Campus

Ieder medium schept zijn eigen milieu

In het kader van het project ‘Kunst, techniek en vervreemding’ in het Techniek Museum hield Henk Oosterling onlangs een lezing, getiteld ‘De mens als medium der media’.

Hij doceert contemporaine Franse filosofie, dialectiek en esthetica aan de Erasmus Universiteit en heeft vele publicaties op zijn naam staan. Van zijn voordracht hieronder een sterk ingekorte weergave.

,,Waardoor voelen we ons soms vervreemd van onszelf? Waar komt het gevoel vandaan dat we door de – door onszelf ontwikkelde – technologie worden geleefd? En hoe kan de paradox verklaard worden dat we de huidige versnelling van de technologie als een zegen en als een vloek ervaren? Deze vragen staan centraal in mijn betoog, waarin ik inga op wat vervreemding in relatie tot de techniek betekent. Wat ik te berde breng is een cultuur-filosofische kanttekening bij moderne opvattingen over de techniek.

Cultuur noem ik de geïnstitutionaliseerde uitkomst van een duurzame omgang met onze medemens, met de wereld en met ons eigen innerlijk via technische en technologische media. Deze definitie strookt met de alom geaccepteerde gedachte dat cultuur overdracht van kennis, vaardigheden en instituties is. Een technisch middel of medium als materiële omgangsvorm is in deze optiek de neerslag van collectieve ervaringen en de daaruit voortgekomen kennis. Met de ploeg, de stoommachine en de computer wordt naast een technologie tevens kennis aan de volgende generaties doorgegeven.

Bijna iedereen zal het erover eens zijn dat spreken over de waarde van techniek een omzichtig manoeuvreren inhoudt tussen het Charibdis van de bevrijding en de Skylla van de vervreemding en verslaving. Men kan zich echter afvragen of ‘bevrijding’ en ‘vervreemding’ – en in hun kielzog ‘verslaving’ – wel adequate termen zijn om over de relatie tussen techniek en het menselijk bewustzijn te spreken. Wordt daarin niet ten onrechte een menselijke essentie of een zuivere oorsprong verondersteld? Een verborgen essentie die zich verwezenlijkt in de technische onderwerping van de natuur of een zuivere kern die juist bezoedeld wordt door de technisch bemiddelde omgang met de schepping.
Vergeten

Milan Kundera oppert in ‘Het boek van de lach en de vergetelheid’ (1978) dat technologie een vorm van vergeten is: zij zou het verleden en de traditie vernietigen en de mens ontslaan van veel creatieve arbeid. Technologie maakt de mens eigenlijk tot kind, meent Kundera. Niet alleen hulpeloos en afhankelijk, maar vooral ook tijdloos, omdat het verleden in de technologie is opgeslagen en dus voortdurend in het heden aanwezig is.

Theoretici van de digitale revolutie, zoals Walter Ong, benadrukken niet alleen het vergeten, maar ook het onthouden dat met de typografische techniek of met het schrift gegevenis. Hoewel sommigen er nog voor terugschrikken de Gutenberg uitvinding op een lijn te plaatsen met de ontdekking van het vuur en de uitvinding van het wiel, zijn zij erover eens dat de impact van dit medium bepalend is geweest voor de hegemonie van onze westerse cultuur. Het schrift stelt mensen niet alleen in staat efficiënter en sneller met elkaar te communiceren, het heeft het ook mogelijk gemaakt het verleden vast te leggen. Het overbrugt als het ware tijd en ruimte. Daardoor behoefde het verleden niet langer actief te worden onthouden. Ons verleden is een historisch naslagwerk. Wijsheid is in onze cultuur kennis, inzicht is overzicht geworden.
Ledematen

Technologie is niet meer weg te denken uit onze westerse beschaving. Ze maakt deel uit van onze lichamelijke oriëntatie en van ons zelfbewustzijn. Iedere nieuwe technologie roept een nieuwe omgang op met de wereld. Een omgang waarnaar individuen zich steeds vanzelfsprekender voegen. Van de hakschop naar het schrift, de tv en de computer lijkt een grote stap, maar technische hulpmiddelen zijn evenals abstractere middelen zoals schrift en elektronische technologieën ‘media’ in de ruimste zin van het woord: middelen om met de wereld, met de anderen en met onszelf te communiceren.

