De problemen bij de opleiding media & entertainment management van Hogeschool Inhooland zijn volgens de Onderwijsinspectie te wijten aan fouten op alle niveaus van de instelling. Er was te weinig aandacht voor het afstudeerniveau en ook het toezicht faalde.
Dat blijkt uit een tussenrapportage van de Onderwijsinspectie die onderzoek doet naar verkorte afstudeertrajecten bij de Hogeschool Inholland. Het inmiddels vertrokken college van bestuur had volgens de inspectie veel eerder kritische vragen moeten stellen bij interne rapportages over het ‘stuwmeerbeleid’ bij de overbevolkte MEM-opleiding.
Niet ingrijpen
Toch denkt ze – net als eerder de commissie-Leers – dat het college pas op 21 mei 2010 gedetailleerd op de hoogte was van de problemen. Daadkrachtig ingrijpen bleef echter ook toen uit, stelt de inspectie. Het college liet zich te makkelijk geruststellen door de centrale stafdienst van de hogeschool, die een maand later meldde dat de problemen bij MEM waren opgelost.
Raad van toezicht
Ook de – eveneens teruggetreden – raad van toezicht bleef volgens de inspectie in gebreke. Hoewel al in 2008 duidelijk was dat de verhoudingen binnen het toenmalige college van bestuur slecht waren, greep de raad niet in. Daardoor was er ‘van samenhangend en slagvaardig bestuur geen sprake’.
Sfeer
De sfeer binnen Inholland kenmerkt zich volgens de inspectie door een gebrek aan openheid en vertrouwen, mede veroorzaakt door een sinds de fusie ‘wat jachtige, top down-georiënteerde bestuursstijl’. Ze sprak met zeventien medewerkers van vier opleidingen die ‘ongewenste druk’ hadden ervaren.
Organisatie
De meeste klachten gingen over de manier waarop het onderwijs georganiseerd was: docenten kregen te weinig tijd om hun lessen voor te bereiden, na te kijken en om studenten te begeleiden. Dat leidde tot terughoudendheid bij het geven van onvoldoendes, omdat herkansingen extra tijd kosten.
Hogere cijfers
Ook gaven de medewerkers voorbeelden dat cijfers zonder overleg werden opgehoogd door managers en examencommissies. Dat zou bij in elk geval zeven verschillende opleidingen spelen. Daarover meldt de inspectie: “Er zijn managers die aan docenten laten weten dat te veel onvoldoendes ‘slecht uitkomen’, of ze nu terecht zijn of niet. In een enkel geval wordt gemeld dat in functioneringsgesprekken druk wordt uitgeoefend om docenten ‘geslaagden te laten produceren’ door te dreigen met niet-bevordering of het weigeren van een vaste aanstelling. Ook werd een voorbeeld gegeven van een leidinggevende die de examencommissie onder druk zette om een student te laten afstuderen.”
Beoordelingscriteria
In het specifieke geval van de opleiding MEM in Haarlem kwamen beide situaties voor. Er was ‘een gebrek aan heldere beoordelingscriteria en gebrek aan afstemming over wat er van studenten concreet mag worden verwacht’. Uit 170 onderzochte personeelsdossiers blijkt bovendien dat met minimaal vijftien docenten rendementsafspraken werden gemaakt, waarbij zij beloofden dat 75 of 80 procent van de studenten onder hun hoede dat jaar zou afstuderen.
Verbeterbeleid
Of het verbeterbeleid van Inholland vruchten zal afwerpen moet nog blijken. De Inspectie vindt dat de doelstellingen soms wel erg algemeen geformuleerd zijn. Bovendien heeft de hogeschool geen eigen probleemanalyse gemaakt, maar die van de commissie-Leers overgenomen. Daarnaast moet de Wet op het hoger onderwijs meer prioriteit krijgen in het ‘verbeterbeleid’: de examencommissies moeten dienovereenkomstig functioneren, de beoordeling van studenten moet worden gemonitord en de onderwijs- en examenregelingen moeten worden verbeterd.
Eindrapport
Het nieuwe college van bestuur – onder leiding van voormalig HBO-raadvoorzitter Doekle Terpstra – is daar al mee bezig, constateert de inspectie. In april volgt het eindrapport over Inholland en in juni het onderzoek naar het declaratiegedrag van de opgestapte Inholland-bestuurders.
Achteraf is het natuurlijk makkelijk praten, maar Ronald Plasterk heeft er nooit serieus rekening mee gehouden dat het kabinet daadwerkelijk twintig procent zou bezuinigen op onderwijs. Dat zei hij zondag bij de VPRO op Radio 1. In verband met de crisis kregen alle ministers bij de heroverwegingen de opdracht te bekijken hoe hun budget met een vijfde minder kon.
Tegen studenten die actievoerden tegen de mogelijke besparingen, zei Plasterk altijd diplomatiek alle opties open te houden. Ondanks een door de Kamer gesteunde motie van partijgenote Mariëtte Hamer om niet te bezuinigen op onderwijs. “Maar binnenskamers heb ik natuurlijk wel gewapperd met die motie, om te zorgen dat het onderwijs er heel goed uit zou komen. Ik heb bewust niet naar buiten geroepen: niemand komt aan het onderwijs. Dan daag je mensen uit. Maar ik was de enige minister met zo’n Kamerbrede motie in z’n binnenzak. Ik dacht, ik speel die kaart op het goede moment uit, en niet in de publiciteit.”
Plasterk hoopt zijn eigen werk in een nieuw kabinet af te maken. “Ik heb goed naar schaatscoach Henk Gemser geluisterd. Die zei: je moet altijd eerst een paar rondjes de tijd nemen om met het ijs te praten. Dat heb ik gedaan. Niet meteen met allerlei plannen komen.” Plasterk baalt er daarom van dat hij weg moet, net nu hij aan de slag kon met bijvoorbeeld het advies van de commissie Veerman over de vernieuwing van het onderwijsstelsel.
Over zijn eigen toekomst twijfelt Plasterk nog. Een bestuurlijke functie in de landelijke of lokale politiek, dan wel in het onderwijs, trekt hem wel. De komende dagen denkt hij eerst na of hij op de PvdA-lijst wil voor de komende Tweede Kamer-verkiezingen.

Comments are closed.