.
,,De TU kreeg het instituut in haar maag gesplitst en was daar niet blij mee, hoewel het instituut zijn eigen budget meebracht.” De Bruin, die toen de onderhandelingen met de TU moest voeren, heeft geen goede herinneringen aan die tijd overgehouden. ,,Als ik slecht getafeld heb, denk ik er nog wel eens aan terug hoe het instituut waar wij in geloofden behandeld werd als een koekoeksjong. Maar die situatie is gelukkig veranderd.” Hij heeft zich na de onderhandelingen een jaar teruggetrokken in zijn onderzoeksgroep. Toen de interim-manager de zaakjes afgehandeld had, is De Bruingevraagd of hij de functie van wetenschappelijk directeur wilde vervullen.
De wettelijke regeling voor interfacultaire instituten schrijft een hiërarchische gestructureerde organisatie voor. De Bruin is daar niet ontevreden over. Niet zonder trots vermeldt hij dat uit een recent onderzoek naar de arbeidsbeleving op het IRI uitwees dat de mensen in zijn organisatie zich daarin minstens net zo lekker voelen als onder een meer democratische organisatie. ,,Je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat je informatievoorziening minstens net zo goed blijft en ook goed naar je mensen blijft luisteren. Daarom gaat de directie onder andere ieder jaar ook een keer koffie drinken bij alle afdelingen.”
De Bruin wijst erop dat het in geval van het IRI ook wel erg belangrijk is dat de verantwoordelijkheden duidelijk liggen. ,,Zaken als reactor en veiligheid lenen zich niet voor discussies in raden.” Uit het onderzoek bleek dat mensen met problemen op het werk als eerste naar hun directe chef stappen. ,,Dat is een goed teken. Als er geen duidelijke chef zou zijn moet dat via medezeggenschapscommissies of het informele circuit, wat minder goed werkt.”
De Bruin heeft in de loop der jaren alle hoeken van het instituut gezien. Eerst als onderzoeker, toen als hoofd van een onderzoeksgroep, daarna als dekaan en ten slotte als wetenschappelijk directeur. ,,Ik heb het altijd zo druk met nieuwe dingen dat ik geen tijd heb gehad voor een midlife crisis.”
Het onderzoek verlaten was voor De Bruin niet zo’n probleem. ,,Daar was ik destijds wel aan toe. Het is ook allemaal heel geleidelijk gegaan. Maar op internationale wetenschappelijke conferenties herkennen ze je toch heel snel niet meer.” En ook moet De Bruin wel toegeven dat het doen van onderzoek dichter bij hobbyen kwam dan het lezen van de stapels papieren die nu in een hoek van zijn bureau liggen ter voorbereiding van de vergaderingen. ,,Maar daar komen andere dingen voor in de plaats. Het leiden van een organisatie als deze is een vak apart. Ik schrijf nu artikelen over het managen van instituten. Zo heb ik toch nog wat te vertellen.”
Prof.dr.ir. M. de Bruin, wetenschappelijk directeur van het Interfacultair Reactor Instituut (IRI), heeft er niet wakker van gelegen, maar is blij dat hij het geld gekregen heeft van de universiteitsraad. De toegewezen 250-duizend gulden gedurende vijf jaar is hard nodig om extra personeel te kunnen betalen. Personeel dat nodig voor de uitbreiding van het neutronenbundelonderzoek.
Het zag er een week geleden nog niet zo rooskleurig uit voor het neutronenbundelonderzoek. Het geld dat nodig is voor de uitbreiding van de betreffende groep vormde een knelpunt op de begroting van 1995. Zowel u-raadsfractie DB als TH Akkoord stonden kritisch tegenover de toekenning.
Een week later was de kogel toch door de kerk. Een goede lobby? ,,Ik lobby niet”, zegt De Bruin vriendelijk maar resoluut. ,,Je moet de zaken duidelijk maken. Misverstanden ophelderen. Lobbyen doe je in een politieke organisatie. Hier binnen de TU moet de discussie op puur inhoudelijke gronden gevoerd worden.”