De Canadese mediagoeroe Marshall McLuhan heeft in ‘Understanding Media’ (1964) betoogd dat media ‘extensies’, oftewel verlengstukken van het lichaam zijn: ledematen, organen, zintuigen en het zenuwstelsel zijn altijd al veruitwendigd in technieken en technologieën, in media. Dit zijn door de mens geschapen tijd- en ruimtestructuren waarin de wereld als het ware wordt afgetast. Klok, landkaart en microscoop, weefgetouw, stoomtrein, auto en vliegtuig, camera, tv, computer en virtual-realitysimulatoren hebben onze tastzin, onze tactiliteit grootschaliger, sneller, maar vooral weerstandslozer en immateriëler gemaakt.

Ieder medium schept op den duur een eigen milieu. In dit nieuwe milieu worden beproefde media geobjectiveerd. Zo werd de telefoon aanvankelijk gebruikt om aan te kondigen dat er een telegram aankwam. Maar binnen de kortste tijd maakte de telefoon het telegram overbodig. De telefoon is van een simpel versnellingsapparaat een sociaal milieu geworden. Zo slokt ieder nieuw medium het oude op. Ieder nieuw medium doorbreekt de vanzelfsprekendheid van een eerder medium door het tot inhoud van zichzelf te maken: the medium is the message.
Januskop

Waar komt in dit verhaal het begrip ‘vervreemding’ ter sprake? Wat veronderstelt dit begrip? In ieder geval een specifiek-moderne opvatting van ons bewustzijn. In de eerste helft van de negentiende eeuw, ten tijde van de industrialisatie, is de hegeliaanse en marxistische (dat wil zeggen: in de dialectische traditie) een van de filosofische pogingen om ingrijpende maatschappelijke veranderingen te verklaren. McLuhans utopie van een ‘global village‘, een elektronische wereldgemeenschap die nu volgens sommigen door Internet in World Wide Web wordt verwerkelijkt, is een laatmoderne variant van die van Hegel en Marx. De door eerdere mediagefragmenteerde ervaring zou door de elektronische media, met name de tv worden hersteld.

Laat ik proberen met Kundera’s opmerking over technologie als vergetelheid en vanuit McLuhans uitspraak ‘the medium is the message‘ een ander licht te werpen op onze vermeende authenticiteit. Mijn stelling luidt: het vanzelfsprekend worden van eerdere media in nieuwe media gaat gepaard met een tweeslachtige ervaring: een van vervreemding en een van authenticiteit. Vervreemding en authenticiteit zijn in mijn optiek voor alles effecten van intermediale werkingen.

De roep om authenticiteit gaat altijd gepaard met een beroep op een reeds verloren authenticiteit. Deze klinkt op wanneer ons bij het eigen maken van een nieuw medium het bevreemdende gevoel van verlies bekruipt. De grond van deze desolaatheid is een als authentiek – dat wil zeggen: als vanzelfsprekend – ervaren voorafgaand mediaal stadium. Voordat het nieuwe medium het oude incorporeerde, waren de oude media door hun intregatie in het alledaagse bestaan zo vanzelfsprekend geworden dat ze als bestaansmiddelen werden ervaren. Telkens weer wordt deze vanzelfsprekendheid in volgende media doorbroken, waarbij de verloren vanzelfsprekendheid een kritische status wordt toegedicht. Eisen zo’n belichaamd medium af te staan, staat gelijk met het afhakken van een arm of het uitsteken van een oog.

Authenticiteit en vervreemding ontkennen elkaar niet: ze vormen een Januskop. Authenticiteit is echter het resultaat van het opheffen van het vergeten dat, volgens Kundera, in het technologisch medium besloten ligt. Zo zijn authenticiteit en vervreemding elkaar genererende schijnbewegingen van een altijd al bemiddeld, van een principieel mediaal bestaan. Zo ons zelfbewustzijn samenvalt met mediale schijnbewegingen, dan blijkt onze werkelijkheid door niets anders dan door schijn te worden bewogen.
Anti-milieu

Het is op dit punt dat de derde term, ‘kunst’ voor het voetlicht treedt. McLuhan wijst op een zeer intrigerende observatie: het oude milieu wordt door het nieuwe tot een kunstvorm verheven. Zo werd tijdens de overgang van een agrarische naar een industriële samenleving aan het eind van de achttiende eeuw de Natuur voor het eerst geobjectiveerd en tot kunstvorm verheven. De schilderijen van John Constable zijn negentiende-eeuwse gestalten van deze natuurverering. Wat dit voor de overgang van het mechanisch-industriële milieu naar het elektronische betekent, laat zich raden: het machinale wordt tot een kunstvorm.

Deze wending naar de kunst is niet nieuw. Reeds bij Marx kwam de kunst in beeld. De bevrijde staat – de toestand waarin de mens zijn essentie realiseert, dat wil zeggen: tot zichzelf komt – openbaart zich in de persoon van de van iedere arbeidsdeling bevrijde, autonome kunstenaar. Hij overziet en bestuurt volledig de weg die zijn product aflegt. De gedachte dat de vervreemding wordt opgelost in een zelfverkozen, doorgaans niet-burgerlijke levensstijl vindt eerst in het negentiende-eeuwse bohème-kunstenaarschap, vervolgens in de twintigste-eeuwse avant-garde verder zijn beslag. Kunst blijkt dan, om tot slot nog eenmaal de woorden van McLuhan aan tehalen, ‘een anti-milieu’.”

In het kader van het project ‘Kunst, techniek en vervreemding’ in het Techniek Museum hield Henk Oosterling onlangs een lezing, getiteld ‘De mens als medium der media’. Hij doceert contemporaine Franse filosofie, dialectiek en esthetica aan de Erasmus Universiteit en heeft vele publicaties op zijn naam staan. Van zijn voordracht hieronder een sterk ingekorte weergave.

,,Waardoor voelen we ons soms vervreemd van onszelf? Waar komt het gevoel vandaan dat we door de – door onszelf ontwikkelde – technologie worden geleefd? En hoe kan de paradox verklaard worden dat we de huidige versnelling van de technologie als een zegen en als een vloek ervaren? Deze vragen staan centraal in mijn betoog, waarin ik inga op wat vervreemding in relatie tot de techniek betekent. Wat ik te berde breng is een cultuur-filosofische kanttekening bij moderne opvattingen over de techniek.

Cultuur noem ik de geïnstitutionaliseerde uitkomst van een duurzame omgang met onze medemens, met de wereld en met ons eigen innerlijk via technische en technologische media. Deze definitie strookt met de alom geaccepteerde gedachte dat cultuur overdracht van kennis, vaardigheden en instituties is. Een technisch middel of medium als materiële omgangsvorm is in deze optiek de neerslag van collectieve ervaringen en de daaruit voortgekomen kennis. Met de ploeg, de stoommachine en de computer wordt naast een technologie tevens kennis aan de volgende generaties doorgegeven.