,,Het was bij de u-raadsfracties onvoldoende duidelijk dat het om een opdracht van buitenaf ging en niet iets was wat het IRI per se zelf wilde. NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, red.) had het college van bestuur namelijk gevraagd of het IRI het onderzoek op zich kon nemen. Zo’n opdracht kun je niet naast je neerleggen vinden wij, daar moet je op ingaan. En om dergelijk extra onderzoek niet ten koste te laten gaan van andere IRI-taken was geld nodig voor extra mensen. Het kostte maar een paar minuten om dat aan de fracties uit te leggen.”
De Bruin zit ook in de Adviesraad Technologiebeleid, maar die heeft zich niet over dit project uitgelaten. ,,Deze commissie is er meer voor de grotere lijnen dan voor afzonderlijke onderzoeken. Maar als er over het IRI gesproken zou worden, dan was ik even de deur uitgelopen. Je komt zo snel in een onzuivere positie. Net zo goed als dat ik, omdat ik op de lijst van TH-akkoord sta, met deze fractie minder goed over belangen van het IRI kan praten.”
Paus
Vroeger verzorgde zowel het IRI als het Energie Centrum Nederland (ECN) een deel van het neutronenbundelonderzoek. Beide instituten leverden de faciliteiten en expertise voor alle Nederlandse maar ook buitenlandse onderzoekers die daar een beroep op deden. Vaak zijn dat materiaalkundigen of vaste stof fysici. ,,We doen ook zelf mee aan het onderzoek. Dat is belangrijk anders word je als de paus die over geboortenbeperking praat”, vindt De Bruin.
In 1991 besloot het ECN de wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van universiteiten te verminderen en hun deel van het neutronenbundelonderzoek af te stoten. NWO heeft toen een commissie ingesteld om te kijken of Nederland zonder dit deel van het onderzoek kon en kwam tot de conclusie dat dat niethet geval was. Zij gaf twee adviezen over hoe het verder moest met het onderzoek: ofwel de activiteiten bij het ECN toch weer versterken onder wetenschappelijke verantwoordelijkheid van het IRI, ofwel het onderzoek bij het IRI uitbreiden en de toegang tot buitenlandse faciliteiten vergroten.
Al snel bleek dat de eerste optie veel te duur was aangezien er dan een volledige groep mensen bij ECN aangesteld moest worden. NWO vroeg het cvb daarom om te kijken of het tweede alternatief wel haalbaar was.
Door middel van een contract met de Engelse neutronenbron in Daresbury is reeds aan de eis van vergroting van toegang tot buitenlandse faciliteiten voldaan. Enkele miljoenen guldens voor apparatuur is verzameld uit verschillende fondsen. Het IRI zelf steekt twee miljoen in de versnelde bouw van een experimenteerhal, waarmee rond de jaarwisseling begonnen wordt.
Dat het IRI ineens zo’n groot bedrag op kan hoesten komt door zijn investeringsbeleid. ,,Het IRI hangt aan goede instrumenten”, verklaart De Bruin. ,,Zonder dat hebben wij geen bestaansrecht. Daarom wordt ieder jaar een belangrijk deel van het budget apart gezet voor grote investeringen. Daar wordt nu ook de hal van betaald.”
Sinds vorige week is ook één en een kwart miljoen gulden van de TU binnen. ,,Als het niet gelukt dit geld te krijgen en het voorstel was in de u-raad op redelijke gronden afgeketst, dan had ik me erbij neergelegd en hadden we gewoon naar een andere oplossing moeten zoeken. Meestal als we wat willen, dan lukt dat ook wel.”