Bijna iedereen zal het erover eens zijn dat spreken over de waarde van techniek een omzichtig manoeuvreren inhoudt tussen het Charibdis van de bevrijding en de Skylla van de vervreemding en verslaving. Men kan zich echter afvragen of ‘bevrijding’ en ‘vervreemding’ – en in hun kielzog ‘verslaving’ – wel adequate termen zijn om over de relatie tussen techniek en het menselijk bewustzijn te spreken. Wordt daarin niet ten onrechte een menselijke essentie of een zuivere oorsprong verondersteld? Een verborgen essentie die zich verwezenlijkt in de technische onderwerping van de natuur of een zuivere kern die juist bezoedeld wordt door de technisch bemiddelde omgang met de schepping.
Vergeten

Milan Kundera oppert in ‘Het boek van de lach en de vergetelheid’ (1978) dat technologie een vorm van vergeten is: zij zou het verleden en de traditie vernietigen en de mens ontslaan van veel creatieve arbeid. Technologie maakt de mens eigenlijk tot kind, meent Kundera. Niet alleen hulpeloos en afhankelijk, maar vooral ook tijdloos, omdat het verleden in de technologie is opgeslagen en dus voortdurend in het heden aanwezig is.

Theoretici van de digitale revolutie, zoals Walter Ong, benadrukken niet alleen het vergeten, maar ook het onthouden dat met de typografische techniek of met het schrift gegevenis. Hoewel sommigen er nog voor terugschrikken de Gutenberg uitvinding op een lijn te plaatsen met de ontdekking van het vuur en de uitvinding van het wiel, zijn zij erover eens dat de impact van dit medium bepalend is geweest voor de hegemonie van onze westerse cultuur. Het schrift stelt mensen niet alleen in staat efficiënter en sneller met elkaar te communiceren, het heeft het ook mogelijk gemaakt het verleden vast te leggen. Het overbrugt als het ware tijd en ruimte. Daardoor behoefde het verleden niet langer actief te worden onthouden. Ons verleden is een historisch naslagwerk. Wijsheid is in onze cultuur kennis, inzicht is overzicht geworden.
Ledematen

Technologie is niet meer weg te denken uit onze westerse beschaving. Ze maakt deel uit van onze lichamelijke oriëntatie en van ons zelfbewustzijn. Iedere nieuwe technologie roept een nieuwe omgang op met de wereld. Een omgang waarnaar individuen zich steeds vanzelfsprekender voegen. Van de hakschop naar het schrift, de tv en de computer lijkt een grote stap, maar technische hulpmiddelen zijn evenals abstractere middelen zoals schrift en elektronische technologieën ‘media’ in de ruimste zin van het woord: middelen om met de wereld, met de anderen en met onszelf te communiceren.

De Canadese mediagoeroe Marshall McLuhan heeft in ‘Understanding Media’ (1964) betoogd dat media ‘extensies’, oftewel verlengstukken van het lichaam zijn: ledematen, organen, zintuigen en het zenuwstelsel zijn altijd al veruitwendigd in technieken en technologieën, in media. Dit zijn door de mens geschapen tijd- en ruimtestructuren waarin de wereld als het ware wordt afgetast. Klok, landkaart en microscoop, weefgetouw, stoomtrein, auto en vliegtuig, camera, tv, computer en virtual-realitysimulatoren hebben onze tastzin, onze tactiliteit grootschaliger, sneller, maar vooral weerstandslozer en immateriëler gemaakt.

Ieder medium schept op den duur een eigen milieu. In dit nieuwe milieu worden beproefde media geobjectiveerd. Zo werd de telefoon aanvankelijk gebruikt om aan te kondigen dat er een telegram aankwam. Maar binnen de kortste tijd maakte de telefoon het telegram overbodig. De telefoon is van een simpel versnellingsapparaat een sociaal milieu geworden. Zo slokt ieder nieuw medium het oude op. Ieder nieuw medium doorbreekt de vanzelfsprekendheid van een eerder medium door het tot inhoud van zichzelf te maken: the medium is the message.
Januskop

Waar komt in dit verhaal het begrip ‘vervreemding’ ter sprake? Wat veronderstelt dit begrip? In ieder geval een specifiek-moderne opvatting van ons bewustzijn. In de eerste helft van de negentiende eeuw, ten tijde van de industrialisatie, is de hegeliaanse en marxistische (dat wil zeggen: in de dialectische traditie) een van de filosofische pogingen om ingrijpende maatschappelijke veranderingen te verklaren. McLuhans utopie van een ‘global village‘, een elektronische wereldgemeenschap die nu volgens sommigen door Internet in World Wide Web wordt verwerkelijkt, is een laatmoderne variant van die van Hegel en Marx. De door eerdere mediagefragmenteerde ervaring zou door de elektronische media, met name de tv worden hersteld.

Laat ik proberen met Kundera’s opmerking over technologie als vergetelheid en vanuit McLuhans uitspraak ‘the medium is the message‘ een ander licht te werpen op onze vermeende authenticiteit. Mijn stelling luidt: het vanzelfsprekend worden van eerdere media in nieuwe media gaat gepaard met een tweeslachtige ervaring: een van vervreemding en een van authenticiteit. Vervreemding en authenticiteit zijn in mijn optiek voor alles effecten van intermediale werkingen.

De roep om authenticiteit gaat altijd gepaard met een beroep op een reeds verloren authenticiteit. Deze klinkt op wanneer ons bij het eigen maken van een nieuw medium het bevreemdende gevoel van verlies bekruipt. De grond van deze desolaatheid is een als authentiek – dat wil zeggen: als vanzelfsprekend – ervaren voorafgaand mediaal stadium. Voordat het nieuwe medium het oude incorporeerde, waren de oude media door hun intregatie in het alledaagse bestaan zo vanzelfsprekend geworden dat ze als bestaansmiddelen werden ervaren. Telkens weer wordt deze vanzelfsprekendheid in volgende media doorbroken, waarbij de verloren vanzelfsprekendheid een kritische status wordt toegedicht. Eisen zo’n belichaamd medium af te staan, staat gelijk met het afhakken van een arm of het uitsteken van een oog.

Authenticiteit en vervreemding ontkennen elkaar niet: ze vormen een Januskop. Authenticiteit is echter het resultaat van het opheffen van het vergeten dat, volgens Kundera, in het technologisch medium besloten ligt. Zo zijn authenticiteit en vervreemding elkaar genererende schijnbewegingen van een altijd al bemiddeld, van een principieel mediaal bestaan. Zo ons zelfbewustzijn samenvalt met mediale schijnbewegingen, dan blijkt onze werkelijkheid door niets anders dan door schijn te worden bewogen.
Anti-milieu

Het is op dit punt dat de derde term, ‘kunst’ voor het voetlicht treedt. McLuhan wijst op een zeer intrigerende observatie: het oude milieu wordt door het nieuwe tot een kunstvorm verheven. Zo werd tijdens de overgang van een agrarische naar een industriële samenleving aan het eind van de achttiende eeuw de Natuur voor het eerst geobjectiveerd en tot kunstvorm verheven. De schilderijen van John Constable zijn negentiende-eeuwse gestalten van deze natuurverering. Wat dit voor de overgang van het mechanisch-industriële milieu naar het elektronische betekent, laat zich raden: het machinale wordt tot een kunstvorm.

Deze wending naar de kunst is niet nieuw. Reeds bij Marx kwam de kunst in beeld. De bevrijde staat – de toestand waarin de mens zijn essentie realiseert, dat wil zeggen: tot zichzelf komt – openbaart zich in de persoon van de van iedere arbeidsdeling bevrijde, autonome kunstenaar. Hij overziet en bestuurt volledig de weg die zijn product aflegt. De gedachte dat de vervreemding wordt opgelost in een zelfverkozen, doorgaans niet-burgerlijke levensstijl vindt eerst in het negentiende-eeuwse bohème-kunstenaarschap, vervolgens in de twintigste-eeuwse avant-garde verder zijn beslag. Kunst blijkt dan, om tot slot nog eenmaal de woorden van McLuhan aan tehalen, ‘een anti-milieu’.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.