Koekoeksjong
Men vergeet wel eens wat de rol van het IRI is, meent De Bruin. ,,Het IRI is er voor heel Nederland. We verzorgen onderwijs, leveren faciliteiten en expertise en vormen een thuisbasis voor internationaal onderzoek aan de grote buitenlandse reactorinstituten. We hebben hier vier hoogleraren die buiten Delft onderwijs verzorgen, waarvan ik er zelf één ben, als deeltijdhoogleraar in Utrecht.” Dat onderwijs berekent het IRI volgens De Bruin overigens lang niet altijd door. ,,Op de TU wordt alles wat los en vast zit doorberekend. Wij doen dat niet. Dat onderwijs hoort gewoon bij onze taak.”
De Bruin is van huis uit chemisch technoloog van Delftse makelij en al sinds zijn afstuderen aan het IRI verbonden. Hij heeft nog meegemaakt dat het IRI een interuniversitair instituut was. In de tijd dat de politiek interuniversitaire instituten maar ongrijpbaar vond en deze onder wilde brengen bij universiteiten, was De Bruin dekaan van het IRI.
,,De TU kreeg het instituut in haar maag gesplitst en was daar niet blij mee, hoewel het instituut zijn eigen budget meebracht.” De Bruin, die toen de onderhandelingen met de TU moest voeren, heeft geen goede herinneringen aan die tijd overgehouden. ,,Als ik slecht getafeld heb, denk ik er nog wel eens aan terug hoe het instituut waar wij in geloofden behandeld werd als een koekoeksjong. Maar die situatie is gelukkig veranderd.” Hij heeft zich na de onderhandelingen een jaar teruggetrokken in zijn onderzoeksgroep. Toen de interim-manager de zaakjes afgehandeld had, is De Bruingevraagd of hij de functie van wetenschappelijk directeur wilde vervullen.
De wettelijke regeling voor interfacultaire instituten schrijft een hiërarchische gestructureerde organisatie voor. De Bruin is daar niet ontevreden over. Niet zonder trots vermeldt hij dat uit een recent onderzoek naar de arbeidsbeleving op het IRI uitwees dat de mensen in zijn organisatie zich daarin minstens net zo lekker voelen als onder een meer democratische organisatie. ,,Je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat je informatievoorziening minstens net zo goed blijft en ook goed naar je mensen blijft luisteren. Daarom gaat de directie onder andere ieder jaar ook een keer koffie drinken bij alle afdelingen.”
De Bruin wijst erop dat het in geval van het IRI ook wel erg belangrijk is dat de verantwoordelijkheden duidelijk liggen. ,,Zaken als reactor en veiligheid lenen zich niet voor discussies in raden.” Uit het onderzoek bleek dat mensen met problemen op het werk als eerste naar hun directe chef stappen. ,,Dat is een goed teken. Als er geen duidelijke chef zou zijn moet dat via medezeggenschapscommissies of het informele circuit, wat minder goed werkt.”
De Bruin heeft in de loop der jaren alle hoeken van het instituut gezien. Eerst als onderzoeker, toen als hoofd van een onderzoeksgroep, daarna als dekaan en ten slotte als wetenschappelijk directeur. ,,Ik heb het altijd zo druk met nieuwe dingen dat ik geen tijd heb gehad voor een midlife crisis.”
Het onderzoek verlaten was voor De Bruin niet zo’n probleem. ,,Daar was ik destijds wel aan toe. Het is ook allemaal heel geleidelijk gegaan. Maar op internationale wetenschappelijke conferenties herkennen ze je toch heel snel niet meer.” En ook moet De Bruin wel toegeven dat het doen van onderzoek dichter bij hobbyen kwam dan het lezen van de stapels papieren die nu in een hoek van zijn bureau liggen ter voorbereiding van de vergaderingen. ,,Maar daar komen andere dingen voor in de plaats. Het leiden van een organisatie als deze is een vak apart. Ik schrijf nu artikelen over het managen van instituten. Zo heb ik toch nog wat te vertellen.”
Comments are closed.